Duo
Decimo
Een waanzinnige existentiële leegte
Een pornobioscoop. Alberta, de eigenaresse van de bioscoop, duwt al rokend en starend naar het scherm een winkelkarretje volgeladen met kratten bier voor zich uit. Harvey, een bezoeker, komt even later binnen met een tafel, een tapijt en een stoel. Dan komt er een dronken zeeman binnen, genaamd Dronken Zeeman, die starend op een lijstje en wild gebarend achterin gaat zitten. De drie zitten en kijken naar de film. Zeeman: ‘Dit is een gijzeling!’
Bovenstaand fragment is de openingsscène van het toneelstuk Cutup/Uppercut van Alex d'Electrique; een theatergroep die van absurditeiten en humor houdt. Het geheel speelt zich af in een pornobioscoop waar Alberta en Harvey gegijzeld worden door een dronken zeeman. Vreemd genoeg vinden de gegijzelden het helemaal niet erg om gegijzeld te worden; er is geen paniekreactie te bespeuren. Veeleer is er sprake van opluchting: misschien is dit wel dé manier om hun nietszeggende, saaie leven te ontvluchten! De gegijzelden en gijzelaar verlekkeren zich dan ook, zij het voor korte tijd, over het feit dat de buitenwereld éindelijk aandacht aan ze besteedt. Drie jaar later zitten ze er echter nog steeds (een extreme vorm van Raffung tussen scène 12 en 13) en de buitenwereld is onderhand vergeten dat ze überhaupt bestaan. De gijzeling, waarvan ze hoopten dat het hun een nieuw leven zou brengen vol goud en glamour, eindigt (letterlijk) in een strontpaleis: Harvey heeft de hele pornobioscoop gevuld met zijn uitwerpselen.
Op het eerste gezicht lijken de stukken van d'Electrique louter nonsens te bevatten. De ene bizarre situatie volgt de andere op zonder dat er enige structuur of rode draad aanwezig lijkt te zijn. Conventioneel theater brengt d'Electrique zeker niet, maar stukken die als los zand aan elkaar hangen evenmin. Bij nadere beschouwing blijkt dat deze theaterstukken wel degelijk op een zeer ingenieuze wijze in elkaar zijn gezet.
Ko van den Bosch, die sinds 1988 de vaste schrijver van de teksten voor d'Electrique is, laat zich bij het schrijven van zijn toneelteksten inspireren door uiteenlopende zaken als tekenfilms van Tex Avery, Monty Python, dadaïsme, B-films, Performance Art en allerlei Europese (volks-)verhalen. Bij de repetities wordt er niet uitgegaan van een vast script. Van den Bosch tekent de contouren van personages, de verhaallijn, de thematiek en stijl van het stuk; de rest wordt ingevuld tijdens de repetities. De acteurs worden zo niet gedwongen zich aan te passen aan de tekst; zij kunnen de tekst juist naar hun hand zetten. Deze manier van werken in combinatie met de uiteenlopende inspiratiebronnen voor de toneelteksten geeft aan dat een montagestructuur kennelijk bewust wordt nagestreefd. Deze montagestructuur wordt in diverse aspecten van de toneelstukken voortgezet.
Wat bij nadere beschouwing van de indeling van de teksten vooral opvalt, is de (schijnbaar) willekeurige plaatsing van de scènes achter elkaar: de scènes verschillen qua lengte drastisch van elkaar, sommige scènes bevatten in het geheel geen tekst, andere bestaan enkel uit één of meerdere monologen en weer andere bevatten flitsende dialogen. Er is geen sprake van een logisch-chronologische volgorde; men zou eerder kunnen spreken van een collage-achtige structuur. Mede door het feit dat de verschillende scènes zo variëren ten opzichte van elkaar, qua inhoud en vorm, krijgt de voorstelling een ongelooflijke snelheid en wordt de indruk van complete chaos, waar de theaterstukken van d'Electrique bekend om zijn, gewekt. Als toeschouwer lijkt het of iedere scène een andere zender op een tv-toestel is, waar men gedurende de voorstelling langs zapt; bij sommige kanalen wordt langer stilgestaan, terwijl andere even worden ‘aangeflitst’ en dan weer weggezapt.
De chaos die in de vorm van de teksten heerst, wordt ook