opgelost worden. Zo is het leven van de hedendaagse westerse mens op bepaalde punten prettiger geworden door veranderingen, die door de techniek geïnitieerd zijn: de mechanisering van de productie zorgde voor kortere werkdagen, de inentingen en mogelijkheden tot een betere hygiëne verminderden de kindersterfte, de ontwikkeling van allerlei transportmiddelen bood veel mensen de kans meer van de wereld te zien dan slechts de eigen omgeving, enzovoorts.
De status die in dit verband aan de techniek en de natuurwetenschappen toegekend wordt, straalt ook af op het natuurwetenschappelijk taalgebruik, dat Hermans scherp laat afsteken tegen de zinloze taal over bijvoorbeeld de moraal. Toch lijkt er binnen Hermans' taalopvattingen een raakvlak tussen beide soorten taalgebruik te zijn. Hermans betoogt namelijk dat een uitspraak, een argumentatie of proces zinvoller is, naarmate er een beter resultaat mee behaald wordt. Als het ene technische procédé een telefoon oplevert, die beter is dan eenzelfde product dat volgens een ander procédé is gemaakt, is de eerste variant waardevoller. In het verlengde hiervan zou je kunnen zeggen, dat de ene morele gedragsregel zinvoller is dan de andere, wanneer er een beter resultaat mee wordt behaald. Zo bekeken kan de gedragsregel ‘niemand mag stelen’ als moreel superieur aan de regel ‘iedereen mag pakken wat hij pakken wil’ beschouwd worden, omdat de eerste regel beter werkt. Het zorgt er immers voor dat het individu in een stabielere samenleving leeft, en zo een gelukkiger en productiever bestaan kan leiden.
Deze koppeling tussen functionaliteit en waardeoordeel, lijkt behoorlijk ver afgedwaald te zijn van het waardevrije van Hermans' nihilistische filosofie, maar is het niet. In het essay ‘Het sadistische universum’ bespreekt Hermans leven en werk van de Markies de Sade. Hij behandelt daarbij vanzelfsprekend ook Sades afwijkende houding tot de moraal. Hermans betoogt allereerst: ‘De moraal, de theologie, het recht of de polemologie spelen een rol in de menselijke komedie, maar het blijft een rol en het blijft komedie.’ Waarna Hermans constateert dat: ‘[...] Sade [...] een standpunt buiten de menselijke komedie ingenomen [heeft].’ Een positionering die de markies op een levenslange strijd met de maatschappij en een lange periode achter de tralies kwam te staan. Toch had Sade een duidelijk beeld van hoe het maatschappelijk verkeer werkt, zoals blijkt uit La nouvelle Justine [IV]: ‘de deugd is, als de misdaad, maar een manier zich te gedragen in de wereld. [...] In een volledig deugdzame wereld zou ik je de deugd aanraden omdat daaraan de beloningen verbonden zijn. In een totaal verdorven wereld zal ik je nooit iets anders dan de ondeugd aanbevelen. Wie de weg van de anderen niet volgt, verongelukt zonder mankeren.’ Dit citaat, dat Hermans aan het begin van het essay aanhaalt en waarvan de strekking zeer verwant is aan Hermans' opvattingen, stelt de functionaliteit boven alles. In dit verband wordt goed gedrag gelijkgesteld met opportunisme: het is alleen aan te raden als het je levenskansen vergroot, als het gunstig voor je is, je er verder mee komt. Zoals de ene zaag beter kan zijn dan de andere, omdat dat stuk gereedschap gemakkelijker is in het gebruik, zo kan ook een bepaalde levenshouding uit pragmatische overwegingen de voorkeur verdienen boven een andere. Op deze manier is de moraal tot een technisch begrip teruggebracht, waarin geen ruimte meer is voor hoogstaande
opvattingen over de
mens en diens positie in het leven. Volgens deze theorie staat niet vast wat goed en slecht, verheven of verdorven is, alles kan in principe op beide manieren beschouwd worden. Aan welk gedrag, of opvatting uiteindelijk de voorkeur gegeven moet worden, is afhankelijk van de consequenties die het zal hebben.
Dit in overweging nemend is Hermans' scepsis over de moraal vooral twijfel aan het idee dat er vaste, altijd geldende morele waarheden zijn. Terwijl het al helemaal uitgesloten is dat hij kan instemmen met het idee van hogere instanties, die deze vaste leefregels onder de mensheid legitimeren. Toch erkent Hermans evenzeer als moralisten, idealisten en ‘waarden en normen-predikers’ dat bepaalde gedragingen ‘beter’ zijn dan andere, maar hij benadrukt de betrekkelijkheid van dit ‘beter zijn’. Voor hem is de moraal een verzameling afspraken, die zolang ze goed werken, gebruikt kunnen worden. Op het moment dat ze tekort schieten, zullen daar andere - al dan niet individuele - afspraken voor in de plaats komen, omdat de mens zich altijd zo goed mogelijk uit zal rusten voor te overleven. Uit deze pragmatische moraal volgt een levenshouding die de mens ertoe oproept er maar het beste van te maken. De mens moet het leven zo goed mogelijk door zien te komen, met gebruikmaking van de instrumenten die hem daartoe ter beschikking staan; variërend