column
De zonden van de lezer (6): Gierigheid
Jan Vorstenbosch
Zelf behoor ik tot het slag mensen dat maar moeilijk de portemonnee trekt voor een roman, ook al is ie vuistdik. Mijn mond viel dan ook open van verbazing, toen mijn zoontje van elf onlangs liet weten dat hij maar even tweehonderd gulden uit zijn spaarpot wilde halen om de boeken van ene mevrouw Beckman aan te schaffen. Ik wist al wel dat hij een vurig lezertje was, maar dat het zo diep zat... Ik heb nog wat gemompeld over ‘Weet je het wel zeker...’, maar al gauw voelde ik me ook wel een beetje ontmaskerd als gierigaard. Er maakte zich zelfs iets van vaderlijke trots van mij meester omdat datgene wat ik zelf blijkbaar niet kan opbrengen - dat de waarde die ik aan boeken hecht, zich ook uit in de prijs die ik bereid ben om ervoor te betalen - zich dan toch maar mooi in mijn zoon manifesteerde. Het zijn de kleine geneugten van het vaderschap.
Gierigheid is de ondeugd die niet indirect - zoals vrijwel alle andere ondeugden (vraatzucht, jaloezie) - maar direct onze houding tegenover het materiële en in het bijzonder het monetaire betreft. Het ligt dan ook voor de hand om de overpeinzing over deze zonde en het lezen te beginnen met een anekdote over bekrompenheid in het financiële. De gierigaard zit op zijn geld, geeft het moeizaam uit, en al helemaal niet aan anderen. De gedachte dringt zich op dat de lezer, in die merkwaardig abstracte gedaante die wij nodig hebben om iets algemeens te zeggen over zijn of haar zonden, niet wezenlijk gierig kan zijn omdat hij er, gegeven zijn passie, heel wat voor over moet hebben om de verhalen en verzinsels van schrijvers te bemachtigen. De proef op deze som kunnen wij echter niet nemen, omdat de praktijk van het lenen een handige manier is om dit verlangen te bevredigen zonder er veel armer van te worden. Geestelijk rijk zonder dat het iets kost, wat is er mooier?
Hoeveel van de vier procent economische groei van de laatste jaren gaat eigenlijk in de aankoop van romans zitten? In poëzie, heb ik begrepen, gaat maar bitter weinig om en daarom wil ik hier met enige trots melden dat ikzelf toch gauw anderhalve meter gedichten bezit. Dat betekent ook dat mijn gierigheid, zoals van vrijwel iedereen in deze tijd, een gekwalificeerde gierigheid is: ik geef mijn geld niet uit aan x maar wel aan y. In het geval van boeken richt ik me op wetenschappelijke edities van filosofische teksten, die bewezen hebben de tand des tijds te kunnen doorstaan en, in bescheidener mate, op poëzie. De literaire romans in mijn boekenverzameling zijn daarentegen bijna allemaal gekregen, in de uitverkoop gekocht of in een uitgave die zo goedkoop was dat ik een dief van mijn eigen portemonnee zou zijn, als...
Bij nader inzien lijken mijn voorkeuren vooral te zijn ingegeven door de behoefte om geld alleen uit te geven aan boeken van blijvende waarde, boeken die tegen herlezing bestand zijn, die zich niet gemakkelijk prijsgeven, wat een mooie uitdrukking is in dit verband. De meeste romans lees ik in een ruk uit, sla ze ergens op in de grijze hersenmassa die ik de mijne mag noemen, en breng de fysieke vorm ervan terug naar waar ze horen. Het is, vermoed ik, het verhalende in romans dat me ertoe brengt om het na een keer voor gelezen en gezien te houden. Per slot van rekening leef je je eigen leven ook maar één keer, dus waarom zou je een verhaal over het leven van een romanpersoon vijf keer moeten meemaken. Toegegeven, het leven van romanpersonen is meestal boeiender (maar niet altijd) maar daar staat tegenover dat het leven kort is en de kunst lang, rijk en veelzijdig, zodat er ook compromissen gesloten moeten worden. Het is een theorie van niks, ik weet het, maar het empirische gegeven dat er maar heel weinig echte herlezers van romans zijn, blijft mijns inziens wel overeind.
Genoeg over deze vorm van de gierigheid die eigenlijk geen gierigheid is, maar selectiviteit. Het thema drukt ons daarmee weer eens op de neus van het feit dat de relaties tussen de ondeugden en de lezer ‘an sich’ maar geen vaste (intrinsieke) vorm willen aannemen, reden waarom ik van tijd tot tijd maar schrijver dezes als lezer opvoer in de hoop dat althans een deel van mijn eigenaardigheden voor de lezer herkenbaar zijn. Wie ben ik immers om te denken dat ik uniek ben?
Een van de oorzaken van dit doorzeurende probleem is dat de lezer eigenlijk een non-person is, die