[Nummer 4]
redactioneel
Ter ere van het eeuwfeest van de geboorte van Nicolaas Beets kreeg de jonge beeldhouwer Jan Bronner in 1914 de opdracht een Hildebrand-monument te maken. Het zou een beeldengroep worden met acht personages uit de Camera Obscura en een beeld van Hildebrand zelf, geplaatst bij een fontein die de gemeente Haarlem had besloten te bouwen in de Haarlemmerhout. Na een paar jaar was de betonnen fonteinbak gereed en informeerde de gemeente naar de vorderingen van het monument. Bronners artistieke inzichten waren echter volop in ontwikkeling en hij bleef schaven aan zijn ontwerpen. Daarnaast ontstond er hevige discussie over de plaats van het monument. Vele jaren gingen voorbij. Godfried Bomans spotte: ‘Het Rijnland werd ingelijfd, Abessinië veroverd, Polen overweldigd, maar Bronner kapte voort. De Tweede Wereldoorlog barstte los. Duitsland stortte in, Japan capituleerde, maar Bronner kapte voort.’ Uiteindelijk werd het monument op 1 juni 1962 onthuld en kwam een 48-jarige oprichtingsgeschiedenis ten einde.
Dat de gemeente Haarlem dit langdurige en geldverslindende drama overhad voor een gedenkteken voor een schrijver, bewijst de waarde die het werk van Hildebrand heeft voor de stad. Op een andere manier is zijn werk van belang voor de Haarlemse schrijver Lodewijk van Deyssel. Gaston Franssen gebruikt in zijn artikel het verhaal ‘Een onaangenaam mens is de Haarlemmerhout’ uit de Camera Obscura om te laten zien dat de schrijfwijze in Van Deyssels De Adriaantjes sterke overeenkomsten vertoont met de schildertechniek van het pointillisme.
Een andere kunstvorm speelt een rol in de bijdrage van Emanuel Overbeeke over de romans van Anna Enquist. Aan de hand van muziek is een verandering in haar schrijverschap waar te nemen. Verder is in dit nummer een beschouwing te vinden over drie werken van Willem Bilderdijk waarin hij zijn visie op onder andere Genesis en de evolutietheorie op zeer uiteenlopende wijze uiteenzet. Het interview kent dit keer een dubbelslag; het gesprek werd gehouden met Willem Jan Otten, maar ging voor een groot deel over de films van Yasujiro Ozu. In de recensierubriek wordt aandacht besteed aan twee tijdschriften die dit jaar voor het eerst uitkwamen, en de moraal van W.F. Hermans wordt belicht in een van de duodecimo's.