| |
| |
| |
Ik geloof gewoon niet in fantasie
Interview met Maria Barnas
Floske Kusse en Inge Werner
Vorig jaar verscheen de debuutroman Engelen van ijs van Maria Barnas. Verschillende recensenten schreven lovend over deze roman en onlangs werd Barnas genomineerd voor de Debutantenprijs. In november zal de jury bekend maken wie van de vijf genomineerden het meest veelbelovend is. Naast schrijfster is Barnas studente aan de Kunstacademie. Zowel in haar teken- en schilderwerk als bij het schrijven, komt de drang om de werkelijkheid te ordenen naar voren. In dit gesprek vertelt Barnas hoe zij op de vage grens tussen feit en fictie de chaos van alledag in woord en beeld probeert te vangen.
‘Altijd dat commentaar van docenten: “Zo Maria. Wat is dat?” “Uhm... een ding.” “Ga je het nog afmaken?” “Het is af.” Ik verlang ernaar om klaar te zijn met mijn opleiding. Niet elke dag iemand die meekijkt met wat je maakt, niet alles hoeven uitleggen en verantwoorden.’ Maria Barnas (1973) doet dit jaar eindexamen aan de Rietveld Academie in Amsterdam, momenteel werkt ze naar de eindexamenexpositie toe. Op deze tentoonstelling krijgen de studenten de mogelijkheid zichzelf te presenteren aan de kunstwereld. De galeriehouders komen kijken en de tendens is: als je het dan niet doet, sla je de plank mis. Barnas betwijfelt echter of het er wel zo op aankomt op de examenexpositie. ‘Louise Bourgeois was drieënnegentig toen zij bekend werd met haar werk, fantastische schilderijen maakte ze. Dus of je nou wel of niet door de galeriehouders in Amsterdam wordt opgepikt...’
Barnas heeft met publiceren in ieder geval niet gewacht tot haar drieënnegentigste. In juni 1997 debuteerde zij aan het literaire front met een roman. Publicaties van haar hand verschenen in onder andere Maatstaf en Tirade. Daarnaast was zij een van de initiatiefnemers bij de oprichting van MillenniuM, het tijdschrift van de Kunstgroep Lage Landen. Zij heeft zich een aantal jaar intensief met MillenniuM bezig gehouden en die periode is, zo zegt ze zelf, heel vormend geweest. ‘Toen het afliep heb ik een heel groot rouwproces moeten doorlopen, dat heeft net zolang geduurd als afscheid nemen van mijn eerste grote liefde, compleet met slapeloosheid. Hoe hectisch het ook was, de groep was heel hecht. Een gedeeld ideaal verbindt je sterk met elkaar. Het gevaar is dat je voor een deel uit MillenniuM gaat bestaan, net als wanneer je heel erg van iemand houdt.’
Vorig jaar trad Barnas met haar dichtwerk op in Frascati tijdens het Double Talk poëziefestival, waar cross-overs tussen rap en poëzie ten gehore werden gebracht. In het literair theater Perdu experimenteerde zij met emoties. Zij testte daar in het programma ‘Papieren geliefden’ reacties van toeschouwers op een reeks snel voorgelezen fragmenten, die in meer of mindere mate ontroering op zouden moeten roepen. ‘Het effect was zoals ik had voorspeld. De emoties die opgeroepen werden, hadden heel weinig te maken met de inhoud van de fragmenten. Het ging meer om de toestand waarin het publiek verkeerde, of ze bijvoorbeeld wel of niet een aangrijpend programma op tv hadden gezien, een soort chemische reactie.’
| |
Het verhaal zonder einde
In Barnas' debuutroman Engelen van ijs doet de tweeëntwintigjarige Marike een poging haar leven op orde te krijgen. Het boek bestaat uit twee delen, waarin fragmenten uit heden en verleden elkaar afwisselen. Het eerste deel beslaat een zondag, de dag waarop Marike besluit haar depressieve en aan medicijnen verslaafde vriend Sandor te verlaten en naar haar tante op IJsland te gaan. Daar hoopt zij tot rust te komen en de chaos in haar hoofd te ordenen. ‘Ik wil dat mijn gedachtewereld als een kalme wateroppervlakte is,’ zegt Marike. In het tweede deel van de roman worden vijf dagen van haar verblijf op het eiland besproken. Na deze werkweek is Marike tot rust gekomen en lijkt zij een keuze te hebben
| |
| |
gemaakt over wat zij met de rest van haar leven wil gaan doen.
Aleid Truijens schreef in de Volkskrant van 13 juni 1997 over dit debuut: ‘Het is alleen te hopen dat [Maria Barnas] nog niet, zoals haar hoofdpersoon gelouterd uit de strijd naar voren is gekomen. Dat zou jammer zijn voor de literatuur.’ De schrijfster zelf over de vermeende loutering van haar hoofdpersoon: ‘Je mag een boek natuurlijk interpreteren zoals je wilt, maar volgens mij is er helemaal geen sprake van loutering; hoogstens van een tijdelijke kalmte. Als je de natuur van die Marike bekijkt, kan die kalmte heel tijdelijk zijn. Je hebt geen idee of ze wel of niet teruggaat naar Sandor, of dat ze misschien wel van een rots springt.’
Engelen van ijs begon als een kort verhaal. Barnas heeft altijd verhaaltjes geschreven; korte stukjes, brieven en dagboeken. Maar aan dit verhaal kwam geen einde. Het ging maar door, het werd groter en groter. ‘Op een gegeven moment was het gewoon raak. De toon was goed, de personages werkten en waren na tien pagina's nog niet af. En na twintig pagina's ook niet.’ De auteur bleef verschillende verhaallijnen ontdekken die steeds verder uitgewerkt konden worden en na zestig pagina's wist zij dat het een boek aan het worden was. ‘Ik dacht: “dit is een compleet iets dat op zichzelf kan staan.” Dat heeft met een soort spanningsboog te maken. Vergelijk het met een steen die je vlak op het water gooit en die in boogjes afketst. Meestal gooi je gewoon, of je laat de steen vallen, maar soms...’ Er is echter wel oefening nodig om een steen op de juiste manier te gooien. ‘Al die verhaaltjes van vroeger kunnen onbewust vingeroefeningen geweest zijn. Misschien had ik altijd al in mijn achterhoofd dat het naar iets groots toe moest, iets met samenhang. Ik denk dat het vergelijkbaar is met iemand die voor het eerst gitaar gaat spelen, die droomt toch ook stiekem van een nummer één hit?’
Bij uitgeverij Van Oorschot lag Barnas' manuscript vervolgens negen maanden op een plank. Afspraken werden telkens uitgesteld; de ene keer was het vakantie, dan weer ging Voskuil voor en uiteindelijk duurde het Barnas te lang. Ze kreeg de kans haar werk aan Ronald Dietz van de Arbeiderspers te laten lezen. ‘Hij belde 's ochtends op en zei dat hij het in één nacht had uitgelezen en dat zijn vrouw heel boos was geworden omdat hij niet bij haar was komen liggen. Hij vond het een heel mooi boek en vroeg of hij het uit mocht geven. Ik hoefde niet lang na te denken, bij Van Oorschot had het lang genoeg geduurd. Ik had een kind kunnen krijgen in die tijd.’
foto: Bob Bronshoff
| |
| |
| |
Orde in de chaos
De structuur van de roman is heel helder. Het verhaal in het heden wordt onderbroken door herinneringen die bovenkomen bij de hoofdpersoon Marike. Daarnaast bestaat het boek uit twee duidelijk van elkaar gescheiden delen; één dag op weg naar oma die in een bejaardentehuis aan zee zit en een vijfdaags verblijf bij haar tante op IJsland. Het geheel wekt de indruk opgebouwd te zijn volgens een zorgvuldig opgezet stramien. Toch zegt de schrijfster niet zo bedachtzaam te werk te zijn gegaan. ‘Ik vrees dat het allemaal nogal gevoelsmatig ontstaan is. Ik heb die scheiding tussen deel een en twee bijvoorbeeld pas achteraf aangebracht. Het was niet gepland, maar op een gegeven moment hou je wel vast aan een constructie. Ik was gefixeerd op het ordenen van mijn gedachten en het uitwerken van een aantal obsessies. Als je de eigen, inwendige structuur van die obsessies en gedachten heel erg trouw bent en er goed naar luistert, gaat het geheel vanzelf een eenheid vormen.’ Om dit toe te lichten trekt Barnas een parallel met de schilderkunst. ‘Ik denk dat van een schilderij sneller geaccepteerd wordt dat het een innerlijke logica heeft. Het gaat dan om het handschrift en het ritme van de schilder op dat moment. Bij een boek lijkt het wel of mensen, vooral recensenten, veel meer gefixeerd zijn op hoe het is bedacht. Bij een boek wordt eerder verwacht dat je een schema opstelt dan dat je het laat groeien.’
Vooral het eerste deel van de roman is overzichtelijk; ondanks de fragmentarische indruk vormen de verschillende passages een solide geheel. Wanneer Marike naar IJsland gaat, wordt de structuur minder hecht. Volgens Barnas heeft dit te maken met de gemoedstoestand van de hoofdpersoon. ‘Marike wordt dan kalmer. Wanneer je gedachten chaotisch zijn, heb je de behoefte alles om je heen te ordenen, op te ruimen en weg te bergen. Dat Marike meer ruimte in haar hoofd krijgt, weerspiegelt zich in een lossere structuur. De noodzaak van een uiterlijk strak georganiseerd leven is dan minder sterk geworden.’
| |
Een esthetisch rijtje
Engelen van ijs, deel twee, ‘Zaterdag’: ‘Ik wil dat mijn leven is als een ordelijk schoolschrift, waarin ik data en feiten kan opzoeken waaruit dan vanzelf ontwikkelingen blijken. Ik moet de dingen kunnen aanstrepen en doorstrepen. Anders kan ik nooit leren, kiezen hoe het verder moet.’ De ordeningsdrang van hoofdpersoon Marike is enerzijds noodzakelijk om zich staande te kunnen houden in het leven, anderzijds komt zij voort uit een verlangen de werkelijkheid vast te leggen. ‘Gaten in mijn herinneringen wil ik voorkomen door alles op te schrijven in mijn dagboeken. Zo ruim ik indrukken dagelijks op en probeer ik mijn denken ordelijk te houden.’
In veel opzichten lijkt Barnas op haar romanpersonage, het boek heeft zelfs een sterk autobiografische inslag. ‘Met verschillende situaties tegelijkertijd omgaan kan ik eigenlijk helemaal niet, dan raak ik de draad kwijt. De wereld laat zoveel indrukken achter dat ik thuis alles weer op een rijtje moet zetten. Als je overal heel soepel tussendoor glijdt, als een soort aal, hoef je ook weinig te herordenen, denk ik. Want daar komt het natuurlijk wel vaak op neer als je iets wil maken, dat je een herordening maakt op jouw manier, in jouw tempo en stijl, op jouw tijdstip. En daar komt nog iets bij: ik probeer er wel een voor mij esthetisch verantwoord rijtje van te maken.’ Op dit moment is Barnas bijvoorbeeld bezig met een serie hele grote tekeningen, waarmee zij de dingen letterlijk en figuurlijk op een rijtje zet. ‘Ik maak hele strenge rijtjes van voorwerpen en objecten, dingen die ik zelf maak en dingen die ik vind. Ik orden de objecten, betekenissen en vormen binnen de compositie van mijn werk.’
Naast overzicht krijgen in de chaos zijn deze rijtjes voor Barnas ook, net als voor Marike, een manier om geen gaten in haar geheugen te laten vallen en zo de werkelijkheid vast te houden. Toch denkt de auteur niet dat het mogelijk is de werkelijkheid als zodanig af te beelden of te beschrijven. Hiermee hangt samen dat ondanks alle gelijkenissen tussen Maria en Marike de roman volgens Barnas geen autobiografie te noemen is. ‘Stel dat ik een autobiografisch boek had willen schrijven. Dan zou ik elke maand een nieuw boek moeten maken, misschien wel per moment een nieuw boek. Ik kan niet zeggen dat ik de werkelijkheid niet gebruikt heb; dat is gewoon mijn bron. Mijn fantasie bestaat voor vijfenzeventig, misschien wel voor honderd procent uit dingen die ik gezien en gehoord heb. Maar de werkelijkheid bestaat uit zoveel toestanden... In die zin denk ik dat een autobiografisch boek niet bestaat.’
| |
| |
| |
Beledigde tantes
‘Wanneer je de werkelijkheid als bron gebruikt, komen er in je verhaal dus mensen voor die je kent - en die zichzelf vervolgens herkennen. Ik heb achteraf wel overwogen of dat pijnlijk zou kunnen zijn voor die mensen. Maar niet zo lang, ik weet zeker dat het niet mijn verantwoordelijkheid is om met dat soort gevoelens rekening te houden.’ Barnas vindt dat die mensen stil zouden moeten staan bij wat een boek eigenlijk is: fictie. ‘Ik heb daar wel problemen over gehad met familie. Tantes die hun vader herkenden en zeiden: “Maar zo was hij helemaal niet, zo was je opa niet.” En dan zei ik: “Dat is ook helemaal niet de bedoeling, het is een boek.”’ Opnieuw trekt Barnas een vergelijking met de schilderkunst. ‘Ik heb het ook meegemaakt met mensen die vroegen of ik hun portret wilde schilderen. En dan maak je dat portret, zijn ze beledigd! “Ja maar, ik heb niet zo'n grote neus” of “ja maar, ik glim helemaal niet”, en dan zei ik: “Ja maar, het is een indruk, het is een schilderij.”’
In Engelen van ijs zegt Sandor tegen Marike: ‘Je vader heeft zijn angsten en woede voor de echte duivel verlegd naar het kind dat jij was en dat hij aankon. Als een middeleeuwer heeft hij de duivel gepersonifieerd in een onschuldige.’ De vaderfiguur in de roman komt er niet zo best vanaf. Toch heeft de
Fragment uit Barnas' eindexamenproject Onland, waarin zij beeld en tekst op een gelijkwaardige manier presenteert.
schrijfster haar vader het manuscript als eerste laten lezen. ‘Dat vond ik heel belangrijk, ook omdat ik zijn mening erg waardeer. Hij begreep het wel. En volgens mij had het veel erger gekund, dat weet hij zelf ook wel. Nee, het vader-dochterconflict is nog niet uitgewerkt hoor.’ Barnas is het niet eens met het verwijt dat het zelfzuchtig of zelfs arrogant zou zijn om je naaste omgeving zo nadrukkelijk te gebruiken in een roman. ‘Mijn boek komt juist voort uit het idee dat mijn problematiek niet uniek is, dat is onmogelijk. Er is volgens mij een aantal problemen, een aantal conflicten dat altijd terug zal keren. Als ík dat opschrijf, ben ik daar niet uniek in.’
| |
Bruine bonen in de woestijn
Enerzijds kan de roman volgens de auteur geen autobiografie genoemd worden, anderzijds leunt de inhoud van het boek wel zo sterk op de realiteit dat je je afvraagt waar de werkelijkheid eindigt en de fantasie begint. De grens tussen verbeelding en de werkelijkheid van alledag is niet altijd even duidelijk zichtbaar. ‘Laatst had ik een hele rare ervaring. Ik had het portret van een man geschilderd. Die man heeft het schilderij gezien en is een dag later overleden. Het was een oude man, maar nog kerngezond. Van te
| |
| |
voren had ik hem gewaarschuwd dat het lang kon gaan duren, want ik doe altijd erg lang over een schilderij. Dat komt door slechte organisatie hoor, want uiteindelijk schilder ik er misschien maar een paar middagen aan. En hij zei: “Ja, maar niet té lang, want straks ben ik dood, haha.” Hij zat er met zijn voorspelling maar een dag naast. Op dat moment krijg je een rare verdichting van wat fictie is en wat realiteit; zo'n scenario kan toch alleen maar verzonnen zijn.’
Verzinnen, fictie, verbeelding; termen voor een moeilijk omschrijfbaar begrip. En: wanneer is er sprake van pure fantasie? ‘Een glazen bol met fabeldieren, dat is fantasie. En zelfs dat heb je niet helemaal zelf verzonnen. Je kan hele gewone elementen verzamelen, maar als je die uit hun verband rukt, krijg je al heel snel fantasie. Terwijl de elementen op zich vaak uit je naaste omgeving vandaan komen. Een verhaaltje over een haan die bruine bonen eet in de woestijn kun je fantasie noemen. En toch ken ik die haan van de buren, heb ik de bruine bonen op mijn bord gehad en leerde ik over woestijnen op school. Misschien is het wel heel beperkt van mij, maar ik geloof gewoon niet in fantasie.’
Daarom zijn volgens de schrijfster romans die misschien aangeduid kunnen worden als pure fictie eigenlijk niets anders dan vervormde verslagen van de werkelijkheid: ‘Wanneer je in een boek namen verandert en mensen een andere kleur haar geeft, wekt dat eerder de indruk fictie te zijn dan mijn roman. Maar andere romans zijn net zo goed sterk gebaseerd op iemands eigen ervaringen en omgeving, alleen herken je die bij mij duidelijker omdat ik de werkelijkheid meer intact gelaten heb.’
Maria vertelt over haar toekomstplannen: ‘Ik ben weer aan een boek bezig, het wordt een heel dik boek deze keer. Daar ben ik eigenlijk niet zo voor, hele dikke boeken, maar misschien ga ik er nog wel veel uit laten. Het is nog aan het groeien. De hoofdpersoon heb ik M. genoemd. Het boek speelt zich af in de stad en gaat over groepjes vrienden die langs elkaar heen bewegen. Het mooie van een boek is dat je gebeurtenissen die zich gelijktijdig op verschillende plaatsen afspelen, allemaal kunt laten zien. Want daar heb ik in het echt wel eens last van, dat ik niet de hele dag tegelijk kan schrijven én schilderen.’ En dan haar romanpersonage Marike over de rest van haar leven: ‘Ik heb een toekomst voor ogen waarin ik niet veel bijzonders doe: ik teken en schilder, ik verzamel indrukken en ik ruim ze op.’ Het is duidelijk; fantasie bestaat niet.
|
|