dus maar voorbij gaan aan het feit dat vrouwen worden afgebeeld op een voetstuk en achter de ramen.
Wel is het aardig te tellen naar hoeveel auteurs op de tekening in totaal, op welke manier dan ook, wordt verwezen en te kijken hoeveel hiervan schrijfster zijn. Ik kom op 23 auteurs, waaronder twee vrouwen. Wat daarbij opvalt is dat mindere goden als Frans Pointl en Jan Kal wel zijn doorgedrongen tot Oplands literaire Mekka, terwijl zovele schrijfstersnamen ontbreken. Ten behoeve van de tekenaar geef ik er maar een paar: Carry van Bruggen en Anna Blaman (ouder); Anna Enquist en Margriet de Moor (populair); Ida Gerhardt en Judith Herzberg (dichteres); Renate Rubinstein en Renate Dorrestein (Renate). Laat me duidelijk zijn: er hoeven van mij niet net zoveel vrouwen als mannen op een literaire tekening rond te lopen, en als er nu eenmaal geen schrijfsters in de grote stad wonen, houdt het ook op, maar het blikveld van Opland is wel bijzonder beperkt (op pagina 47 van het boekenweekmagazine verwijst Opland in zijn tekening van een winters panorama naar dertien auteurs; geen enkele vrouwelijke auteur mengt zich in de ijspret).
Bevangen door telzucht trakteer ik de rest van het magazine ook maar meteen op een dergelijke behandeling. ‘Op verzoek van de redactie’, zo lezen we in de inleiding, ‘laten tien schrijvers hun licht schijnen over het uiterlijk van Nederland.’ Het lijstje met namen bekijkend, valt op te merken dat slechts één vrouw aan het verzoek van de redactie gehoor heeft gegeven. We tellen verder: van de drie fotografen die een selectie uit hun werk presenteren, zijn er drie man. Hoe zit het met de elf gebloemleesde poëten die over hun geboortehuis dichten? Naast de versregels van acht mannen komen er gedichten van drie vrouwen voor. Hoewel liefhebber van tellen, laat ik de acht pagina's ‘Nederland-boeken’ hier maar even links liggen; er worden veel gezamenlijk geschreven werken genoemd, ondergetekende kan niet aan de hand van iedere naam de sekse vaststellen en het aantal genoemde werken bij Baantjer, Voskuil en Van Zomeren zou wel erg veel gewicht in de schaal leggen.
Al met al scoort het magazine dus niet geweldig met het aandeel dat ze aan literaire vrouwen geeft. Daaruit zijn de volgende conclusies mijns inziens in ieder geval niet te trekken: 1. schrijfsters verwerken geen stad en land in hun proza en poëzie. 2. schrijfsters negeren verzoeken van redacties tot bijdragen over het uiterlijk van Nederland. 3. vrouwelijke fotografen maken meestal foto's in het buitenland. Maar wat valt er wel te concluderen uit deze onbenullige telling in dit onbenullige blaadje?
Het probleem is natuurlijk vooral de manier waarop het boekenweekmagazine tot stand moet zijn gekomen: onder de nodige tijdsdruk en met een wanhopig breed thema in de maag gesplitst. Dit blijkt bijvoorbeeld goed uit de zojuist al genoemde pagina's Nederland-boeken. Waar ligt de grens tussen een auteur die een locatie voor zijn boek nodig heeft en één die een meer dan normale aandacht voor de omgeving aan de dag legt? Aan de omschrijving van De aanslag wordt na het aantal verkochte exemplaren, de hoeveelheid vertalingen en de Oscar winnende verfilming bijna juichend toegevoegd: ‘En... het speelt in Haarlem en Amsterdam.’ En de duinen in Van Dis' recentste bestseller zijn toch vooral ‘Indisch’ gekleurd. Het is waarschijnlijk dat de redactie van het magazine blij was een bekend boek te kennen waarin het thema in ieder geval enigszins te ontdekken is. Er zijn waarschijnlijk genoeg schrijfsters bij wie Hollandse steden en landschappen een rol spelen, in ieder geval in dezelfde mate als bij Mulisch en Van Dis. En reken maar dat ik de boekenweekmagazine-redactie ermee om de oren had geslagen wanneer ik een aantal evidente voorbeelden had gekend.
Hoewel we niet moeten vergeten met wat voor medium we te maken hebben - een niet voor de eeuwigheid gemaakt, gratis blad voor een groot publiek -, vind ik dat de magazine-redactie iets meer haar best had mogen doen. Ze hadden wat verder mogen kijken dan de gevestigde titels en auteurs en net een vrouw meer aan moeten schrijven voor een bijdrage aan het blad. En had de redactie Oplands zwart-wit tekeningen van het literaire landschap moeten weigeren? Ik denk het niet. Deze zijn immers wat ze pretenderen te zijn: een karikatuur, een uitvergroting van de werkelijkheid.
Sebastiaan Zomers