redactioneel
Vooys heeft het formaat en de compactheid van een boek. Dit maakt dat je Vooys uitstekend mee kunt nemen in een strandtas of reiskoffer, in tegenstelling tot andere tijdschriften die gaan kreuken of scheuren. Daarbij mag Vooys gezien worden, door haar esthetisch verantwoorde en vaak opvallende verschijning. Aan het eind van dit academisch jaar, aan het begin van wat hopelijk een lange, zonnige vakantie zal worden, verschijnt dit zomernummer van Vooys.
Wanneer u naar het buitenland gaat, zal het artikel over Marsman u aanspreken. Fabian Stolk analyseert de gedachten die bij de dichter opkomen wanneer hij vanuit het buitenland aan Holland denkt. Deze blijken herkenbaar voor de vakantieganger: naast het genot weg van huis te zijn, speelt ergens ook heimwee mee. Mocht u terecht komen in een druk toeristisch vakantieoord, dan zal uw voorkeur misschien eerder uitgaan naar de bijdrage van Jeroen Kapteijns. Hij bekijkt een verhaal van Bordewijk over ‘Sodom’, een plaats waar zonden en verval overheersen. De oplossing die J. Hova heeft om een eind te maken aan de zondige praktijken van deze stad, zal voor velen echter wel erg rigoreus zijn.
Verder komen in dit nummer twee bijzondere biografieën aan bod. Het werk van Van Deijssels levens-chroniqueur Harry G.M. Prick brengt een Duodecimo-schrijver in beroering en de recente biografie van de Vlaamse poëzie-junk Jotie T'Hooft wordt met enige weemoed beproken. Naast deze stukken over dode mannelijke schrijvers, komen in deze Vooys twee vitale vrouwelijke auteurs zelf aan het woord. Josien Laurier spreekt zich uit over het ‘aura van heiligheid’ dat om poëzie hangt. In het interview vertelt Maria Barnas over de wisselwerking tussen kunst en literatuur. Deze schrijfster, dichteres, beeldend kunstenares laat haar obsessies in verschillende media aan bod komen en probeert zo de chaos van alledag te ordenen.
Alle reden dus om Vooys nu alvast in uw koffer te stoppen en niet tussen de onbetaalde rekeningen en kranten met oud nieuws terecht te laten komen.