Vooys. Jaargang 16
(1998)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermdThe Beaties in 1967
| ||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||
Hans van Stralen
| ||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||
kenissen door de relaties die de lezer met andere talige uitingen legt. De identiteit van het werk wordt uiteindelijk door andere teksten bepaald, waardoor de eenheid van het door de auteur aangebodene op losse schroeven komt te staan. Uiteraard geldt ook dat de schrijver al in een talige ruimte ‘geworpen’ is en dus zijn materiaal niet onafhankelijk gekozen heeft. Daarnaast verwerpt de moderne intertekstualiteitstheorie de noodzaak om de relaties tussen teksten chronologisch te benaderen. In tegenstelling tot de traditionele filologen meenden wetenschappers als Barthes en Riffaterre dat de brontekst (de ‘architekst’) niet noodzakelijk eerder geschreven hoefde te zijn dan de tekst waarin verwezen wordt (de ‘fenotekst’). Een voorbeeld is het werk van S. Freud dat als een brontekst beschouwd kan worden bij het veel oudere Oidipous Rex van Sophokles. Soms schrijven intertekstualiteitstheoretici zelf een architekst of brengen zij een onbewuste en onuitgesproken ideologie in kaart ten behoeve van specifieke fenoteksten. Zo kan men bijvoorbeeld aan de hand van het verzwegen masculiene ‘discours’ bepaalde ‘verdachte’ fenoteksten situeren en interpreteren. En ten slotte is het doel van de moderne intertekstualiteitstheorie de interpretatie van een bepaalde fenotekst, alsmede inzicht in het nieuwe licht dat deze tekst op de architekst doet schijnen. Terwijl in de filologie weliswaar historische relaties blootgelegd worden, lijkt het vaak of het zichtbaar maken daarvan het ultieme doel is. Veel onderzoek blijkt immers gericht op het materiaal dat de auteur gekend zou kunnen hebben. Vanaf 1960 daarentegen gaat men er van uit dat het tonen van intertekstuele relaties een interpretatief doel moet dienen, namelijk de verheldering van problematische passages. Zo kan men een opmerking van de vader tegen zijn teruggekeerde zoon uit A. Gides Le retour de l'enfant prodigue (1907) - ‘Hors la Maison, point de salut pour toi’ - beter begrijpen indien men deze uitspraak in verband brengt met de woorden van de kerkvader Cyprianus. Kennelijk wil de vader uit Gides novelle zich met een aura van kerkelijke autoriteit omgeven. Dat Gides werk ook een nieuw licht kan werpen op de brontekst - het ligt voor de hand om de parabel van Lucas daarvoor te gebruiken, hoewel ook andere teksten denkbaar zijn - blijkt uit het feit dat in Le retour de t'enfant prodigue ook sprake is van een moeder, die door de verloren zoon hervonden wordt. Aldus wordt impliciet de afwezigheid van dit personage in Lucas' parabel benadrukt en valt er nieuw licht op deze architekst. Een aantal critici heeft gewezen op het gevaar van oncontroleerbare relaties die in het moderne intertekstualiteitsonderzoek gelegd zouden kunnen worden. De lezer lijkt immers uitgenodigd te worden om vrijelijk zijn eigen architeksten te schrijven. Bovendien lijkt de moderne intertekstualiteitstheorie allerlei mogelijke relaties die de lezer met andere teksten wil leggen, niet a priori en op een systematische en controleerbare wijze uit te willen sluiten. Elke tekst verwijst binnen de hierboven omschreven theorie naar andere teksten en het aantal ‘sporen’ dat in de interactie tussen lezer en tekst gegenereerd wordt lijkt welhaast onuitputtelijk. Naar mijn idee heeft P.F. Schmitz in zijn opstel ‘Intertextualiteit door signalen en door symptomen’ een belangrijke bijdrage geleverd aan de verheldering van dit probleem en heeft hij ook impliciet aanzetten gegeven om een scheiding te trekken tussen controleerbare vormen van intertekstualiteit en andere - vanuit het belang van de lezer gelegde - verbanden. De laatste groep van uitspraken wordt door Schmitz niet zonder meer als oninteressant van de hand gewezen. | ||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||
Bij intertekstualiteit door signalen gaat het om empirisch controleerbare relaties tussen teksten die elke goed geïnformeerde lezer zal beamen. Citaten zijn een voorbeeld; hierbij is sprake van een duidelijke referentie aan andere teksten. Bij intertekstualiteit door symptomen betreft het volgens Schmitz relaties waarbij de verwijzing naar een architekst niet direct intersubjectief hard te maken valt. Vanuit het traditioneel wetenschappelijke standpunt is de eerste groep van relaties natuurlijk het meest interessant. Toch ben ik - met Schmitz - van mening dat ook de intertekstualiteit door symptomen onze aandacht verdient. De laatste groep van relaties vertelt ons namelijk iets over datgene waar de hermeneuticus Gadamer op gewezen heeft: iedere lezer draagt noodzakelijk een zekere culturele bagage met zich mee vóórdat hij of zij begint te lezen. Zonder deze ‘voor-oordelen’ zou men überhaupt geen toegang tot welke tekst dan ook kunnen krijgen, omdat ze de voorwaarde voor elk verder contact vormen.Ga naar eind1. Zo zal men een initieel besef van het begrip ‘poëzie’ moeten hebben, wil men een bepaald gedicht als een manifestatie van dat genre kunnen herkennen. Dat deze culturele bagage aan historische processen verbonden is en dat de lezer zich van deze erfenis niet altijd bewust is, valt volgens Gadamer niet te betwijfelen. En zo komt hij tot de conclusie dat we zodanig door overgeleverde noties omgeven zijn dat de kans op het juiste zicht op teksten van oudere datum gering is. Intertekstualiteit door signalen zegt iets over de auteur en de tekst, die door symptomen vertelt ons meer over de - vaak onbewuste en onbekende - achtergronden van persoonlijke en maatschappelijke aard van de lezer. Door onderzoek te doen naar de vooronderstellingen die de lezer in het leggen van symptomatische intertekstualiteitsrelaties impliciet uitspreekt, kan men inzicht krijgen in de achtergronden en motieven die in zijn of haar leesproces een rol spelen. Schmitz merkt in zijn artikel op dat de overgang tussen de beide soorten van intertekstualiteitsrelaties vloeiend is. Deze vaststelling valt te verduidelijken met een tekst waar ik nu dieper op in zal gaan: Glass Onion, een songtekst van The Beatles: Glass Onion
I told you about strawberry fields
You know the place where nothing is real
Well here's another place you can go
Where everything flows.
Looking through the bent backed tulips
To see how the other half live
Looking through a glass onion.
I told you about the walrus and me - man
You know that we're as close as can be - man
Well here's another clue for you all
The walrus was Paul.
Standing on the cast iron shore - yeah
Lady Madonna trying te make ends meet - yeah
Looking through a glass onion.
Oh yeah oh yeah oh yeah
Looking through a glass onion.
I told you about the fool on the hill
I tell you man he's living there still
Well here's another place you can be
Listen te me.
Fixing a hole in the ocean
Trying te make a dove-tail joint - yeah
Looking through a glass onion.
| ||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||
Het nummer werd in september en oktober 1968 opgenomen en op 22 november van dat jaar in Groot-Brittannië uitgebracht toen het zogenaamde White Album verscheen. Men beweert wel dat Lennon, de tekstschrijver, met Glass Onion een tweetal bedoelingen had. Enerzijds wilde hij met de titel wijzen op de ‘transparency and endless layers of meaning’ die zijn nummers presenteren (MacDonald 1994: 251). Anderzijds spreekt uit zijn tekst afkeer van de intellectuele luisteraar die altijd maar weer diepere betekenissen wenst te zien. Riley spreekt in dit verband van een ‘verbal attack [...] on his [Lennons - HvS] audience’ (Riley 1988: 261). Aldus zou Glass Onion een zekere ambiguïteit presenteren, omdat de ijverige luisteraar talrijke betekenislagen aangeboden krijgt die hem tegelijk op een dwaalspoor moeten brengen. In dit verband wijzen critici wel op een ‘verkeerde’ verwijzing: ‘Glass Onion satirised over-earnest Beatle fans with cross-references te earlier lyrics, even a false clue; “The Walrus was Paul”’ (Norman 1981: 338). De intertekstualiteit door signalen valt voor de meeste lezers vrij gemakkelijk vast te stellen. Er wordt - als we ons tot de songteksten van Lennon & McCartney beperken - in Glass Onion respectievelijk verwezen naar Strawberry fields forever, l am the walrus, Lady Madonna, The fool on the hill en Fixing a hole. De architeksten luiden respectievelijk: ‘Let me take you down “cause I'm going te strawberry fields. Nothing is real, and nothing te get hung about’; ‘I am the walrus’; ‘Lady Madonna, children at your feet, wonder how you manage te make ends meet’; ‘But the fool on the hill sees the sun going down and the eyes in his head see the world spinning round’ en ‘I'm fxing a hole where the rain gets in and stops my mind from wandering’.Ga naar eind2. Opvallend is de inbedding in Lennons songtekst: Glass Onion spreekt over I am the walrus dat weer naar Lucy in the sky with diamonds verwijst.Ga naar eind3. Terwijl naar mijn idee moeilijk te discussiëren valt over de juistheid van de gelegde relaties, betreden we een gladder terrein als we over de intertekstualiteit op grond van symptomen komen te spreken. In lessituaties waarin ik Glass Onion behandelde, kreeg ik uiteenlopende reacties te horen die elk naar de specifieke achtergrond van de student verwezen. Mensen die de muziek van de Beatles beter kenden, stelden vast dat er ook aan I'm looking through you van de Beatles-elpee Rubber soul (1965) gerefereerd werd, maar deze relatie werd niet door iedereen bevestigd. Inderdaad verwijzen de zinnen ‘Looking through the back-bent tulips’ en ‘Looking through a glass onion’ niet voor honderd procent naar het genoemde nummer. Op mijn als uitdagende stelling bedoelde opmerking dat ‘O yeah’ naar de eerste nummers van The Beatles verwees, werd veelal - terecht - afwijzend gereageerd. Toch kan het de luisteraar nauwelijks ontgaan hoezeer het vrolijke, dynamische yeah-geroep uit de jaren '62-'65 schril afsteekt tegen het treiterig en spottend gezongen ‘Oh yeah’ in Glass Onion. De luisteraar die op de hoogte is van Lennons bedoelingen en zijn afkeer van de Beatleshysterie rond 1968 zal misschien minder weerzin voelen bij de zojuist gelegde relatie. Dat Glass Onion ook andere reacties oproept, bleek verschillende malen. Zo zagen filosofisch onderlegde lezers in de regel ‘Where everything flows’ | ||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||
relaties met de filosofie van Heraclitus (±500 v. Chr) - men denke aan zijn bekende gedachte ‘Panta rei’ - en met die van Henri Bergson (1859-1941). Anderen interpreteerden het telkens terugkerende ‘Looking through’ als een verwijzing naar Through the looking glass (1872) van Lewis Carroll. Een enkeling legde verbanden tussen Listen te me en de gelijknamige Hollies-hit uit de jaren zestig. Opvallend maar ook begrijpelijk is het dat de ‘cast iron shore’ geen associaties opriep. Men moet immers de omgeving van Liverpool goed kennen om deze intertekstualiteit door signalen te kunnen zien. Het gaat hier namelijk om ‘the dismal waterfront between Aigburth and Garston on the north side of the Mersey where random rubbish from Liverpool's sewers washes up’ (MacDonald 1994: 251). Frappant was het ook dat strikt muzikale impulsen in Glass Onion, bijvoorbeeld de valse blokfluit die verwijst naar de melodie van hetzelfde instrument in The fool on the hill, niet opgemerkt werden. Kennelijk geldt dat er in dit geval sprake moet zijn van een zekere muzikale vorming, die men bij de student die zich met de studie van literatuur bezighoudt niet zonder meer kan verwachten. Een veel grotere rol speelt uiteraard de leeftijd van de student: heeft hij/zij Glass Onion en The fool on the hill kunnen beluisteren toen deze tekst nog frequent via diverse kanalen ten gehore gebracht werd? Een tekst als Glass Onion is uitermate geschikt om de culturele bagage van lezers zichtbaar te maken. In die zin biedt het nummer van Lennon & McCartney werkbaar materiaal voor lessen waarin men het specifieke karakter van de moderne intertekstualiteitstheorie wil laten zien. Gebleken is ook hoe instabiel de identiteit van Glass Onion is; telkens wordt de lezer uit de tekst ‘gejaagd’ en op het spoor naar andere Beatles-teksten gezet. Aldus blijft van Glass Onion weinig meer over dan een skelet dat als een soort doorgeefluik naar andere teksten fungeert. In die zin is Glass Onion - zoals de titel ook suggereert - een doorzichtige tekst. Als we ons tot de referentie aan andere nummers van Lennon & McCartney beperken, moeten we echter vaststellen dat de verwijzingen in Glass Onion naar Strawberry fields, Lady Madonna en The fool on the hill nauwelijks nieuwe informatie onthullen over zowel de feno- als de architekst. Voor Fixing a hole geldt dit niet: de holte waar water in moet lopen, wordt in Glass Onion juist een gat in het water, de oceaan. Wat betreft I am the walrus hebben we al vastgesteld dat de vertrouwde associatie tussen de ‘ik’ uit het nummer (laten we gemakshalve zeggen: Lennon) en de walrus door de combinatie Paul/de walrus vervangen wordt. In Glass Onion wordt uitdrukkelijk gesproken van een plek - beter nog: een holte - om te zijn, waar alles stroomt en waar doorzichtigheid heerst. Het is een kleine stap om dit gegeven op de songtekst zèlf te betrekken: het nummer bestaat (is een plek om te zijn), maar slechts als verwijzend materiaal (waar alles stroomt). Glass Onion is er op het moment dat het nummer over iets anders spreekt, de identiteit van de tekst bestaat uit de beweging naar ander talig materiaal. Maar de verwijzingen werpen - zoals gezegd - nauwelijks een nieuw licht op de gesuggereerde architeksten. Veeleer zet Glass Onion de luisteraar op | ||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||
een verkeerd spoor of geeft het nummer summiere informatie over zichzelf en de géimpliceerde architeksten. Soms ook krijgt de lezer ‘another clue’ voorgeschoteld. Aldus kunnen we een verband leggen tussen Lennons opzet en de opvattingen van Barthes, Kristeva alsmede die van het deconstructivisme van Jacques Derrida: teksten verwijderen zich van datgene waarnaar ze verwijzen.Ga naar eind4. leder talig teken zet sporen uit, maar de lezer kan geen stabiele betekenis vaststellen, omdat taaltekens slechts naar andere taaltekens kunnen verwijzen. Ook de taaltekens in Glass Onion bieden ons slechts instabiele betekenissen, omdat ze ons gebrekkige informatie verschaffen of ons naar het labyrint van de immense talige ruimte leiden. Hans van Stralen doceert aan het instituut voor de Lerarenopleiding van de Universiteit van Amsterdam. Eerder publiceerde hij ondermeer een inleiding in het literaire existentialisme, Beschreven keuzes (Leuven/Apeldoorn 1996). | ||||||||||
Literatuur
|
|