redactioneel
Vooys keert na de excursie langs de themanummers over de moderne historische roman en A.F.Th. van der Heijden terug naar de gebruikelijke vorm: een tijdschrift met zeer gevarieerde onderwerpen. Toch sluit dit het bestaan van overeenkomsten tussen de verschillende bijdragen niet uit. In het eerste artikel staat de houding van de literaire kritiek ten opzichte van het werk van Renate Dorrestein centraal. Recensenten blijken veelal vanuit een vooropgezet beeld dat zij van deze schijfster hebben hun mening over haar werk te bepalen. Beeldvorming is ook de term die cruciaal is binnen de controverse die de geschiedenis is ingegaan als de Weinreb-affaire. Was Weinreb het slachtoffer van de chaotische oorlogstijd, of was hij een pathologische leugenaar, slechts gericht op eigen gewin? Het beeld dat wij van de zeventiende-eeuwse vertaler G. de Bay hebben, is vertroebeld. Met de zeer schaarse gegevens die over hem bekend zijn, is het moeilijk uit te maken of hij naast vertaler ook auteur was.
In de rubriek Duodecimo is veel aandacht voor de hedendaagse poëzie. Zo wordt onder andere een doorwrochte tekst van Dirk van Bastelaere tegen het licht gehouden. Marjan Schwegman komt aan het woord over haar onderzoek naar Maria Montessori. Verder bespreekt zij het belang van vrouwengeschiedenis, zowel binnen vrouwenstudies als in een breder kader. De geschiedenis van schrijfsters tussen 1815 en 1860 vormt het onderwerp van een van de recensies. Daarnaast wordt het Tijdschrift voor Tijdschriftstudies besproken. Een nieuw periodiek dat laat zien dat je tijdschriften niet alleen kan lezen, maar dat ze ook als zelfstandig onderwerp van studie kunnen fungeren.