Vooys. Jaargang 15
(1997)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |
Het politieke kinderspel
| |
[pagina 28]
| |
onverwezenlijkte mogelijkheden van het verleden nieuwe wegen voor de toekomst te vinden. Als alle dromen veranderen in nachtmerries, blijft als laatste hoop de verbeelding bestaan, als een middel waarmee iedereen zijn wil aan de werkelijkheid op kan leggen, in een wereld waarin iedereen een eigen stem heeft. Na Middernachtskinderen schreef Rushdie Schaamte en De duivelsverzen. Naar aanleiding van het laatste boek spreekt Khomeini een fatwa over de schrijver uit, waardoor hij genoodzaakt is zijn leven in schuilplaatsen door te brengen. Met het verschijnen van De laatste zucht van de Moor trad Rushdie weer in de openbaarheid: hij komt op televisie en woont (onder zware bewaking) congressen bij, maar hij blijft ondergedoken. | |
De wondere werelden van de historische romanMiddernachtskinderen is voor een deel een vermakelijke schelmenroman. Rushdie geeft het woord aan Saleem Sinai, die het verhaal van zijn leven en dat van zijn familieleden vertelt. Saleem raakt verzeild in allerlei avonturen en komt op zijn omzwervingen mensen uit alle mogelijke lagen van het Indiase politieke en sociale leven tegen. De geliefde van zijn moeder is een oude Indiase vrijheidsstrijder, zijn tante is getrouwd met een groot Pakistaans legeraanvoerder, zijn ouders wonen in een rijke wijk van Bombay, de vriend van zijn voedster is een bandiet en als Saleem tijdens de Indo-Pakistaanse oorlog zijn geheugen verliest, belandt hij met een stel soldaten in de jungle en daarna in een sloppenwijk in het tovenaarskwartier. Tijdens zijn zoektocht naar een betere wereld komt hij uitersten tegen, toppen maar ook dalen, waar de mens net zo bronstig, vraatzuchtig of schijterig is als een dier. Bezigheden als sex, eten en poepen worden in groteske vormen beschreven. Tegelijkertijd is het boek een historische roman over India. Het leven van Saleem loopt gelijk aan dat van de nieuwe natie; allebei zijn ze geboren op 15 augustus 1947. Alle belangrijke politieke gebeurtenissen in de geschiedenis van India passeren de revue; vanaf de eerst crisis waarmee het Indiaas nationalisme begon (het bloedbad te Amritsar in 1919) tot aan de noodtoestand die Indira Ghandi afkondigde in de jaren zeventig. De roman vertoont daarnaast ook veel kenmerken van fantastische literatuur. Tovenaars, telepaten, spoken en andere magische wezens verschijnen op het toneel om een rol te spelen in de geschiedenis en niets lijkt zo normaal als een wonder. Zo kan een metafoor ook een feit worden: de testikels van Saleems vader bevriezen nadat hij had uitgeroepen: ‘Mijn activa zijn bevroren!’. Het lijkt raar om fantasie en historie te vermengen, maar bij nader inzien blijkt dat het genre van de historische roman zich er zelfs uitstekend voor leent. In het genre worden namelijk twee verschillende werelden samengevoegd: de historische en de fictieve. De historische roman combineert een reeks feiten en historische personen (de historische waarheid) met een fictief verhaal waarin verzonnen personages voorkomen. Deze twee werelden staan niet los van elkaar: de personages uit de verzonnen wereld worden gelijkgeschakeld met personen uit de wereld van het verleden. Als we bijvoorbeeld naar het prototype van de historische roman kijken, Ivanhoe (1819) van Sir Walter Scott, zien we dat de schrijver een personage verzint - zoals de nar Wamba - en dat personage laat leven aan het hof van een Saksische edelman, die daadwerkelijk heeft bestaan. Op vergelijkbare wijze ontmoet het fictionele personage Saleem Indira Ghandi. Omdat het een roman betreft, moeten we aannemen dat de laatste een fictief personage is. Indira Ghandi, president van India, is echter ook een historisch persoon en de lezer zal het personage Indira Ghandi identificeren met de president van India. Deze identificatie gaat dus de grenzen van de wereld van fictie voorbij om in de geschiedenis terecht te komen. Deze overstap gaat niet soepel: tussen deze werelden ligt een grens, een breuklijn, die door de traditionele historische roman zoveel mogelijk verdoezeld wordt. Het idee dat er verschillende werelden bestaan (zoals de historische en de fictieve) wordt uitgewerkt door de theorie van het postmodernisme. Wij leven allemaal in verschillende werelden en in iedere wereld gelden eigen regels. Een student met een katholieke achtergrond leeft bijvoorbeeld zowel in de wereld van het katholieke geloof, waar plaats is voor een God, als in de wereld van de wetenschap, die God al lang dood verklaard heeft. Deze werelden, zoals al uit het voorbeeld blijkt, botsen met elkaar, omdat de regels die in elke wereld gelden verschillend zijn. Theoreticus Brian McHale noemt die verschillende werelden ‘ontologieën’Ga naar eind1.. Hij laat zien dat de postmoderne historische roman gebruik maakt van de breuklijn die de traditionele historische roman verdoezelde, om vragen te stellen over wat voor verschillende ontologieën er zijn en in welke van die ontologieën wij leven. In het India van Salman Rushdie zijn er duizenden van zulke ontologieën, van de officiële geschiedenis | |
[pagina 29]
| |
Vader en dochter: Jawaharlal Nehru en Indira Ghandi
tot sprookjes, van de Bollywood-films tot de Britse literatuur. Andere ontologieën waaruit de Indiase natie bestaat zijn de grote religies, de mythologie (Mahabharata, Ramayana), de verschillende talen (onder andere het Urdu en het Hindi) die de verdeling in provincies bepalen, en de geschiedenis van de Britten. Wat echter tussen al deze grote verhalen ontbreekt, is de ‘nationale geschiedenis van de staat India’: dit verhaal zou alles aan elkaar moeten lijmen tot een collectieve droom. Het hoofdpersonage Saleem Sinai onderneemt een poging zo'n geschiedenis te schrijven door het verhaal van de middernachtskinderen te vertellen. Dat zijn kinderen die rond het tijdstip van de Indiase onafhankelijkheidsverklaring geboren zijn en (daarom) bovennatuurlijke gaven hebben. De bovengenoemde ontologieën zijn verhalen. Al deze werelden bestaan uit woorden. In de literatuur (en daar niet alleen volgens sommigen) zijn woorden de enige werkelijkheid. Losse woorden betekenen echter niets. Om aan de werkelijkheid een betekenis te verlenen moet je er een verhalende structuur aan geven. Zo is het in elk geval met de bovengenoemde werelden: de religies en de geschiedenis zijn geschreven op basis van een plot. Op een gegeven moment in de roman bedenkt Saleem echter dat de werkelijkheid misschien niet de vorm van een verhaal heeft, maar van een encyclopedie. Het belangrijkste verschil tussen encyclopedie en roman is dat de eerste nevenschikkend is en de tweede een hiërarchische structuur aanbrengt. In de encyclopedie staan de verschillende ontologieën in lemma's naast elkaar. Als een persoon de lemma's van de werkelijkheid omsmeedt tot een verhaal, zoals een romancier doet, maakt hij de ene zaak ondergeschikt aan de andere: hij kiest de hoofdzaken, laat andere zaken weg, en bepaalt zo een werkelijkheid voor andere mensen. Hij schept een eigen wereld, met eigen regels en waarheden. Doordat Saleem de verschillende werelden in zijn verhaal samen wil voegen, blijft hij worstelen met deze problematiek, net als sommige personen die hij tegenkomt in zijn leven. De magiërs en de verhalenvertellers hebben nog de meeste grip op de werkelijkheid, omdat zij hem met taal (om) kunnen vormen. Daarom doet Saleem zo'n wanhopige poging een verhalenverteller te worden. Saleems grootmoeder, ‘Eerwaarde Moeder’, is een voorbeeld van het tegenovergestelde, altijd op zoek naar woorden en betekenis met haar stopwoordje ‘Hoenoemjehet’. | |
Geschiedenis schrijvenDe werkelijkheid wordt gevormd door bepaalde verhalen, die van elkaar verschillen en die kunnen botsen. Het is uiteindelijk de schrijver die de ordening aanbrengt en bepaalt wat hoofd- en bijzaak is, wat hij als waarheid aanneemt en wat als verdichtsel. De problematiek waar Saleem op stuit, reflecteert een stroming in het denken van de tweede helft van deze eeuw. In het literair postmodernisme van de jaren zestig en zeventig werd de al bestaande twijfel aan | |
[pagina 30]
| |
het vermogen van taal om de werkelijkheid weer te geven geradicaliseerd. Men keerde zich af van representatie en referentialiteit en ging metafictie schrijven, boeken over boeken. Sommige schrijvers kwamen tot de conclusie dat (objectieve) representatie in feite onmogelijk is. Taal kan geen onzichtbaar medium zijn om de werkelijkheid weer te geven, omdat het de werkelijkheid schept in plaats van observeert. Bovendien doet taal dit binnen het historisch kader van tijd en plaats. Ideeën over bijvoorbeeld de ongelijkheid van blank en zwart of man en vrouw, werden ontmaskerd als ‘verhalen’, geschreven door blanke, mannelijke auteurs. De rol van de auteur werd door dit idee politiek beladen: als er geen representatie is die op waarheid berust, maar alleen een subjectieve, dan is alle tekst politiek. De auteur heeft de macht een ‘werkelijkheid’ te scheppen conform zijn waardeoordelen.Ga naar eind2. Ook de geschiedenis werd ontmaskerd als een cultureel bepaald verhaal, vaak gebruikt om gekoloniseerde volkeren onder de duim te houden. De geschiedschrijver maakt een verhaal van de feiten en gebeurtenissen vanuit het idee dat de mens (in dit geval de mannelijke Brit) het centrum van alles is en dat er een vast verband bestaat tussen oorzaak en gevolg. Zo wordt een constructie gemaakt waarin de geschiedenis zich naar één doel ontwikkelt: de onvermijdelijke overwinning van het ene volk (het Britse) op het andere (het Indiase) en de daaropvolgende overheersing. De geschiedenis wordt geschreven in opdracht van de overwinnaars en de geschiedschrijver praat hen naar de mond. Rushdie gebruikt een ingenieuze kunstgreep om dit bloot te leggen. Hij voert Saleem op die een poging doet een nationale Indiase geschiedenis te schrijven. Hiermee doet hij hetzelfde als de historicus: hij maakt een constructie waaruit het (hemelse?) plan van de geschiedenis blijkt. Saleem verbindt zijn eigen leven aan dat van de Indiase natie. Om alles in het verhaal te passen verzint hij allerlei verbanden. Zo gebruikt hij vloeken en voorspellingen om aan te geven dat er sprake is van voorbeschikking, herhalingen van beschrijvingen en Leitmotiven om te bewijzen dat er een zekere logica in de voorvallen huist. Saleem heeft de neiging om overal een invulling aan te geven, ook aan de dingen waar hij niets van weet. Hij stelt dat hij met handboeien aan de geschiedenis vastgeklonken is, ‘want dankzij de occulte tirannieën van die minzaam groetende klokken was ik op een geheimzinnige manier in de handboeien van de geschiedenis geslagen, mijn lot onlosmakelijk aan dat van mijn land geketend.’ (p. 10) Maar het omgekeerde is waar: hij ketent de geschiedenis aan hem vast. Op een zeker moment vraagt Saleem zich af of de loop der dingen bepaald wordt door toeval of door het lot, met andere woorden: of de geschiedenis betekenisloos is of zin heeft. Deze levensvraag loopt als een rode draad door de geschiedenis van zijn familie. Zijn grootvader Aadam verloor zijn geloof in de grote ideologieën, de religie en de wetenschap. Het enige waar hij uiteindelijk in geloofde, was dat verandering onvermijdelijk is. Hij raakte betrokken bij het bloedbad in Amritsar, waar honderden Indiërs neergeschoten werden door de Britten. Sindsdien hebben alle historische gebeurtenissen invloed op zijn leven: hij krijgt bijvoorbeeld - net als heel India - de optimisme-ziekte en hij moet onderdak bieden aan een verzetsstrijder, die een verhouding met zijn dochter krijgt. Met deze erfenis wordt Saleem geboren, symbolisch genoeg op het moment dat India's onafhankelijkheid wordt uitgeroepen. Saleem voelt dezelfde leegte als zijn grootvader; hij vreest dat zijn bestaan zinloos is als het niet verbonden is met de geschiedenis. Om zijn band met de geschiedenis uit te vinden observeert Saleem haar niet, maar haast hij zich om haar een betekenis op te leggen. Dit doet hij uit eigenbelang, uit angst dat zijn leven geen zin heeft. Precies op het moment dat hij die angst voor het eerst voelt, ontdekt hij het telepathische radiostation Radio All-India in zijn hoofd, dat hem in staat stelt met de geschiedenis mee te doen. Zijn neus fungeert als een soort zender en ontvanger. Door zijn bijzondere gave kan hij de gedachten van andere mensen lezen, en krijgt hij contact met de middernachtskinderen. De vraag of de geschiedenis een doel heeft wordt vervangen door de vraag wie de zin van de geschiedenis bepaalt en om wat voor redenen. Rushdie parodieert met het gedrag van Saleem de geschiedschrijving. | |
Alternatieve geschiedenisMiddernachtskinderen is een parodie, maar tegelijkertijd herschrijft het de geschiedenis van India. Het herschrijven van de geschiedenis is een politieke daad. Het verstoort de illusie dat een bepaalde serie gebeurtenissen onvermijdelijk is. Daarnaast is het vergelijkbaar met het schrijven van een utopie. De utopie probeert een (totaal)oplossing voor maatschappelijke problemen te geven, die in de toekomst verwezenlijkt kan worden. Postmoderne schrijvers kiezen echter | |
[pagina 31]
| |
niet meer voor de vorm van de utopie om een vooruitblik op de toekomst te geven; zij gebruiken de uchronie. Lies Wesseling heeft het genre zo gedoopt: de uchronie is een geschiedenis die tegen de feiten indruist.Ga naar eind3. Zij levert de alternatieven voor de bestaande orde in de onverwezenlijkte mogelijkheden van de historische situaties. De vraag hierbij is: hoe zou de geschiedenis eruit hebben gezien als... Fuentes schreef in Terra Nostra: ‘History repeats itself only because we are unaware of the alternate possibilities for each historic event: what that event could have been but was not. Knowing we can insure that history does not repeat itself; that the alternate possibility is the one that occurs for the first time.’Ga naar eind4. De alternatieve geschiedschrijving geeft een stem aan de groepen die in de officiële geschiedenis niet telden, zoals de vrouwen, de Afrikaanse slaven en, in dit geval, de Indiërs. Rushdies roman combineert de officiële geschiedenis met een verborgen geschiedenis: het fantastische verhaal van de middernachtskinderen. Saleem komt met ze in contact door middel van zijn telepathische Radio All-India. De middernachtskinderen spelen een rol in de officiële geschiedenis: zij vormen met hun machtige gaven een bedreiging voor de macht van Indira Ghandi. De een kan reizen in de tijd, de ander is onweerstaanbaar mooi, de derde kan gedachten lezen. Allemaal hebben ze sprookjesachtige krachten die het gezag niet kan beheersen. Indira Ghandi wil totale heerschappij en kan het niet hebben dat de middernachtskinderen haar macht ontglippen en zelf de politiek kunnen beïnvloeden. Dat doet zeker Saleem, die voor een deel de geschiedenis bepaalt, actief of passief, letterlijk of metaforisch. Saleem vertelt: Met de combinate van actief en letterlijk bedoel ik natuurlijk al mijn handelingen die rechtstreeks de loop van toekomstige historische gebeurtenissen beïnvloedden of veranderden. De verbinding van passief en metaforisch omvat alle socio-politieke stromingen en gebeurtenissen die mij, louter door te bestaan, metaforisch beïnvloedden. Tenslotte is er de vorm van actief-metaforisch, dat die gelegenheden bijeenbrengt waarop dingen die door mij werden gedaan, of mij werden aangedaan, weerspiegeld werden in de macrocosmos van openbare aangelegenheden, aangetoond dat mijn privébestaan symbolisch samenviel met de geschiedenis. (p. 273-274) Saleem bepaalt de geschiedenis al als hij met peperpotten schuift: de bewegingen worden vertaald in strategieën in de Indo-Pakistaanse oorlog. Als een soort Napoleon drukt de nietige Saleem zijn stempel op de gebeurtenissen. Dit is een zwaar overtrokken en ironisch beeld van de geschiedenis als een proces dat door enkele grote staatshoofden gestuurd wordt. Middernachtskinderen geeft een alternatief voor de officiële versie van de geschiedenis. De officiële versie is ontstaan doordat er meer informatie over de machthebbers is. Napoleon wint een veldslag, waarna zijn verhaal in de geschiedenisboeken terecht komt. Historische kennis is dus verstrengeld met politieke macht. Als er echter meer informatie is over het leven van de verliezers, zoals Saleem en de andere middernachtskinderen, kan dit een verhaal scheppen dat het verhaal van de staatshoofden ondermijnt. De middernachtskinderen zijn een uitvloeisel van de fantastische aard van de Indiase werkelijkheid en tegelijkertijd weerspiegelen ze de politieke geschiedenis in hun privélevens. Zij hebben betekenis zowel in de wereld van mensen als in de wereld van ideeën, in de vorm van metaforen. Als de kinderen opgroeien krijgen ze te maken met de mentaliteit van de volwassen wereld, die ze met de klassenmaatschappij, de tegenstellingen tussen goed en slecht, tussen rijk en arm confronteert. De tegenstander van Saleem binnen de groep van middernachtskinderen, Shiva, biedt deze dualiteit het hoofd door alles als ding te beschouwen. Over objecten kan hij namelijk macht uitoefenen. De verborgen geschiedenis van de middernachtskinderen laat zo dus zien hoe volgens Rushdie de mentaliteit in India veranderd is: de droom van Mahatma Ghandi en zijn volgelingen is verworden tot een slagveld van religieuze fanatici, moslims, Sikhs en Hindoes die elkaar het licht in de ogen niet gunnen. Rushdie gebruikt de kinderen als tegenhanger voor de officiële geschiedenis. Tegenover de macht van de politiek en de klassenmaatschappij zet hij de verbeelding. De speelse herschrijving van de geschiedenis, de macht van de magiërs en de verhalenvertellers maken deel uit van de collectieve droom die India eerst was. Mythen - stelt de verteller - zijn nuttiger dan feiten. Pure kennis werkt niet. Het koloniale gedachtengoed heeft afgedaan, en de Indiërs moeten hun eigen verhaal gaan schrijven. Hierbij is de feitelijke waarheid niet zo belangrijk als andere waarheden die heilig zijn geworden in de loop van de tijd. De waarheid van het geheugen, bijvoorbeeld, kan een samenhangende versie van de gebeurtenissen scheppen, en soms vormen legenden de werkelijkheid. De verbeelding kan | |
[pagina 32]
| |
verschillende ontologieën tegelijk aan: de mogelijkheden van de verbeelding geven betekenis en leven. Tegenover de machtsspelletjes van Shiva zet Saleem de kracht van de jeugd, het kinderlijke vrije fantaseren, waarbij iedereen een werkelijkheid naar zijn eigen ideeën kan vormen. Rushdie laat een kind vechten tegen de volwassen wereld. | |
Het falen van de verbeeldingDe macht, gesymboliseerd door Indira Ghandi, rekent af met de middernachtskinderen. Het historische feit is dat de premier van India de noodtoestand heeft uitgeroepen. In de roman doet ze dit om de kinderen op te sporen en ze hun gaven te ontnemen. Saleem wordt ‘gedraineerd’: zijn bijzondere neus wordt operatief onschadelijk gemaakt. Hij verliest hierdoor zijn verbeeldingskracht, zijn herinneringen en zijn hoop. Ook dit loopt parallel met de ontwikkelingen in het land. India is een ‘collectief falen van de verbeeldingskracht’ gebleken: op het einde heeft de geschiedenis alle alternatieven uitgeschakeld en is het utopisch ideaal verslagen. Er is echter hoop voor later. Er is een nieuwe zoon - Aadam - die misschien de niet verwezenlijkte mogelijkheden van het verleden in de toekomst uit kan werken. De grootvader Aadam Aziz geloofde dat verandering onvermijdelijk was en realiseerde zich dat de geschiedenis een onafwendbaar proces is. Saleem hoopt dat de nieuwe Aadam een stapje verder is en zijn wil op kan leggen aan de komende gebeurtenissen. Hemzelf lukte het al niet de interpretatie van de gebeurtenissen in bedwang te houden. Saleem zit tussen zijn grootvader en zijn zoon in; hij heeft de geschiedenis als een profeet geschreven, een alternatieve geschiedenis om in de toekomst verwezenlijkt te worden. Saleems poging mislukt; hij wordt uiteindelijk vertrapt door alle groeperingen die hij geen stem kon geven. Er zijn tenminste twee punten aan te wijzen waarop hij faalt. De hele roman was een poging één wereld te scheppen uit alle lemma's die de verteller ter beschikking stonden, nu blijkt echter dat er nog talrijke andere werelden zijn. Het hele boek door vormen zich breuken in het lichaam van de vertellende Saleem. De barsten zijn typerend voor de breuklijnen tussen de verschillende ontologieën. De verteller probeert verschillende ontologieën aan elkaar te lijmen om één groot epos te vertellen, maar de oneffenheden die hij wegwerkt komen terug als barsten in zijn lichaam. De verteller heeft geprobeerd de geschiedenis van India te schrijven en heeft tegelijkertijd het falen hiervan aangetoond: er is niet één verhaal van te maken. Zijn lichaam barst dan ook door de vele breuken uit elkaar. De ontologieën zijn onverenigbaar door hun diversiteit, maar ook hun hoeveelheid doet Saleem de das om. Het postmodernisme is een verdere ontwikkeling van de democratisering: op papier zijn de uitsluitingsmechanismen die de westerse cultuur gebruikte ontmaskerd. Zelfs de ‘geniale’ kunstenaar is maar een mens. Om deze reden zou ieder individu een stem moeten krijgen. De literatuur kan dan immers meer nevenschikkend dan hiërarchiserend werken. Het ene verhaal zou niet meer waard moeten zijn dan het andere, en Rushdie staat deze ontwikkeling toe aan het eind van het boek: het verhaal van Saleem wordt overstemd door alle andere verhalen die er te vertellen zijn, hij wordt onder de voet gelopen door alle andere Indiërs, die immers ook een verhaal te vertellen hebben: Ja, ze zullen me onder de voet lopen, de marcherende getallen één twee vier honderd miljoen vijfhonderd zes, waardoor ik word herleid tot stemloze stofjes, net zoals ze te gelegener tijd mijn zoon zullen vertrappen die niet mijn zoon is, en zijn zoon die niet de zijne zal zijn, en de zijne die niet de zijne zal zijn, tot de duizend en eerste generatie, tot de duizend en één kinderen zijn gestorven, omdat het een voorrecht en een vloek van middernachtskinderen is om zowel meester als slachtoffer van hun tijd te zijn, een persoonlijke levenssfeer te verzaken en in de vernietigende draaikolk van de grote massa worden gezogen, en niet in vrede te kunnen leven of sterven. (p. 531) Jan Willem Mathijssen studeert Algemene Letteren aan de Universiteit Utrecht, met als specialisatie Moderne Westerse Letterkunde. |