Vooys. Jaargang 15
(1997)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |||||||||||||
Verbeelding van vervolging
| |||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||
Klaagmuur van vernielde graven. Begraafplaats Remuh synagoge, Kraków
foto: Karin Smeets | |||||||||||||
Het bittere kruidIn Het bittere kruid zijn de gebeurtenissen die belangrijk zijn voor de actie niet nadrukkelijk in het verhaal zelf aanwezig maar wel steeds op de achtergrond. Veel hoofdstukken hebben een dergelijke gebeurtenis als aanleiding: het eerste hoofdstuk beschrijft de evacuatie van de stad, maar vooral de terugkeer waarna iedereen de bedden uitklopt en geruststellende gesprekjes voert. De centrale gebeurtenis (de inval van de Duitsers en de Nederlandse capitulatie) wordt dus door middel van ‘onbeduidende’ bijzonderheden weergegeven. Hoofdstuktitels als ‘Het flesje’, ‘Kampeerbekers’ en ‘De Lepelstraat’ klinken onschuldig. Achter de kleine details die de verteller beschrijft gaan echter grote drama's schuil. Door uitgebreid aandacht te schenken aan de kampeerbekers en de aanschaf ervan, wordt de achterliggende gebeurtenis, de oproep voor deportatie die iedereen kreeg, verbeeld zonder er expliciet woorden aan te wijden. Slechts een enkele keer verwijst een hoofdstuktitel direct, doch vaag, naar een ingrijpende gebeurtenis, bijvoorbeeld ‘Het gebeurde’. In dit hoofdstuk wordt beschreven dat Bettie bij een razzia is opgepakt. Ook hier wordt de nadruk gelegd op kleinigheden: vader moet zestig cent betalen voor het telefoongesprek, de eigenares van de telefoon is alleen met haar eigen sores bezig en ‘ik’ herinnert zich hoe Bettie als kind een keer bijna verdronk. In ‘De sterren’ gebeurt hetzelfde: wanneer vader met textielen sterren thuiskomt die joden op hun kleding moeten bevestigen, vraagt niemand zich af wat de consequenties hiervan zullen zijn. Wel bedenken ze welke kleur garen ze zullen gebruiken en of de sterren niet zullen vloeken bij bepaalde kledingstukken. De omstandigheden in Het bittere kruid bieden de personages steeds de keuze tussen gehoorzaamheid en verzet. Meestal kiezen zij voor het eerste. Vader is een optimist die de gebeurtenissen als een soort natuurramp over zich laat komen, maar gelooft dat alles zich weer ten goede zal keren. Zijn omgeving wordt door zijn optimisme enigszins beïnvloed. De kinderen, Dave, Bettie en ‘ik’, neigen echter meer tot verzet dan hun ouders. ‘Ik’ kiest het vaakst voor verzet en weet uiteindelijk als enige van het gezin te overleven. De hoofdverhaallijnGa naar eind2 van Het bittere kruid betreft de geschiedenis van een joods gezin uit Breda dat uit vijf personen bestaat: moeder, vader, Dave, Bettie en | |||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||
‘ik’. Later komt Lotte, de vrouw van Dave, er nog bij. In de loop van het verhaal verdwijnen verschillende gezinsleden, tot alleen ‘ik’ nog over is. Niet al deze personages zijn voortdurend in de hoofdverhaallijn aanwezig; ze zijn er zolang ‘ik’ hen kan waarnemen. De zijverhaallijnen zijn zeer beperkt: soms bestaan ze slechts uit een zeer korte aanduiding. Zo wordt aangegeven dat de familie Zwagers is ondergedoken en dat de vroedvrouw bij wie vader telefoneert geen besef heeft van wat er gebeurt, hoewel zij met een jood getrouwd is. Een iets uitgebreidere zijlijn vormt de geschiedenis van Tante Kaatje, die zo van reizen houdt en plotseling door de Duitsers ‘opgehaald’ blijkt te zijn. Hiernaast zijn er enkele zijlijnen die parallel lopen aan een deel van de hoofdlijn. Op het moment dat ‘ik’ verneemt dat haar familie is doorgestuurd, wordt de tol van een spelend meisje door een vrachtwagen verpletterd. Wanneer ‘ik’ een nieuwe onderduiknaam krijgt, denkt ze aan een tante die met behulp van een nieuwe naam genas van een ernstige ziekte. | |||||||||||||
De nacht der GirondijnenAnders dan in Het bittere kruid is de beschrijving van de vervolging in De nacht der Girondijnen niet verborgen in ogenschijnlijk onbelangrijke gebeurtenissen. Het verhaal volgt in grote lijnen de ontwikkeling van Jacques Suasso Henriques, een geschiedenisdocent die in Westerbork deel uit maakt van de joodse Ordedienst. Deze ‘baan’ houdt in dat Jacques assisteert bij de transporten van zijn lotgenoten om zo zijn eigen deportatie uit te stellen. Jacques verklaart aan de hand van zijn levensgebeurtenissen hoe hij zo geworden is als hij is. Iedere gebeurtenis die Jacques beschrijft heeft hij gekozen omdat hij vindt dat die aan zijn ontwikkeling heeft bijgedragen. Binnen deze gebeurtenissen vormt Jacques' ontmoeting met de rebbe Jeremia Hirsch een keerpunt. Tot die tijd wordt Jacques steeds meer gehard door zijn werk in Westerbork; het contact met de rebbe zorgt ervoor dat hij zich gaat realiseren waar hij mee bezig is. Dan gaat zijn werk, dat uit dezelfde taken blijft bestaan, hem zodanig raken dat hij zijn ervaringen op papier probeert te zetten. In een transportnacht zet Jacques zijn geestelijke verandering ook in daden om: hij verdedigt de rebbe tegen het geweld van zijn chef Cohn. Dit is de belangrijkste gebeurtenis van het boek: doordat Jacques zijn gevoelens in daden omzet slaagt hij er eindelijk in om zijn verhaal op papier te zetten. Het schrijven zelf is een essentiële gebeurtenis in het heden van het verhaal. In De nacht der Girondijnen betreft de hoofdverhaallijn Jacques Suasso Henriques. Zijn verhaal gaat voor een groot deel over een joodse opportunist in oorlogstijd. Ook wordt aangegeven wat er aan deze tijd voorafging en wat hem tot zijn daden beweegt. Jacques komt in de hoedanigheid van leraar aan het Joods Gymnasium en vervolgens als adjudant van Cohn in Westerbork met zeer veel mensen in aanraking. In zijn verhaal, de hoofdlijn, zijn op allerlei plaatsen zijlijnen opgenomen die bestaan uit de verhalen van anderen. De hoofdverhaallijn biedt vele aanknopingspunten voor die zijverhaallijnen. Zo beschrijft Jacques hoe er op het Joods Gymnasium kinderen zijn van allerlei achtergronden en nationaliteiten. De Hondurese nationaliteit is erg in trek omdat ze bescherming zou bieden: ‘de vader van het schoolmeisje Lea Cohen had op de duitse Zentralstelle bij het afhalen van het hem beschermende stempel het pech, dat de hoofdstad van dit zijn verre vaderland hem met geen mogelijkheid wilde te binnen schieten en zo zit de hele familie al een tijdje in Auschwitz, hoofdstad van Polen’ (Presser, 1957: 13). Over allerlei mensen die Jacques even tegenkomt, bijvoorbeeld wanneer hij ze in de trein zet, krijgt de lezer meer informatie dan alleen dat ene moment bij de trein. Over Ninon de Vries, op wie Jacques stiekem verliefd is, en haar familie wordt vermeld dat zij hebben getracht aan deportatie te ontkomen door het kopen van zeer dure, maar valse papieren. Ninons vader, een steenrijke diamantair, was handig genoeg om een succesvol zakenman te worden maar had niet doorzien dat zulke dure documenten wel vals moesten zijn. Mona, een meisje dat Jacques kende uit klas 5b, had zich in de Oppenheimer-Fundatie veilig gewaand tussen de psychiatrische patiënten. Het hele gesticht wordt echter ontruimd door de joodse Ordedienst en naakt en vastgebonden in beestenwagens met gesloten ventilatie afgevoerd. Jacques vermeldt hoe zij het moedertje van 5b was, hoe ze aan de raamkant vooraan in de klas zat en fatsoenlijk en hartelijk was. Soms zijn de gegevens die Jacques biedt beperkt: terwijl Jesaja Melkman zich aan het wassen is, komt plotseling de kampcommandant binnen. Hij schrikt, want hij draagt nu niet de immer verplichte ster. Snel plakt hij er een met een pleister op zijn blote borst. De kampcommandant negeert het, maar laat Jesaja dezelfde dag nog wegens symboolbelediging in de strafbarak plaatsen. Jacques vermeldt dan nog zijn geboortedatum, beroep en het feit dat zijn geliefde vrijwillig met hem mee gaat op transport. | |||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||
InterpretatieEen opvallend verschil tussen De nacht der Girondijnen en Het bittere kruid is dat in het eerstgenoemde boek de ‘grote’ gebeurtenissen op de voorgrond staan, terwijl in het tweede de aandacht juist op details gericht is. De kennis die het lezerspubliek van 1957, het jaar waarin beide boeken verschenen, had met betrekking tot de oorlogsgebeurtenissen waaraan in de twee boeken gerefereerd wordt, zou dit verschil kunnen verklaren. Presser snijdt in De nacht der Girondijnen een kwestie aan, die van de joodse Ordedienst, waarover nog niet veel bekend was.Ga naar eind3. Hij putte voor het schrijven van zijn roman uit zijn eigen ervaringen en uit de archieven van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie.Ga naar eind4. Het grote publiek had geen vergelijkbare ervaringen, noch toegang tot die archieven. De verteller van De nacht der Girondijnen doet dan ook de grootste moeite zijn lezers van het waarheidsgehalte van zijn verhaal te overtuigen: ‘Dit is waar; ik zou het voor het Laatste Oordeel kunnen herhalen’ (Presser, 1957: 22). De verteller van Het bittere kruid hoeft deze moeite niet te doen, zoals ook een recensent meent: ‘Immers zij vertelt uitsluitend over haar familie en haarzelf, weliswaar in verband met algemener gebeurtenissen en bepaaldelijk met de maatregelen die de bezetter tegen het joodse volk ondernam, maar deze gebeurtenissen enz. worden, terecht, als bekend verondersteld’ (Roeland Vermeer: 25-26). Het zou wel erg ver gaan om te veronderstellen dat auteurs bij het schrijven van romans enkel zouden nadenken over het bevattingsvermogen en de voorkennis van hun publiek. De gebeurtenisweergave van Het bittere kruid heeft bepaalde functies. Wanneer ‘ik’ beschrijft dat haar zus is opgepakt richt zij zich op details. Door op deze wijze over Betties arrestatie te berichten, worden meteen andere zaken aan de orde gesteld: joden mogen geen telefoon hebben en nietjoden blijken vrij onverschillig te staan ten opzichte van het lot van joden. De personages van de beide boeken staan telkens voor de keuze te gehoorzamen of zich te verzetten. In Het bittere kruid betekent de eerste optie ondergang en de tweede redding. In De nacht der Girondijnen, in de situatie waar Jacques zich bevindt, is dit gecompliceerder: gehoorzamen bewerkstelligt lichamelijke redding maar geestelijke teloorgang. Verzet impliceert geestelijke redding en lichamelijke vernietiging. De hoofdpersonen van de beide boeken, ‘ik’ en Jacques, zijn zich geen van beiden bewust van de gruwelijke aard van de gebeurtenissen, en de keuzen waarvoor zij gesteld staan. ‘Ik’ richt haar aandacht vooral op kleinigheden, doordat de verschrikkingen om haar heen te groot zijn om werkelijk te bevatten. Door toeval en intuïtie maakt zij de keuzen waardoor zij overleeft. Jacques realiseert zich uiteindelijk waar hij mee bezig is en kiest bewust voor verzet. De rebbe zegent hem ogenblikkelijk, hetgeen zijn geestelijke redding aangeeft, maar hij wordt vervolgens naar de strafbarak gejaagd waar hij terugkijkt op zijn leven: ‘ik wil weten, ik mòet weten, hoe zich dat heeft toegedragen; ik wil mijn som maken. Hoe ben ik hierheen gekomen?’ (Presser, 1957: 20). Dit heeft consequenties voor hetgeen hij vertelt; hij vestigt de aandacht juist meer op de gebeurtenissen die voor hem essentiële keuzen betekenden. In De nacht der Girondijnen worden deze gebeurtenissen met behulp van zijlijnen en de weergave van gesprekken beschreven. De verteller heeft de bedoeling een soort kroniek te schrijven van zijn tijd en van de ervaringen van zijn volk. Hij wil dat zijn document het kamp uitgesmokkeld wordt zodat het lezers zal vinden (‘Geen Jood, vermoed ik.’ (Presser, 1957: 12)). Jacques is bang dat hij niet geloofd zal worden en dat de mensheid dit deel van de geschiedenis zal vergeten. De opname van zijlijnen maakt het verhaal een kroniek: het is niet langer alleen het verhaal van een persoon, maar ook het verhaal van velen. Door de mensen in zijn omgeving een naam te geven en zeer beknopte informatie over hen te bieden - zoals in het geval van Jesaja Melkman - licht de verteller hen uit de massa slachtoffers van Westerbork en krijgen zij hun eigen verhaal.Ga naar eind5. Het bittere kruid draagt zelfs de ondertitel Een kleine kroniek. Toch is het aantal zijlijnen veel kleiner dan in De nacht der Girondijnen. Het verhaal van het joodse gezin is echter representatiever voor wat joden in de oorlog overkwam dan het verhaal van Jacques en is daarom op zichzelf al meer een kroniek. De zijlijnen bieden net als in De nacht der Girondijnen aanvullende informatie. | |||||||||||||
Autobiografie?In de twee romans is de jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog een zeer belangrijke gebeurtenis. In de levens van Jacques Presser en Marga Minco is zij dat ook. Presser was 41 jaar toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak (Van der Zee: 20), Minco 20 | |||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||
(Minco, 1985: 5). Omdat zij joods waren, kregen zij persoonlijk met vervolging te maken. Men moet natuurlijk voorzichtig zijn om na het lezen van een roman conclusies te trekken over het leven van een schrijver. In recensies van de boeken valt direct op dat recensenten hiermee allesbehalve voorzichtig zijn. Zodra een roman over de Tweede Wereldoorlog blijkt te gaan en misschien in het bijzonder over de vervolging, lijkt hij vanzelf het etiket ‘autobiografisch’ te krijgen: de schrijvers worden gelijkgeschakeld met de hoofdpersonages van hun romans. Wanneer de roman een ik-vertelling is, waarbij de ik-persoon geen naam heeft of in ieder geval geen andere naam dan de auteur, is deze vereenzelviging nog enigszins voorstelbaar. Des te vreemder wordt het, wanneer een Duitse recensent De nacht der Girondijnen een ‘autobiographischer Novelle’ en het hoofdpersonage ‘Presser’ noemt.Ga naar eind6. De biografie van (de echte) Presser wijst uit dat Presser van mei 1943 tot en met het einde van de oorlog ondergedoken heeft gezeten en nooit in Westerbork is geweest.Ga naar eind7. Maar dat laatste betekent geenszins dat Presser niet wist waarover hij schreef,Ga naar eind8. noch dat De nacht der Girondijnen geen autobiografische gegevens bevat. Het mooiste voorbeeld is het personage Dé, dat op pagina 65 voor het eerst in het boek voorkomt: ‘de nog jonge vrouw van een collega uit de voorwereld van het gymnasium. [...] Dé is gepakt in de trein tussen Amersfoort en Lunteren, bij een persoonsbewijscontrole. Ze berust, ze is heel dapper, maar tevens erg bezorgd om haar man: als die er ook maar niet invliegt door haar schuld’ (Presser, 1957: 65). Samen met Jacques Suasso Henriques wordt Dé aan het slot van De nacht der Girondijnen op transport gesteld naar Sobibor. Jacques Presser was in de zomer van 1936 getrouwd met Dé Appel, die bij hem in de klas had gezeten op het Vossiusgymnasium (Van der Zee: 96-98). Op 18 maart 1943 werd Dé opgepakt bij een persoonsbewijscontrole in de trein (Bregstein: 97-98). Drie jaar na de oorlog ontving Presser bericht van het Rode Kruis dat zijn vrouw in Sobibor was vermoord (Van der Zee: 193). Behalve dat sommige aspecten van De nacht der Girondijnen met Pressers leven overeenkomen, komt een aanzienlijke hoeveelheid details terug in zijn historische standaardwerk Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse jodendom 1940-1945. Presser zegt over De nacht der Girondijnen: ‘Bij alles wat erin staat, behalve natuurlijk een paar kleinigheden, moet ik zeggen dat het volstrekt historisch is’ (Bregstein: 121). In De nacht der Girondijnen wordt beschreven hoe de Oppenheimer Fundatie in Deventer wordt ‘leeggehaald’. Deze beschrijving vertoont zeer sterke overeenkomst met de historische gebeurtenis van de ontruiming van ‘Het Apeldoornse bos’, het joodse krankzinnigengesticht, in de nacht van 21 op 22 januari 1943 (Presser, 1965, dl. 1: 321-328). Zelfs kleine details komen overeen: in beide gevallen is de hoogste chef aanwezig (Aus der Fünten; Adelphi), is de joodse Ordedienst van Westerbork ingeschakeld en krijgt een joodse O.D.-er een trap. Ook de vrouw van een Nederlandse marechaussee die bij de Duitse kampcommandant voor de weeskinderen pleit en het antwoord dat zij van hem krijgt, staan in Ondergang vermeld (Presser, dl. 2: 377). Bovendien blijkt het incident met Jesaja Melkman op waarheid gebaseerd te zijn: ‘Mechanicus ziet in Westerbork een grapjas, die de ster met leukoplast op zijn naakte bovenlijf bevestigd heeft’ (Presser, dl. 1: 229). Een van de kleinigheden waarvan Presser toegeeft dat ze niet historisch zijn, is de man die zich de ogen uitsteekt op het moment dat hij hoort dat hij op transport wordt gesteld. ‘IK HEB DAT GEZIEN’, zegt de verteller in De nacht der Girondijnen (Presser, 1957: 64). In een gesprek met S. Dresden geeft de auteur aan ‘dat hij “een klein Oedipus-element” gewenst achtte en dat daarom deze “werkelijkheid” door hem is gefantaseerd’ (Dresden: 48). Dresden gaat in op ‘de betrekkingen die al dan niet bestaan tussen waarheid, werkelijkheid, feit, literatuur en document’ (Dresden: 45) en tekent hierbij aan dat deze ingewikkelde problematiek ‘misschien een hoogtepunt [bereikt] wanneer een historicus ertoe overgaat zich in novelle-vorm uit te drukken.’ (Dresden: 47). Marga Minco's debuut wordt doorgaans als volledig autobiografisch opgevat, temeer daar het boek opgedragen is aan de nagedachtenis van personen die in het boek voorkomen.Ga naar eind9. Dresden wijst erop dat de lezer wel erg kwaadwillend moet zijn om de authenticiteit van Het bittere kruid nog te betwijfelen maar geeft ook de theoretische mogelijkheid van een literair procédé aan (Dresden: 49). Minco vertelt in een interview hoe zij wist te ontsnappen toen zij samen met haar ouders gearresteerd werd: ‘In Het bittere kruid beschrijf ik dat ik het tuinpoortje doorging - maar in werkelijkheid ging ik terug en bonsde en iemand deed het tuinpoortje open en ik had m'n ster afgerukt - ik ging terug. Dat vond ik te gek om op te schrijven. De werkelijkheid was te gek’ (Meijer: 166). | |||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||
Günter Grass probeerde met Die Blechtrommel (1959) een alternatieve geschiedschrijving van nazi-Duitsland te geven. ‘Laat geschiedenis niet over aan de historici’, was zijn credo. Tegen de officiële versie van de geschiedenis maakte hij bezwaar: niet politiek, maar het leven van gewone mensen zou centraal moeten staan. Bovendien heeft geschiedenis als wetenschap de nare neiging overal een zin aan te willen geven, zelfs aan de meest krankzinnige gruwelen.Ga naar eind10. Hoewel de geschiedwetenschap zich inmiddels aardig kan verweren tegen deze verwijten, blijven literatuur en geschiedenis met elkaar op gespannen voet staan. Door in een roman het verhaal van één of enkele personen weer te geven wordt het grote verhaal op maat gesneden voor het menselijk bevattingsvermogen. | |||||||||||||
Literatuur
|
|