merkt. Keesing slaagt er in deze gedeelten van het boek in een ‘levensecht’ en vooral genuanceerd beeld te geven van Kartini. Helaas doet haar stijl daaraan weer enigszins afbreuk. Keesing heeft weliswaar een vlotte pen, waardoor Hoe ruim een kooi ook is goed leesbaar is, maar haar stijl is af en toe té vlot voor het genre van de biografie. Door haar bloemrijk taalgebruik lijkt zij soms het leven van Kartini alsnog te romantiseren, terwijl het juist de opzet van deze biografie was mythes achterwege te laten. Keesing gebruikt bijvoorbeeld enkele keren Kartini's bijnamen - het wilde paardje, vogeltje - om te vertellen over haar vrijheidsdrang (‘het paard dat zich los wil maken van de teugels’) of de tijd dat ze gedwongen wordt binnen de muren van het ouderlijk huis te blijven (‘de vogel die in een kooi zit opgesloten’). Deze vergelijkingen lijken in de eerste plaats toegevoegd om esthetische redenen - inhoudelijk voegen ze niets nieuws toe - en dit verlangen naar ‘mooi’ schrijven komt soms in conflict met het hoofddoel van het boek, namelijk het geven van een waarheidsgetrouw beeld. Bij een zakelijkere stijl was Hoe ruim een kooi ook is meer gebaat geweest.
In Hoe ruim een kooi ook is wordt veelvuldig gebruik gemaakt van citaten uit de brieven van Kartini, wat de authenticiteit van het boek vergroot. Uit deze citaten blijkt dat de autodidact Kartini verbazingwekkend goed en helder Nederlands schreef, dat ook voor de hedendaagse lezer goed leesbaar is. Deze passages worden door Keesing veelvuldig aangevuld met contextinformatie over het Java van eind negentiende, begin twintigste eeuw, waardoor het boek ook een aardig tijdsbeeld geeft. Met name over de ‘ethische richting’ wordt veel verteld dat de moderne lezer niet zal weten. Keesing schenkt onder andere aandacht aan inmiddels vergeten mensen, als Van Deventer, Van Kol en Brooshooft, die de grote inspirators waren van de beweging.
Elisabeth Keesing gebruikte voor het schrijven van deze biografie hetzelfde procédé als eerder bij Constantijn en Christiaan, de levensbeschrijving van de twee zoons van Constantijn Huygens, en Het volk met lange rokken, over de verhouding van Huygens tot het vrouwelijke geslacht. Zij baseert zich (noodzakelijkerwijs) op bronteksten en archiefinformatie, en reconstrueert op grond van deze feiten het levensverhaal. De citaten uit de briefuitgaven van Abendanon en Jaquet zijn het raamwerk, waarin Keesing het verhaal heeft geplaatst. De brieven van Kartini zijn voor deze manier van werken uitermate geschikt omdat ze erg persoonlijk zijn. Daarom is deze biografie zeker geen dorre opsomming van levensfeiten geworden maar een boeiend relaas over de innerlijke strijd van een meisje dat iets nieuws wil, en daarin belemmerd wordt door de traditionele gewoonten en gebruiken van de wereld waarin ze opgroeit.
In het gezin van de regent Sosroningrat werd de kinderen enige ruimte geboden zich te ontwikkelen. Hij had zelf van zíjn vader een ‘Europese opvoeding’ gehad, en nog veel opmerkelijker was dat ook zijn zussen onderdelen van die opvoeding genoten hadden. Zijn eigen kinderen bood hij dezelfde mogelijkheden. Kartini mocht tot haar twaalfde naar een Europese lagere school gaan, waar zij Nederlands leerde. Maar de adat, de traditionele leefgewoonten op Java, gebood Sosroningrat zijn vanaf die leeftijd huwbare dochter thuis te houden, waar zij op de komst van een echtgenoot moest wachten. Samen met haar zussen Roekmini en Kardinah moet zij dan binnen de muren van het ouderlijk huis en erf blijven. Opmerkelijk en ontroerend is de manier waarop Keesing dit beschrijft; zij trekt een parallel met haar eigen leven, om precies te zijn met de tijd die zij in de Tweede Wereldoorlog in een Japans interneringskamp doorbracht. Zowel voor de Nederlandse vrouw, als voor het jonge Javaanse meisje, wordt het verlangen naar de buitenwereld gesymboliseerd door een boom achter de omheining.
Haar vader bezorgt Kartini in de periode dat zij thuis moet blijven Nederlandse boeken en tijdschriften. Door het lezen kan zij haar blikveld verruimen, heeft zij