De zonden van de lezer (3): Wellust
Jan Vorstenbosch
De verleiding is groot om de wellust van de lezer eerst en vooral in overdrachtelijke zin op te vatten: als het gevoel dat je kan overvallen wanneer je een pas gekocht, nog maagdelijk, boek in handen houdt en op de drempel staat van nieuwe leeservaringen. Vol verwachting klopt je hart en je hebt de neiging om meteen gretig aan te vallen, ware het niet dat je deze intieme handeling (hoewel gelegitimeerd door de zojuist verrichte koop) niet wilt blootstellen aan de blikken van al die anderen in de winkel. Ik beperk in zulke gevallen het voorspel maar tot de cover. Ik laat de geur van de nieuwheid tot me doordringen en streel de nog ongeschonden buitenkant. Vooral de boeken die nog luchtdicht verpakt zijn en door strak plastic worden omhuld, hebben dat genotzuchtige effect op mij. Ze dragen nog onbetwistbaar het vlies dat de zekerheid verschaft dat ze nog door niemand zelfs maar zijn ingezien. Het is het soort lust dat je ervaart wanneer je de eerste bent die zijn voetstappen zet in verse sneeuw. Een enkele keer heb ik zelfs het plezier mogen ervaren om een, meestal Frans boek, te treffen waarvan de pagina's nog aan elkaar vastgehecht zaten, zodat ik eigenhandig met een pas geslepen mesje de stoffelijke voorwaarde voor het ontsluiten van dit nieuwe domein van betekenissen mocht scheppen. Het voelt een beetje alsof je het zelf geschreven hebt.
Maar al deze gevoelens hebben toch meer te maken met de bibliofiel in de lezer dan met de wellusteling, meer met de estheet dan de erotomaan. Ze missen te zeer de kenmerken van de wellust, het ongeremde, blinde, ongecontroleerde, om ons op het spoor te zetten van de essentie van deze ondeugd van de lezer.
Het strelen van een boek kan misschien doorgaan voor een erotische sensatie, maar ik zou het niet als een ondeugd willen boekstaven om de relatie met een boek ermee te beginnen. Integendeel, het getuigt eerder van de deugd van de liefde. En om het lezen met het strelen van het boek te eindigen, dat zou ik zelfs als een van de hoogste expressies van consumptie van het gelezene willen aanmerken: een liefdevolle, tedere, dankbare uitwerking van het klassieke gebaar waarmee men een boek dicht doet en er de hand oplegt, mijmerend over de loop die het leven van de hoofdpersoon heeft genomen, over de schoonheid van de stijl, over de intrigerende structuur, letterlijk een handreiking waarin de band tussen lezer en boek en de intrinsieke waarde van het lezen zijn bevestiging vindt.
De sleutel waarmee we de poort naar de ondeugd van de wellust van de lezer wel kunnen ontsluiten, moeten we dus elders zoeken en wel - u had niet anders verwacht - in de onverbiddelijke associatie die van oudsher is gelegd tussen wellust en de seksuele drift, als de meest onberekenbare, ontembare, mysterieuze en gevaarlijke drift. Die sleutel moeten we zoeken in de ontkenning van de intrinsieke betekenis van het lezen, een ontkenning die het wezen van de pornografie uitmaakt. We moeten haar zoeken in de instrumentele functie die het lezen (overigens op grote afstand van kijken) over seks door anderen heeft voor het opwekken en ontladen van de eigen driften. De schrijfster Lydia Rood die zich een breed spectrum van genres eigen heeft gemaakt, van kinderboeken tot pornografie, heeft pornografie beschreven als boeken waar je wat mee moet