Vooys. Jaargang 15
(1997)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| ||||||||||
Vrouw en vrijheid in het werk van Colette
| ||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||
vrouw, prostitueert hij haar literair talent. Het is dus niet verwonderlijk dat (economische) overheersing in man-vrouwrelaties centraal zal staan in het verdere werk van Colette. Wanneer Colette ontdekt dat Willy haar bedriegt met andere vrouwen, neemt ze meer afstand van hem. La Retraite Sentimentale (1907) markeert dit belangrijke moment in haar literaire loopbaan: ze breekt zowel met Willy als met de Claudine-serie. Dit laatste betekent dat ze de schrijfstijl die haar was opgelegd door Willy, gekenmerkt door een vrij vulgair en modieus taalgebruik, achter zich laat. Langzaamaan zal Colette zich een schrijfstijl eigen maken die zuiverheid en eenvoud uitstraalt. In 1906 besluit Colette om zich te laten scheiden van Willy, wat een erg moedige beslissing was aan het begin van deze eeuw. In die tijd werd een gescheiden vrouw als een schandvlek voor de bourgeoise maatschappij gezien, vooral wanneer ze arm en zonder sociaal aanzien was. In het Parijs van rond 1910 had een gescheiden vrouw de keuze tussen een nieuw huwelijk of avontuurtjes, alle twee sociaal aanvaard in de bourgeoise cultuur. Colette doet noch het één, noch het ander. Ze besluit te gaan werken om haar geld te verdienen. Aangezien ze nog geen eigen literaire carrière heeft, en ook geen opleiding, gaat ze werken als danseres-mimespeelster in variété-theaters, wat een schok teweeg brengt in de Parijse bourgeoisie; dit beroep had een bijzonder laag aanzien in die kring. La Vagabonde (1910) gaat over haar scheiding en haar leven als danseres en mimespeelster. Colette beschrijft in dit boek haar mentale ontwikkeling naar de vrijheid. La Retraite Sentimentale en La Vagabonde maken allebei deel uit van de cycle subjectif, de subjectieve serie boeken die Colette aan het begin van haar eigen carrière schreef. In deze boeken heeft ze haar eigen levenservaringen verwerkt. Al schrijvend heeft Colette zichzelf bevrijd en haar eigen identiteit gecreëerd. De subjectieve serie vormt deze bevrijding en zoektocht naar zelfkennis. Hierna schrijft Colette objectievere boeken, maar het thema van de relatie tussen man en vrouw blijft terugkomen. Colette kan in meerdere opzichten gezien worden als een ‘vrije’ vrouw. Allereerst heeft ze de moed gehad zich te bevrijden uit een ongelukkig huwelijk en tijdelijk te vluchten in een lesbische relatie, wat in die tijd niet geaccepteerd werd. Haar vrijheid manifesteert zich in haar werk als danseres-mimespeelster: ze danst naakt en ontdekt haar lichaam als instrument. Colette is trots op haar lichaam en heeft een grote drang dit te tonen. Dit verlangen wordt gereflecteerd in haar werk als schrijfster; door boeken te schrijven ontdekt ze zichzelf. Tegenover de liefde neemt Colette een ambivalente houding in. Aan de ene kant wil ze vrij zijn: man en huwelijk bedreigen haar integriteit en vrijheid. Aan de andere kant kent ze de verschrikking van de eenzaamheid, die haar er steeds weer toe beweegt om te hertrouwen. Het thema ‘bevrijding versus onderdrukking’ komt regelmatig terug in het werk van Colette, onder andere in de twee al genoemde boeken, La Retraite Sentimentale en La Vagabonde. | ||||||||||
Vrouwelijke personages in de romanstructurenClaudine is het belangrijkste personage en de vertelster van La Retraite Sentimentale, een roman waarin erg weinig gebeurt. Ze is de gast van haar vriendin Annie, op Casamène, een mooi landhuis. Daar wacht ze met ongeduld op de terugkeer van haar echtgenoot Renaud, die in een sanatorium van een ziekte herstelt. Ze vult haar dagen met het genieten van de natuur en het werken in de tuin. Annie geeft de geheimen van haar ziel meer en meer bloot aan Claudine, die erg verbaasd is te vernemen welk een moed en kracht schuilgaan achter de brave en nederige verschijning van haar vriendin. Annie, die veel minnaars heeft gehad, wil niets liever dan haar liefdesavonturen voortzetten. Ze ziet genot los van liefde, in tegenstelling tot Claudine, voor wie liefde en plezier onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Deze twee tegenovergestelde theses vormen een confronterend debat in het boek. Aan het eind van het verhaal voegt Renaud zich weer bij Claudine en sterft kort daarna. Claudine leeft voortaan alleen, afgezonderd van de wereld. Al aan het begin van het verhaal is Claudine alleen, en deze eenzaamheid wordt uitgediept door de schrijfster. Het verhaal is min of meer secundair; de romanstructuur wordt gevormd door de daden en gedachten van Claudine. De roman kan gezien worden als een soort intiem dagboek. Claudine is de hoofdpersoon van de eerste serie boeken. Colette heeft haar enkele eigen karaktertrekken gegeven, zoals haar gevoeligheid, haar liefde voor de natuur, een zekere mensenschuwheid en een dosis egoïsme. Bij Claudine is een drang naar onafhankelijkheid te zien die op zeer krachtige wijze tot uitdrukking zal komen bij Renée Néré, de hoofdpersoon van La Vagabonde (Raaphorst-Rousseau: 154). De jonge | ||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||
Colette met Willy
Claudine, door het lot in de armen gedreven van een Parijse en mondaine echtgenoot, proeft met gulzigheid aan de liefde onder deze ‘meester’. Ondanks het ongekende genot en de bevrediging die ze erin vindt, houdt ze de wens zichzelf te blijven, en zich niet helemaal over te geven aan een man. Deze karaktertrek versterkt zich in de latere roman bij Renée Néré. La Retraite Sentimentale is behalve een commentaar op de onderdrukking door de man ook een ontdekking van onafhankelijkheid en vrijheid van de vrouw; deze ontdekking loopt parallel aan de ervaring van de afwezigheid van de man. Het woord is dus aan de vrouw. Een grote vernieuwing voor die tijd! De man wordt min of meer de mond gesnoerd en verliest een groot deel van zijn macht. Het zijn de vrouwen die, in hun eenzaamheid, meesteressen over zichzelf worden. Colette verlaat haar personage Claudine op het moment dat ze officieel scheidt van Willy; in deze periode van ontreddering en verwarring wordt het personage Renée Néré geboren, de zwerfster, de vagebond. In La Vagabonde is Renée, een schrijfster, pas gescheiden van haar man Taillandy, die haar op grove wijze bedrogen heeft. Zij geeft zich echter niet over aan wanhoop, kiest ervoor haar eigen leven te leiden en haar geld te verdienen als danseres-mimespeelster in variété-theaters, om zo onafhankelijk te kunnen zijn van de man. Het eerste gedeelte van het boek gaat over het werk van Renée in het variété-theater. In het tweede deel heeft Renée een bewonderaar, Maxime Dufferein-Chautel, een rijke bourgeois die zijn dagen in ledigheid doorbrengt. Renée, die in meerdere opzichten een geëmancipeerde vrouw is, voelt desalniettemin schaamte over haar leven, omdat het niet beantwoordt aan de verwachtingen van een bourgeois. Ze houdt niet op te verkondigen dat ze alleen wil zijn en niet wil liefhebben. Er is een voortdurende spanning tussen de liefde en haar angst voor de ‘vijand’, de man die haar wil bezitten. Dit bezit betekent een verlies van haar onafhankelijkheid. In het derde gedeelte van het boek is Renée op tournee door Frankrijk; ze kiest de vrijheid om zichzelf te zijn. Ze weigert te trouwen met Max. La Vagabonde is een soort Bildungsroman, waarin getoond wordt hoe de heldin de keuze voor haar vrijheid maakt. Deze overwinning wordt bewerkstelligd door zowel ervaringen in haar professionele leven als in haar gevoelsleven. Max lijkt anders te zijn dan haar eerste man, Taillandy, en ze laat hem binnentreden in haar leven. Aangezien ze gevoelig is voor de ‘pleziertjes van de wellust’, breekt ze beetje bij beetje haar barrières af. Haar onafhankelijkheid begint te verdwijnen, en ze lijkt opnieuw verliefd te worden. Toch vergeet ze door het plezier dat ze met Max heeft haar eerdere ervaringen en nieuwverworven autonomie niet. Ze wordt steeds meer gekweld door haar gevoelens; enerzijds is er de liefde voor Max met wie ze de geneugten van het lichaam herontdekt heeft. Bovendien wordt ze panisch bij de gedachte verlaten te worden. Anderzijds wil Renée haar economische onafhankelijkheid niet opgeven en is ze bang opnieuw te moeten lijden. Wanneer Renée ver weg is van Max, en dus ook ver van zijn fysieke aanwezigheid, kan ze leven zonder deze passie en besluiten een tweede huwelijk te vermijden. De wil wint het van het verlangen. Colette laat hier de onverenigbaarheid tussen werk en huwelijk in de | ||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||
wereld van de vrouw zien. Opmerkelijk is namelijk dat Max alleen dan in het leven van Renée mag binnentreden wanneer ze niet werkt! Colette blijft hiermee binnen de traditionele androcentrische opvatting van de vrouw: een goede echtgenote of een prostituee. Vrouwen die hun seksualiteit accepteren worden gevangen in een machtspolitiek. Zij accepteren het om gebruikt te worden in ruil voor plezier of zekerheid. Vrouwen die dat niet doen worden veroordeeld tot eeuwigdurende kuisheid. Renée is een vagebond, of zwerfster, een variétéartieste, die meerdere rollen moet spelen, te weten die van de gescheiden vrouw, de werkende vrouw en de schrijfster. Dit zijn allemaal vrouwenrollen die bijzonder en marginaal zijn voor de bourgeoise maatschappij van die tijd. De afwijzing van de liefde in La Vagabonde kan een opstand tegen de androcentrische relaties reflecteren, evenals een zoektocht naar persoonlijke autonomie, en een verwerping van het traditionele domein van de vrouw: huis en familie (Mendelson Eisinger: 95). Gedurende haar hele leven heeft Colette de seksuele ambiguïteit bestudeerd (bijvoorbeeld Claudine in La Retraite Sentimentale). Voor Colette leven mannen en vrouwen buiten de grenzen van een traditionele classificatie in seksen. Als voorbeeld kan de wereld van het variété-theater genoemd worden. Dit is een androgyne wereld. Iedereen doet hetzelfde soort werk, er is geen vernedering door ongelijke sekserollen. Mannen en vrouwen beschouwen elkaar als collega's, niet als geliefden. Het variété-theater vernieuwt Renées opvatting over autonomie. Renée staat model voor beweging en activiteit, terwijl Max, haar minnaar, immobiel en passief blijft. Bij het vertrek van Renée (voor haar tournee) wordt ze vergeleken met een soldaat die zijn ‘liefje’ verlaat. De klassieke rollen zijn omgekeerd. In plaats van de man die de vrouw verlaat, is het de vrouw die vertrekt en de man die wacht. In het eerste en derde gedeelte, wanneer ze werkt, verwerpt ze Max dan ook. In dit opzicht verschilt Renée van Claudine, die ook de man opgeeft, maar dit niet voor werk doet. | ||||||||||
Zoektocht naar een eigen identiteitReflectieve en / of contemplatieve romaneske symbolen
De zojuist beschreven vrouwen zijn alle twee op zoek naar zichzelf. Zij creëren een eigen identiteit. Om dit te bewerkstelligen hebben de vrouwelijke personages bij Colette enkele symbolen tot hun beschikking die ze gebruiken als zelfreflectie en contemplatie: de spiegel en de natuur. De spiegel is een ambigu object omdat hij tegelijkertijd zowel zichzelf is als iets anders (namelijk de weerspiegeling van een wezen of een ding). Hij fungeert dus als instrument dat de vrouw haar dualiteit openbaart (Resch: 111). Voor de spiegel bewondert, ondervraagt of bekritiseert de vrouw zichzelf. Zij kan voor de spiegel in het beeld dat haar weergeeft haar identiteit zoeken. Het masker dat zij voor anderen zou kunnen dragen valt af. De plaats die de spiegel inneemt in het verhaal onderstreept de etappes van deze zoektocht naar identiteit. De spiegel kan dienen als kader waarin het verhaal wordt geplaatst: La Vagabonde begint met een beschrijving van Renée die zichzelf ondervraagt voor de spiegel. De spiegel nodigt het vrouwelijk personage uit om zichzelf te bekijken en zich bewust te worden van zichzelf. Zijn eerste functie is om het ‘ik’ weer te geven en drager te zijn van de visie die de vrouw van zichzelf heeft (Resch: 113). De vrouw kan naast de fysieke toestand van haar lichaam ook haar morele gaven in ogenschouw nemen: zelfbeheersing, eigen persoonlijkheid (Resch: 113). De afstand die ze neemt van het beeld van haar eigen lichaam geeft haar de mogelijkheid om haar zekerheid en integriteit terug te vinden. Zo geeft Claudine wanneer ze in de spiegel kijkt toe dat ze haar jeugdige gelaatstrekken verloren heeft. (RS p. 21-22) Maar wat geeft het, als ze de enige is die dat ziet, en als Renaud, haar echtgenoot die haar de ideale liefde schenkt, het niet merkt? En ze is gewapend: met make-up verbergt ze de trekjes die op ouderdom wijzen. Dit geeft zekerheid, evenals enkele jeugdige trekken die ze nog heeft weten te behouden, zoals haar taille en beweeglijkheid. De spiegeling van het beeld legt dus de lichaamskracht bloot waardoor zij in staat is de ander onder ogen te komen en met haar fysieke voorkomen een aspect te laten zien dat geen enkele tekortkoming vertoont (Resch: 114). Voor de spiegel, in alle eenzaamheid, is er geen noodzaak meer om zich te verschuilen achter een masker voor de ander; de vrouw geeft haar lichaam bloot, ze bekritiseert het, vergelijkt het met andere lichamen en ze beoordeelt zichzelf op haar grenzen. Zo blijft ze in de realiteit en vermijdt ze om illusies over zichzelf te kweken: ‘Le grand miroir de ma chambre ne me renvoie plus l'image maquillée d'une bohémienne pour music-hall, il ne réflète... que moi. | ||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||
Me voilà donc, telle que je suis! Je n'échapperai pas, ce soir, à la rencontre du long miroir...’ (LV p. 12-13). Renée ziet zichzelf, zonder de make-up van de artieste die haar ‘ik’ verbergt op het podium; ze speelt niet meer de rol van danseres-mimespeelster. Renée wordt met haar eigen leven geconfronteerd, en weet waaruit dat bestaat: eenzaamheid, en dat zonder enige twijfel voor altijd. Renée lijdt onder haar eenzaamheid, en tegelijkertijd geniet ze ervan: ‘il y a des jours où la solitude est un vin grisant qui vous saoule de liberté, et d'autres jours où c'est un tonique amer, et d'autres jours où c'est un poison qui vous jette la tête aux murs.’ (LV p. 14). De spiegel onthult het personage haar fysieke kwaliteiten, hij liegt niet over de invloed die de tijd op het lichaam heeft. Als Claudine zich af en toe zorgen maakt over haar verdwijnende schoonheid waardoor ze Renaud niet meer zou bevallen, vraagt ze ‘advies’ aan de spiegel, om te ontdekken dat het nog wel gaat... (RS p. 185). De spiegel functioneert hier dus als ‘geruststeller’ en raadgever. De functie van raadgever is erg duidelijk in La Vagabonde. Renée ondervraagt haar spiegel letterlijk op elk willekeurig moment. Voor de spiegel wordt Renée met zichzelf geconfronteerd, en hij geeft haar zelfbewustzijn. In de vierde paragraaf van het boek verschijnt de spiegel al: ‘je vais me trouver seule avec moi-même, en face de cette conseillère ma quillée qui me regarde, de l'autre côté de la glace...’ (LV p. 5). De zinnen die daarop volgen roepen fascinatie en angst op, veroorzaakt door de spiegel, die als toeschouwer en vreemdeling fungeert. Renée wordt evenzo bedreigd en gefascineerd door haar afbeelding in de spiegel als door verscheidene pogingen van anderen om haar te definiëren: ‘une artiste’, ‘ma femme chérie’, ‘mon petit bas-bleu de femme’ (p. 202). Door het hele boek heen bestudeert ze haar weerspiegeling. Noodgedwongen kijkt ze in de spiegel in de kleedkamer; thuis weerspiegelt de grote spiegel in haar kamer alleen maar haarzelf (p. 12-13). Op straat versnelt haar pas, elke keer dat de spiegeling van een etalage haar evenbeeld terugkaatst (p. 133). En nadat ze gezoend heeft met Max, zoekt ze direct het handspiegeltje in haar tas, om zich er rekenschap van te geven dat ze bezweken is voor Max, een man (p. 144). Soms roept de fysieke afbeelding een verbale definitie op bij Renée, bijvoorbeeld wanneer ze verklaart: ‘Tai devant moi, de l'autre côté du miroir, [...] l'image d'une femme de lettres qui a mal tourné’ (p. 15). Dit kan beschouwd worden als een formulering van het discours de l'autre, de redevoering van de ander, en roept zo de uiteenzetting van Lacan over het stadium van de spiegel op: de ontdekking van zichzelf (de identificatie) door het anderszijn van de afbeelding.Ga naar eind1. De weerspiegeling van haarzelf is de ander / zijzelf, van wie ze is vervreemd aan het begin van het boek. In het geval van Renée is er een relatie tussen de spiegel en het schrijven, die tot een climax komt aan het eind van het boek, wanneer ze een brief schrijft, gezeten naast een spiegel: ‘j'ouvre le buvard, entre le miroir-chevalet et le bouquet de narcisses [...] une grande feuille blanche est là, tentante...’ (p. 236). Deze gebeurtenis suggereert een reconstructie van de oorspronkelijke relatie tussen de ‘ik’ en taal; volgens Lacan is het de taal die aan de ‘ik’ zijn functie van subject teruggeeft.Ga naar eind2. Renée is nooit ver verwijderd van haar dubbelgangster, die haar vaak raad geeft. Deze functie wordt op drie momenten in het verhaal onderstreept, wanneer Renée zinspeelt op haar ‘conseillère maquillée’ (p. 5), ‘fardée, qui m'épie’ (p. 6) en ‘ma conseillère sans pitié, qui me parle de l'autre côté du miroir’ (p. 146). De les die Renée trekt uit deze confrontaties met de spiegel leidt tot de beslissing Max te verlaten. In de spiegel constateert ze een verandering van zichzelf, die zich op fatale wijze voltrekt. Renée is nog mooi, maar minder mooi dan ze is geweest. De spiegel heeft de macht om haar eigen verval en aftakeling te actualiseren, en ze weet niet hoelang ze Max kan vasthouden met haar schoonheid. De weerspiegeling van het lichaam stelt de vrouw ook in staat om haar verleden op te roepen. De spiegel heeft de kracht om vergeten herinneringen weer naar boven te halen door ze te reflecteren; het toont haar wie ze is en is geweest. Het is een instrument dat het personage in zijn totaliteit weergeeft. Zo weet de raadgeefster die aan de andere kant van de spiegel tot Renée spreekt haar op scherpe wijze te herinneren aan het verleden, haar eerste huwelijk, haar eerste liefde, die haar hetgene heeft afgenomen dat ze maar één keer kon geven: ‘het vertrouwen, de bijna religieuze verbazing over de eerste streling, het ongekende van tranen en de bloem van het eerste verdriet’ (LV, p. 146). Renée begrijpt dat ze bang is voor passie, voor een nieuw huwelijk, en dus nieuw leed. Wanneer ze nadenkt over haar toekomst met Max, assimileert ze hem met haar voormalige echtgenoot en ze ziet hun liefde met haar ongelukkige huwelijk in het achterhoofd. Op het fysieke vlak verandert ze, maar ze is niet in staat | ||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||
haar innerlijk te veranderen. Renée kan eindelijk zichzelf accepteren, namelijk als de persoon die ze van tijd tot tijd in de spiegel heeft gezien, verborgen achter make-up en maskers: een vagebond. Haar naam duidt op het terugtrekken in zichzelf, als een echo: ‘Néré’ is de omkering in lettergrepen van ‘Renée’... Het tweede symbool dat vrouwen tot zelfreflectie en contemplatie dient is de natuur. De colettiaanse vrouw die over zichzelf wil nadenken en wil ontsnappen aan een ongelukkig leven of een afhankelijkheidspositie, vindt haar toevlucht in de natuur. Die vindt zij allereerst in de herinnering aan het verleden van haar kinderjaren; een herinnering aan een ongecompliceerd leven van een jong meisje opgevoed dichtbij de natuur, waar haar onschuldige en jonge sensualiteit tot volle uitdrukking kwam. De jeugd van Colette zelf is deels beschreven in La Retraite Sentimentale en La Vagabonde, in de personages van Claudine en Renée Néré. De herinnering is dus de eerste manier voor de vrouw om te ontsnappen, terwijl het concrete aspect behouden blijft en niet naar het imaginaire leidt. In deze reconstructie van het verleden betekenen de kinderjaren het geluk dat alleen maar als zodanig wordt beschouwd omdat het gerelateerd is aan het gemis van een zinnelijke puurheid. Bovendien is het land waar de vrouwen bij Colette een schuilplaats zoeken ook de androgyne wereld van hun jeugd vóór de verdeling in sekserollen.Ga naar eind3. Dit verleden was mooi en het jonge meisje had nog geen kennis gemaakt met de wellust, de man, die volgens Colette haar ‘vijand’ is. Ze gaf zich met al haar zintuigen over aan een beschouwing van de natuur waardoor ze de wereld in zich opnam, zonder dat er ook maar een enkel obstakel was tussen haar lichaam en de rest van de wereld. Ze was één met de wereld en voelde zich niet alleen. De liefde voor de natuur is dus allereerst gerelateerd aan het verleden, en het verlangen daarnaar achtervolgt Claudine, wanneer ze naar Parijs vertrekt om met Renaud te trouwen en daar te wonen. In La Retraite Sentimentale is Renaud ver verwijderd van Claudine en zij besluit, diep ongelukkig, toevlucht te zoeken in Casamène, het landhuis van Annie, waar ze vrede, geluk en evenwicht terugvindt in de natuur. Het boek beschrijft de wil van Claudine om zich uit de wereld van de ‘levenden’ terug te trekken en een definitieve schuilplaats te zoeken in de natuur. Al aan het begin van het boek roept ze uit: ‘Annie, que j'aime Casamène’ (p. 26). ‘Casamène est une des passionnantes et mélancoliques extrémités du monde, un gîte aussi fini, aussi loin du présent’ (p. 27). Casamène betekent voor Claudine een vlucht uit de realiteit. Het land van haar jeugd wordt echter niet ‘geëlimineerd’ door Casamène, want haar huis in Montigny blijft wat het altijd voor haar is geweest: een relikwie, een citadel, het museum van haar jeugd (RS p. 61). Het nieuwe geluk dat Claudine op Casamène vindt, blijft verbonden met het oproepen van het verleden. Claudine hecht zich aan dit nieuwe huis omdat ze op deze plaats hetzelfde gevoel van welbehagen vindt als in Montigny. Dit zijn de ‘sensations transposées’ (overgebrachte gevoelens), geciteerd door Proust in Le Temps Retrouvé.Ga naar eind4. Kleuren, geuren, geluiden en smaken roepen die van vroeger op, gevoelens rijgen zich aaneen, verleden en heden completeren elkaar en de tijd lijkt afwezig te zijn. Aan het eind van het verhaal, na de dood van Renaud, woont Claudine niet meer op Casamène maar weer in Montigny, afgezonderd van de wereld (d'Hollander: 315). Casamène dient haar als voorbereiding op deze ‘retraite’. Beetje bij beetje ontdekt de lezer dat Casamène steeds belangrijker wordt dan Renaud, bijvoorbeeld wanneer Claudine toegeeft dat ze, moe van het denken aan Renaud, zich wendt tot Casamène, haar nieuwe speeltje (p. 60). Claudines verblijf dichtbij de natuur zet haar aan het denken over haar leven. De afwezigheid van Renaud en het verblijf op Casamène maken haar de eenzaamheid van haar leven duidelijk. Nadat ze zich heeft afgevraagd of er in de wereld veel vrouwen net zo eenzaam zijn als zij is, maakt Claudine de balans op van alles wat haar ertoe brengt om alleen te leven; ze kijkt terug op haar verleden. Claudine was als enig kind opgegroeid zonder moeder, broers en zussen en had geen vriendinnen. Ze vraagt zich af of de eenzaamheid het lot is van vrouwen die in één keer en voor altijd alles van zichzelf hebben gegeven. Ze geeft toe dat ze door haar trots alleen voor bijzondere personen plaats wil maken in haar hart. Een bijzonder persoon wil zeggen een uniek persoon, aan wie zij haar unieke liefde heeft gegeven. De extreme bijzonderheid waarvan Claudine droomt eist de eenzaamheid, dat wil zeggen leven zonder mannen. Maar de colettiaanse vrouw accepteert alleen de eenzaamheid in de natuur; dit geldt zowel voor Claudine als voor Renée uit La Vagabonde. Zij wijzen de man af, en voelen zich tenminste nauw verbonden met het dierlijke en vooral het vegetatieve. Claudine geeft toe dat: ‘Renaud | ||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||
absent, il n'est qu'un coeur où je me jette pour m'y blottir plus seule encore: celui d'où montent les profondes racines des arbres, l'herbe aux mille glaives [...] d'où jaillissent la source, le blé et la rose sauvage’ (RS p. 45-46). In La Vagabonde hervindt Renée Néré de vrijheid en eenzaamheid op het moment dat ze Parijs verlaat, om op tournee te gaan in de provincie. Men kan zeggen dat Colette een appel doet op de buitenwereld om in de vorm van aardse schoonheid die ze mag bewonderen, een soort van bevrediging en nieuwe remedie tegen menselijke ellende te verkrijgen, en allereerst tegen de liefde. Zo vergeet Renée, terwijl ze vecht tegen de liefde van Max, voor een ogenblik haar problemen als de pracht van de natuur haar een moment van geluk geeft: de vreugde om door een treinraam de zee bij Sète te zien en te ruiken: Avant-hier nous partions à l'aube, et je reprenais, dès le wagon, mon repos en miettes, rompu et recommencé vingt fois lorsqu'une haleine salée, fleurant l'algue fraîche, rouvrit mes yeux: la mer! Sète et la mer! Elle était là, tout le long du train, revenue quand je ne penais plus à elle [...] Je goûtais un de ces parfaits moments, un de ces bonheurs sans conscience, lorsqu'une mémoire subite, une image, un nom, refirent de moi une créature ordinaire [...] Combien de temps venaisje pour la première fois d'oublier Max? Oui, de l'oublier, [...] comme s'il n'y avait d'urgent au monde que mon désir de posséder par les yeux les merveilles de la terre! C'est à cette même heure qu'un esprit insidieux ma soufflé: ‘Et s'il n'y avait d'urgent, en effet, que cela? Si tout, hormis cela n'était que cendres? (LV p. 230-231) Hier is de buitenwereld geen genezend tonicum meer, maar een bron van puur genot, die Renée overtuigt van haar keuze voor de vrijheid. Max wordt meteen vergeten bij de aanblik van de zee. Renée Néré hervindt in de natuur de harmonie van haar jeugd, ze geniet van het heden en richt zich op de toekomst. Ze hervindt evenwicht door de herinneringen aan het land van haar jeugd, dat, zoals al gesteld is, kan worden beschouwd als een androgyne wereld. Colette heeft gedurende heel haar leven onderzoek verricht naar de seksuele ambiguïteit. Volgens haar leven mannen en vrouwen buiten een sekseclassificatie. De androgyniteit is een dynamische serie van verschillende levensfasen. Hoe dichter de vrouw bij de natuur staat, hoe tweeslachtiger zij is. Een vrouw kan de androgyniteit in verschillende fasen doormaken: allereerst in het paradijs van haar jeugd, waar geen onderverdeling in sekserollen bestaat; vervolgens in de werkende maatschappij, zoals in de wereld van de music-hall en ten slotte door de tijd, in de harmonie van de ouderdom. (Mendelson Eisinger: 96). La Vagabonde kan als een goed voorbeeld worden beschouwd van een visie op androgynie. Het verhaal vertelt het zoeken van Renée naar een definitie van zichzelf. Volgens E. Mendelson Eisinger voltrekt de taak van Renée, namelijk het herstellen van haar androgyne identiteit zich op drie niveaus: door het herstellen van het contact met een natuurlijk ‘schepsel’, de Renée uit de adolescentie, sterk en zonder sekserol; door het bekrachtigen van haar ‘ik’ uit het heden, de Renée van de music-hall en door het accepteren van een toekomstige Renée en impliciet, van de ouderdom (Mendelson Eisinger: 96). Aan het begin van het boek, als ze in de music-hall werkt, heeft ze het contact met haar ‘ik’ verloren, met haar bron van energie: het contact met de fysieke wereld, allereerst ondervonden in haar jeugd. Toch is het niet haar jeugd die ze probeert terug te vinden, maar haar vrijheid (net als Claudine). Haar vlucht uit de stad symboliseert deze zoektocht. Wanneer Renée de hoofdstad verlaat en terugkeert naar het land van haar jeugd wordt haar beslissing om Max te verlaten onontkoombaar. Renée voelt dat ze ergens anders hoort, dat ze toebehoort aan ‘dat koninkrijk dat God geeft aan voorbijgangers, aan nomaden en aan Einzelgängers. De aarde behoort aan hen die ergens even stil blijven staan, van het moment genieten en dan weer verdergaan’ (LV, p. 225). En ze voegt eraan toe dat de zwervenden, de dwalenden de heersers van de aarde zijn. Claudine en Renée, heersers over zichzelf en over de wereld. De natuur is een plaats waar ze naar toe kunnen vluchten en waar ze tegelijkertijd het onmogelijke bezit van de liefde vinden. Men zou kunnen zeggen dat Colette door de twee tegenover elkaar staande thema's natuur en liefde met elkaar te verenigen, probeert te bewijzen dat hart en zintuigen onverenigbaar met elkaar zijn. De natuur in Montigny of op Casamène is evenzo absoluut geworden als de liefde van Renaud. Liefde en natuur maken voortaan deel uit van de ‘colettiaanse mythologie’ (d'Hollander: 468). Voor Colette is de natuur een veilige thuishaven waar alle problemen opgelost worden. Ze kent aan | ||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||
Colette als variété-artieste
haar heldinnen een intense communicatie met de natuur toe, die hun de kracht geeft om de eenzaamheid die Colette zelf heeft gekend in haar leven te kunnen verdragen. Met het beroep van schrijfster wordt die eenzaamheid triomferend, omdat deze haar in de gelegenheid stelt om zich met zichzelf te verzoenen. De genezende kracht van het woord beantwoordt aan de therapeutische kracht van de natuur. Zo produceert de schrijfster Renée in La Vagabonde een levensboek: ‘Ecrire! [...] cela signifie [...] les jeux de la plume [...] le griffe, le hérisse de fléchettes, l'orne d'antennes, de pattes, jusqu'à ce qu'il perde sa figure lisible de mot, mué en insecte fantastique, envolé de papillon-fée’ (LV p. 15). Mathilde Kroon studeerde Franse taal- en letterkunde aan de Universiteit Utrecht. Zij specialiseerde zich in de cultuurgeschiedenis vanaf de Verlichting en schreef haar doctoraalscriptie over het werk van Colette. | ||||||||||
Literatuur
|
|