| |
| |
| |
‘Een lezer moet in een boek genoeg missen’
Peter van Dijk
Interview met Russell Artus
Russell Artus debuteerde in 1995 met Zonder wijzers, nadat hij op bijzondere wijze zijn manuscript onder de aandacht van uitgeverij Meulenhoff had gebracht. Het boek was al snel een succes en Artus werd uitgeroepen tot beste debutant van 1995. Onlangs verscheen de verhalenbundel Een onbeschreven dag. Russell Artus vertelt in de eerste aflevering van deze nieuwe interviewreeks over zijn werk, zijn opvattingen over maatschappij en religie en het literaire wereldje.
Russell Artus, pseudoniem van een schrijver die in 1969 bij zijn geboorte een oerhollandse naam kreeg. Zelf vond hij deze naam zonder enige allure en koos daarom voor deze Engelsklinkende vervanging. Of hij altijd deze naam blijft dragen is hem nog niet duidelijk. Het is echter wel zeker dat hij wil blijven schrijven. ‘In de media is Zonder wijzers beschreven als een vrij complexe roman. En het kan niet ontkend worden dat de lezer nogal eens op het verkeerde been wordt gezet. Dat wil ik in de toekomst voorkomen. Ik wil boeken blijven schrijven waarmee alle lezers aan hun gerief komen, maar niet noodzakelijkerwijs als in Zonder wijzers.’ Voor dit boek kreeg hij de prijs van de beste literaire debutant van 1995. Een debuut dat in vrijwel alle kranten als een zeer goed boek werd ontvangen. Het opmerkelijkste aan deze debutant is nog wel dat hij overal waar hij komt, zegt dat hij helemaal niet veel van literatuur weet, omdat hij zich er nog niet zo lang mee bezighoudt. Russell Artus, debutant in de literatuur, in twee betekenissen.
De jeugd van Artus was eerder met films en computers gevuld dan met boeken. Voornamelijk de computer trok nogal zijn aandacht. ‘Eigenlijk was ik niet meer achter dat kastje vandaan te slaan. Met lezen ben ik pas begonnen toen ik al schreef. Dat was ongeveer rond mijn twintigste. Voor mijn lijst had ik ooit wat van Wolkers gelezen, maar verder niks, later ook nog wel Stephen King. Vandaar langzaam steeds wat literairder boeken. Maar nog steeds heb ik niet veel gelezen, omdat ik iemand ben die veel liever herleest. Ik sta altijd een beetje huiverig tegenover lieden die boeken werkelijk verslijten, alsof het dingetjes zijn die in tien minuten in elkaar geflanst zijn. Ik heb dat ook een tijdje geprobeerd; dan las ik een boek, begreep het nauwelijks, wist niet wat ik ervan moest vinden en dacht dan snel: Is dit het nou? Dan had ik mijn vijfentwintig gulden uitgegeven en was het weg. Maar zo zit het natuurlijk niet in elkaar. Ik lees boeken gewoon twee of drie keer. Dan pas ga je bepaalde verbanden zien en ga je het boek waarderen op de manier zoals het misschien wel bedoeld is.’
Het schrijven van boeken komt bij Russell Artus dus niet voort uit een soort onvrede over de kwaliteit van de door hem gelezen boeken. Toch is het idee ‘Dat kan ik veel beter’ hem niet geheel onbekend. ‘Die fase heb ik wel gehad. Die gedachte was een onderdeel van de twijfel. Twijfel of je zelf wel goed genoeg bent. Maar aan de andere kant gebruik je dat lezen om jezelf meer vertrouwen te geven, want als je ziet wat er allemaal uitgegeven wordt, denk je inderdaad al snel: Dat kan ik veel beter. Vooral in de periode dat ik gewoon graag een boek in de winkel wilde hebben. Toen ben ik allemaal elementen van buitenaf gaan zoeken. Dingen als: Hoe moet je een boek samenstellen en wat moet erin wil het een beetje succesvol worden. Ik vergaarde elementen uit boeken die goed verkocht werden, om zo een bestseller te componeren. Youp van 't Hek werd bijvoorbeeld goed verkocht, dus ik kocht een boekje van hem en ontdekte dat het een beetje licht moest zijn, een beetje smeuïg met wat humor erin. Daarbovenop nog wat seks uit Turks fruit. Maar al
| |
| |
Russell Artus
snel merkte ik dat dat werk opleverde waar ik zelf niet echt achter stond. Toen vond ik dat het maar eens afgelopen moest zijn met die flauwekul en ben ik iets gaan maken wat ik zelf mooi vond. Het was een geleidelijk proces. De noodzaak een boek uitgegeven te krijgen werd steeds kleiner en de drang om iets moois te maken steeds groter. Op een dag ben ik er voor gaan zitten en zo is Zonder wijzers ontstaan.’
| |
Zonder wijzers
De manier waarop Artus bij de uitgeverij onder de aandacht kwam is merkwaardig te noemen. ‘In het begin was ik nogal naïef en heb wat van die mislukte dingen geschreven en opgestuurd. Ik was een echte cultuurbarbaar - ik kom uit een zakenfamilie - die zich heel vanzelfsprekend de literatuur probeerde binnen te vechten. Ik dacht dat ieder frutseltje dat geschreven werd ook een grote kans had uitgegeven te worden. Want wie kiest er nou voor zo'n eenzaam bestaan? Maar toen kwam ik er achter dat echt duizenden mensen dat proberen en dat uitgeverijen overspoeld worden met manuscripten. Gelukkig wist ik dat toen niet, misschien was het er dan nooit van gekomen.’
Om te zorgen dat hij bij de uitgeverij niet op de grote stapel kwam te liggen, heeft hij uit ieder verhaal een aantal fragmenten genomen en op vijf verschillende a4-tjes gezet. Op ieder vel drukte hij een cijfer af, van vijf naar een. ‘Ik stuurde iedere dag zo'n a4-tje op, zodat ze bij de uitgeverij zouden zien wanneer, op de zesde dag, het manuscript moest komen. Dat heeft er in ieder geval voor gezorgd dat ze het serieus bekeken hebben.’ Naast deze inventiviteit is het natuurlijk de kracht van het boek zelf geweest waardoor het is uitgegeven. ‘Zonder wijzers wijkt op zoveel punten af. Het heeft een afwijkende vorm, veelzijdigheid in stijl, meerduidigheid in diepgang. Die dingen dragen ertoe bij dat het iets bijzonders geworden is. Het is zowel een verhalenbundel als een roman. Er wordt je een breed scala aangeboden van wat in de literatuur voorhanden is en dat ook nog eens op een manier die sluitend is.’
Zijn spreken over stijl en perspectief doet vermoeden dat hij zich na zijn debuut opeens is gaan interesseren voor technische termen. Toch is dat niet zo, hij is er zelfs van overtuigd dat kennis van dergelijke zaken voor zijn schrijven niet positief zou uitvallen. ‘Hoe meer je als het ware in de keuken van de literatuur kunt kijken, hoe minder spontaan je ermee
| |
| |
om kunt gaan. Zo'n boek als Zonder wijzers is erg intuïtief tot stand gekomen. Ik wist gewoon nog niet veel van wat literair mogelijk was. Ik ben maar gewoon aan het werk gegaan op een manier waarop ik dacht dat het moest. Maar of dat door anderen ook zo gevonden werd, dat wist ik niet.’ Hoewel Zonder wijzers zo intuïtief tot stand is gekomen is het toch een vrij complex boek geworden waar schijnbaar hele schema's aan ten grondslag hebben gelegen. Artus ontkent dit en legt uit hoe het boek geschreven kan zijn zonder dergelijke schema's vooraf. ‘Ik schreef het als een verhalenbundel. Ik ben begonnen met “Joan of Arc”, het tweede verhaal in het boek. Toen ik dat af had, borrelde er eigenlijk veel meer van de beschreven familie op. Ik maakte een volgend verhaal en nog een. Toevallig vielen die met elkaar samen, wat ik in het begin nauwelijks zag. Het was althans niet de bedoeling een verhaal te schrijven waarin ik verbanden aan zou brengen met het vorige verhaal. Na drie, vier verhalen zag ik natuurlijk ook wel dat er verbanden waren, dat er iets aan het ontstaan was dat boven het niveau van de verhalenbundel kon uitstijgen. Pas bij het laatste verhaal, het sluitstuk, heb ik een schema gemaakt, omdat ik vond dat sommige dingen goed afgemaakt moesten worden. Daar heb ik vreselijk mee zitten worstelen, maar uiteindelijk heb ik dat schema opzij gelegd, en er gewoon op vertrouwd dat het op dezelfde intuïtieve manier tot stand zou komen, zoals dat ook bij de andere verhalen gebeurd was. En dat is ook zo gebeurd. Ik merkte dat ik de originaliteit en de spontaniteit kwijtraakte, wanneer ik volgens dat schema werkte.
Een recensent heeft wel eens geschreven dat het eerste hoofdstuk gekunsteld was, terwijl ik dat niet met die intentie geschreven heb. Maar als het er zo uit komt te zien ga ik kijken waarom bepaalde dingen er op die manier staan. Dan probeer ik dat zelf te begrijpen, en als ik dat kan, is dat meegenomen. Wanneer dat niet zo is, pas ik het aan. Tijdens het schrijven is dat nooit zo. Ik vertrouw er op dat iets wat op dat moment naar boven komt wel betekenis krijgt. Hoewel ik het dan nog niet begrijp, laat ik het toch staan. Als het af is controleer ik natuurlijk wel of het klopt. Ik heb later gezien dat het gekunstelde van die dialoog wel degelijk betekenis heeft.’ Ook het feit dat veel van zijn verhalen in het buitenland spelen vindt hij niet te verklaren. ‘Het is niet zo dat ik er van tevoren voor ga zitten en uit ga denken waar het verhaal gaat spelen. Ik denk eerder dat mijn onderbewustzijn waar ik uit put een grote ton is met beelden en emoties die daar gedurende mijn leven in zijn gestopt. De rare combinaties die ze met elkaar aangaan schrijf ik op.’
Over de achterflap van Zonder wijzers is al veel gezegd en geschreven. Daarop staat dat in het openingsverhaal Nigel, de hoofdpersoon, in gesprek is met zijn moeder. Terwijl bijna alle recensenten en lezers duidelijk menen te lezen dat er óver Nigel gesproken wordt en dat het bijna niet anders zo kan zijn dan dat zijn broer Bhav in dat verhaal aan het woord is. ‘Het klinkt ook onlogisch en ik heb er achteraf wel spijt van dat de lezer op zo'n overdreven manier op het verkeerde been is gezet. Toch is het raar. Recensenten schrijven: Niks is wat het lijkt in het boek van Russell Artus, maar ze nemen zo'n tekst dan wel weer zo letterlijk en zeggen dat het fout is. Als je dat eerste verhaal daadwerkelijk als verhaal leest, dan zou je geneigd zijn te zeggen dat de flaptekst fout is en dat de broer van Nigel aan het woord is. Maar als je dat verhaal op romanniveau leest - zoals je ieder verhaal in het boek op verhaalen op romanniveau kunt lezen - dan verandert die broer in Nigel en verandert dat Afrikaanse meisje in die overleden vader. Dan krijgt het hele verhaal een totaal andere bedoeling. Toch denk ik dat ik bij een mogelijke herdruk de tekst op de achterflap laat veranderen.
Zo zit dat met al die verhalen, ze gaan op verhaalniveau over datgene wat er op romanniveau maar zijdelings mee te maken heeft. Dat romanniveau ligt nog wat dieper. Dat is iets wat eigenlijk niemand achterhaald heeft. Volgens een aantal recensenten hoorde ook het vierde verhaal niet in de roman thuis, omdat het over iemand anders gaat die niet eens lid van de familie is en slechts zijdelings met Nigel te maken heeft. Maar dat heeft ook een diepere laag. De zoektocht van die jongen is dezelfde als de zoektocht van Nigel. Alleen, je moet dat overdrachtelijk zien. Wat die jongen meemaakt, is wat Nigel meemaakt. Die jongen bezoekt parken en tuinen en Nigel bezoekt moskeeën en tempels. Ze zijn allebei op zoek naar scheppingskracht, en dat soort zaken heeft niemand willen of kunnen zien.’
Ook dit heeft weer te maken met het feit dat men tegenwoordig veel verschillende boeken leest in plaats van een boek te herlezen. Doordat een recensent snel moet werken, kan het zijn dat hij er niet uithaalt wat er in zit. ‘Als een recensent iets over een boek wil zeggen, mag zeggen, moet hij eigenlijk beter zijn dan de auteur of op zijn minst even goed. Een boek lezen hangt samen met een aantal facto- | |
| |
ren bij de lezer: intelligentie, belezenheid, openheid, interesse, smaak en de bereidheid moeite te doen om tot het boek door te dringen. Al die factoren moeten aanwezig zijn bij een recensent. Kijk, Mulisch heeft een keer gezegd: “Een schrijver levert alleen maar tekst en de lezer bepaalt of het ook echt een kunstwerk is.” En dat is natuurlijk waar, want als je dat boek door een kind van tien laat lezen en je zou het een recensie laten schrijven, dan komt er niks uit. Dus eigenlijk moet een recensent dezelfde kennis hebben die de auteur heeft, en liefst nog wat meer, anders schiet zijn mening altijd te kort. Tegenwoordig zie je dan ook dat ze heel haastig moeten werken en dan vaak niet door de verpakking heen lezen.
Er is overigens wel een groot verschil tussen wat ik er bewust in heb gestopt, wat er onbewust in is gekomen en wat eruit is gehaald. Die drie dingen worden door recensenten vaak op een hoop geveegd. Het is natuurlijk heel lastig een goede recensie te schrijven. Ik heb er alleen moeite mee dat hetgeen dat door een recensent wordt opgeschreven door de lezer opgevat wordt als: “Zo is het”. Wat geschreven is, wordt al gauw als waarheid opgevat, hoewel het slechts de mening van de recensent is, tot stand gekomen onder wie weet wat voor dubieuze omstandigheden.’
Onder de puzzelachtige verpakking van Zonder wijzers zitten ideeën waarvan Artus hoopt dat de lezer ze ontdekt, hoewel het dingen zijn die hij er niet bewust heeft ingestopt. ‘Achteraf zie ik dan dat die zoektocht van Nigel een worsteling met het bestaan in het algemeen is. Die zoektocht naar de vader is niet meer dan een zoektocht naar hoger geluk. Of wat Alle Lansu noemde, de “authentieke zingeving in het bestaan”. Dan denk ik: Ja, inderdaad, dat is zo. En dat het op die manier vormgegeven is, streelt mijn ego wel, omdat het heel erg bij mij past. De ideeën die ik heb over religie en het leven moet ik niet al te ondubbelzinnig naar voren brengen, omdat ik daarmee zo hard tegen de fundamenten van het westerse leven aantrap, dat het gevaar bestaat dat ik niet serieus wordt genomen.
Met Zonder wijzers wilde ik een boek schrijven dat zich nooit geheel prijs zou geven. Als je het zou lezen zou je aan de ene kant meegevoerd moeten worden met het verhaal, maar tegelijk moest je ook het idee hebben het een en ander te missen. Wanneer je het uithad, zou je weten hoe het afliep, maar je zou zo nieuwsgierig moeten zijn naar wat je gemist had dat je het boek opnieuw zou gaan lezen.
Dat was natuurlijk enorm ambitieus. Ik heb al gezegd dat ik het jammer vind dat veel mensen een boek niet herlezen. Dus heb ik dat met dit boek geprobeerd uit te lokken. Ik vind ook dat het uit een verhaal zelf moet voortkomen; het moet tot herlezen uitnodigen.’
| |
Een onbeschreven dag
Kortgeleden, in oktober 1996, is Artus' tweede werk in de boekhandel gekomen. Een onbeschreven dag bevat negen afzonderlijke verhalen. De opzet van dit tweede boek is heel anders dan die van Zonder wijzers. ‘Ik was met een roman bezig, maar dat kwam al snel stil te liggen door allerlei optredens en dergelijke rond Zonder wijzers. Door aanvragen van verschillende bladen ben ik korte verhalen gaan schrijven. Dat heb ik doorgezet totdat ik er genoeg had voor een bundel. Natuurlijk hangen de verhalen samen. Ze komen uit dezelfde bron, dus heb je altijd raakvlakken en thema's die terugkeren. Maar er zijn ook ideetjes die in het ene verhaal aangestipt en in een later verhaal uitgewerkt worden. Ergens staat bijvoorbeeld “forceren leidt tot falen” en dat is wat je terugziet in de verhalen “Kijken en keuren” en “Onvermogen”. Dat mag je ook gerust met elkaar in verband brengen, maar de bundel is absoluut geen tweede Zonder wijzers.’ Artus had de bundel liever Verschuivingen willen noemen, omdat dat een woord is dat op alle verhalen van toepassing is. ‘Maar de uitgever vond Verschuivingen meer een titel voor een dichtbundel. Dat begrip van het “verschuiven” moet je heel breed zien. Het verleden naar het heden halen, het verleden nog een keer over willen doen, het verschuiven in een totaal ander leven.’
| |
De maatschappij
In een aantal verhalen komen duidelijk religieuze elementen naar voren. Toch lijkt de schrijver die te gebruiken zonder er een bepaalde waarde aan te hechten. In de roman waar hij nu mee bezig is, wil hij dat heel anders gaan doen. Hij wil iemand neerzetten voor wie die religie wel heel belangrijk is en daarmee wil hij minder neutraal over religie schrijven. ‘Hoewel, in Zonder wijzers ben ik al niet zo neutraal, want daarin komt toch wel een keuze naar voren voor de oosterse filosofie in plaats van het, in
| |
| |
de ogen van de hoofdfiguur, bedorven atheïsme in het westen. Ik ben katholiek opgevoed, maar dat stelde niet veel voor. Pas vanaf mijn achttiende is religie voor mij een rol gaan spelen. Toen ben ik wat meer naar het oosten toegegroeid, ofschoon religies in de kern voor mij allemaal hetzelfde zijn; haal je de franje weg, dan houd je hetzelfde over. Vandaag de dag streven mensen in het westen alleen maar genot na dat heel aards is, heel oppervlakkig en dat ook heel snel verdwijnt. Ik weet dat dit veel te generaliserend is, maar toch. Als er een bepaald verlangen ingewilligd is dan is er weer een nieuw. De leefwijze die mijn voorkeur verdient, is het leven zonder gehechtheid. Een leven waarbij jij in de wereld bent, maar de wereld niet in jou. Dat je vat hebt op het leven, maar het leven niet op jou.’
Volgens Artus hoeft dat niet meteen te betekenen dat je het liefst in een hutje op de hei zou willen wonen zodat je overal los van kunt komen. ‘Als je onthecht in het leven bent, wil dat zeggen dat je je niet laat aantasten door het leven, dan maakt het niet uit waar je woont. Je laat het wèl op je inwerken wanneer alles wat om je heen gebeurt de noodzaak wordt tot het verschaffen van geluk. Voor een westerse mens bestaat geluk alleen maar uit zintuiglijk genot. Maar nee, geluk is juist een geesteskwestie, het heeft meer met gelijkmoedigheid van doen.’ Deze ideeën zijn niet zijn eerste motivatie geweest om te gaan schrijven. ‘Natuurlijk wil ik wel dat mensen zich dingen afvragen, maar dat is maar een onderdeel. Voor mij is het niet altijd even duidelijk waarom ik schrijf. Ik ben ook helemaal niet gehecht aan het schrijven. Ik beantwoord dan ook niet aan het ouderwetse beeld dat een schrijver niet zonder schrijven kan; als ik morgen om wat voor reden niet meer zou kunnen schrijven, zou ik daar vrede mee hebben.’
| |
Het literaire wereldje
Russell Artus kwam redelijk onbevooroordeeld het literaire wereldje binnen. Toch moest hij de ideeën die hij erover had al snel bijstellen. ‘Ik verwachtte dat het zwaar en kunstzinnig zou zijn. Maar een uitgeverij is gewoon een commercieel bedrijf dat winst moet maken. De commercie is nergens meer weg te denken, ook in de kunst niet. Gelukkig hoef ik me daar niet mee bezig te houden. Anders had ik wel een beroep kunnen uitoefenen waarvoor ik gestudeerd heb, commerciële economie. Maar ik hou helemaal niet van dat commerciële wereldje. Je moet als zakenman toch constant een masker ophouden en dat trekt me niet. Ik heb het liefst dat mensen zeggen hoe het is, in plaats van iets anders te zeggen zodat ze meer kans maken op...
Ik denk dat het wel een voordeel is geweest dat ik niet zoveel kennis had van de literatuur. Had ik die wel gehad, dan zou ik van veel dingen al snel gedacht hebben dat het al eens gemaakt was en het dan niet geschreven hebben. Dergelijke gedachten had en heb ik nog steeds niet, anderen moeten maar bepalen of iets cliché is. Alles is al wel gezegd natuurlijk, maar als iets al gezegd is, wil dat nog niet zeggen dat het op dezelfde manier is gezegd of dat het nog steeds leeft. Een schrijver heeft de taak deze dingen weer te laten leven.
Tegenwoordig is een schrijver wel erg veel tijd kwijt met talkshows en dergelijke en is de literatuurwereld tot circus verworden waarin gedanst wordt rond de literaire prijzen. Deze ‘Ako-isering van de literatuur’ heeft voor Artus niet direct een negatieve klank. ‘Bij mij speelt wel meer mee dat ik ook naar dergelijke talkshows ga. Ten eerste probeer je natuurlijk zoveel mogelijk boeken van jezelf verkocht te krijgen; iemand die zegt dat dat voor hem niet geldt, moet helemaal geen boek laten uitgeven; je wilt dat ze verkocht of in ieder geval gelezen worden. En tegenwoordig wil men gewoon de schrijver achter het boek kennen, dus moet je daar wel aan mee doen. Maar bij mij speelt nog iets een rol. Het biedt mij de kans bepaalde dingen in mijzelf te overwinnen. Ik ben behoorlijk beschermd opgevoed en dit soort dingen helpen mij te leren spreken ten overstaan van groepen mensen. Het geeft mij de gelegenheid boven mijzelf uit te stijgen.’
Hij geeft wel toe dat wanneer bewezen zou worden dat de verkoop er absoluut niet door gestimuleerd zou worden, hij bepaalde dingen liever niet zou doen. ‘Het heeft te maken met de houding die je tot de literatuur aanneemt. Je schrijft bijvoorbeeld boeken om mensen te vermaken, of, zoals ik, boeken om iets toe te voegen aan wat er al is, om bepaalde ideeën onder de mensen te brengen. Het vermaken van de lezer is er natuurlijk wel een onderdeel van, anders moet ik veel stoffiger en droger boeken schrijven die bij de esoterie of de filosofie komen te staan. En dan bereik je wellicht minder mensen. Een drijfveer is voor mij ook om vragen op te roepen bij die mensen, voor wie heel veel dingen helemaal geen vragen meer zijn. Ik wil een bepaalde leefwijze laten zien, die mensen kunnen accepteren
| |
| |
of verwerpen. Maar ik wil in ieder geval iets los maken bij de lezer.’ Hij vertelt over een Japans project, waarbij oerdroge stof in stripverhaaltjes is gepresenteerd. Die dingen die eerst niemand las, omdat ze te saai waren, werden nu met veel plezier gelezen. ‘Op vergelijkbare wijze moet je literatuur brengen, denk ik. Vandaag de dag steeds meer, omdat veel mensen niet meer zoveel moeite willen doen.’
| |
Generatiegenoten
Van de mensen van Zoetermeer - om ze niet direct Nix te noemen - heeft Artus wel wat in de kast staan, maar ook van deze schrijvers heeft hij niet veel gelezen. ‘Het boek dat ik van Giphart gelezen heb, is typisch zo'n boek dat puur en alleen voor het vermaak geschreven is, waarin niks aan ideeën te vinden is. Literatuur betekent voor mij in de eerste plaats dat je een verhaal vertelt dat ruggegraat heeft. Een gedegen verhaal dat kloppend, passend, sluitend in elkaar zit en dat meer is dan alleen maar: jongen ontmoet meisje, ze drinken drie glazen wijn, gaan met elkaar naar bed en dan houdt het op.’ Het verhaal moet voor hem uitblinken in aspecten als stijl, vorm, diepgang en meerduidigheid. Hoe meer er van dat soort zaken in zitten, hoe beter en hoe literairder hij het werk vindt. ‘Een schrijver blijft koorddansen tussen twee zaken. Als je te veel vragen opwerpt kun je de lezer verliezen. En als hij al bij het einde komt, heeft hij er geen bal van begrepen. Je moet er dus voor zorgen dat hij genoeg geboeid blijft door de rode draad en toch genoeg mist om aan het eind het boek opnieuw te gaan lezen.
Bij de verhaaltjes van Giphart mis ik die ruggegraat. Het zijn allemaal dingetjes die iedere scholier zou kunnen verzinnen. In het Feest der liefde staan twee verhalen die misschien wat ruggegraat bevatten, voor de rest is het een beetje een bij elkaar geflanst zootje. Stijl heeft hij wel, hij kan wel schrijven. Maar verder houdt het op; geen diepgang, geen meerduidigheid, geen verbanden. Wat je leest is wat het is. Dat is volgens mij ook zijn bedoeling. Hij wekt niet de indruk meer te bieden dan dat wat er geschreven staat. Van der Heijden heeft het soms ook over Nixerige dingen, maar doet dat op een totaal andere wijze. Hij maakt daar literatuur van en dat lukt Giphart niet. Op de een of ander manier komt zijn naam in ieder interview met mij weer terug en het lijkt wel of ik dergelijke figuren aanval. Maar ik geef gewoon mijn mening over wat ik van hun werk als literatuur vind. Eigenlijk vind ik het best goed dat dergelijke boeken verschijnen, omdat ze toch enorm goed scoren onder scholieren die tegenwoordig nauwelijks nog lezen. En via dat soort boeken kunnen ze later misschien naar wat meer literaire boeken, bijvoorbeeld mijn boeken, toegroeien. Wanneer dergelijke boeken dus niet uitgebracht zouden worden, zou de kloof tussen lezers en nietlezers alleen maar groter worden.’
Russell Artus heeft geen zin zich met andere schrijvers in een tijdschrift te verenigen zoals Zoetermeer. ‘Voor mij hoeft dat niet zo nodig. Ik houd niet van een groepsidee of kuddevorming. Het wereldje trekt me daar ook te weinig voor aan. Ik wil gewoon boeken schrijven, het liefst voor zo veel mogelijk mensen.’ Een steeds groter aandeel in het literaire circus wordt opgeëist door de literaire prijzen. ‘Mijn nominatie voor de debutantenprijs was zeker geen verrassing. Ik vond het boek wel zo bijzonder, dat ik het tot de beste debuten rekende. Ik vond mezelf dan ook wel tot de favorieten behoren. Bovendien is het een prijs die zowel door een professionele jury als door gewoon lezerspubliek bepaald wordt, dus het is wel mooi dat het bij beiden goed in de smaak is gevallen. Het is overigens meer een bevestiging dan een stimulans. Want blijkbaar vinden andere mensen hetzelfde als wat jij ook al vindt. Als je kijkt hoe Zonder wijzers ontvangen is, af gaat op de Mekka-top-100-lijst en wat ik er zelf van vind, behoort het tot de betere boeken van 1995. Eigenlijk had ik wel een Ako- of een Librisnominatie verwacht.’
|
|