Vooys. Jaargang 13
(1994-1995)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van alle kanten, overal vandaan
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Eyck over Carmina: ‘De vertalingen zijn goed, vindt je niet.’Ga naar voetnoot6. Later, in een bespreking van Zomerwolken (1922), zal Bloem in uiterst positieve bewoordingen schrijven over Boutens' vertaalarbeid: Iedere aandachtige lezer van Boutens herinnert zich ongetwijfeld de meesterlijke vertaling, die hij van Rossetti's ‘The portrait’ heeft gemaakt, welke in den bundel Carmina te vinden is. Om van een zoo schoon gedicht van zoo groot een dichter een zoo uitnemende vertaling te maken, moet men in de eerste plaats natuurlijk zelf een uitstekend en ervaren dichter zijn, maar bovendien bewijst zoo'n keuze uiteraard een zekere verwantschap met het gekozene.Ga naar voetnoot7. En om deze verwantschap, of congenialiteit, was het Bloem vooral te doen, want aan het begin van zijn stuk schreef hij stellig: Geen beter middel is er, om de oorspronkelijkheid en de waarde van een kunstenaar aan te toonen dan hem te vergelijken met de hem verwanten. Volgens Bloem is Boutens verwant ‘aan een heele sfeer van dichters, waarin zoowel grooten als Rossetti, als mindere, maar toch zuivere dichters als Douglas hun plaats hebben.’ Bloem signaleert een ‘zeer evidente verwantschap’ tussen ‘[z]oowel de vroege Italiaansche dichters en Andrian als Rossetti zelf’. Zij hebben ‘de diepe hartstocht [gemeen], die zich nooit in wilde kreten uit, maar in beheerschte woorden.’
Terwijl Bloem vooral de nadruk heeft gelegd op de verwantschap tussen Bouten en Rossetti, wil ik hier kijken naar de vertalingen die Bouten maakte van de sonnetten ‘Ich bin ein Königskind, in meinen seidnen Haaren’ en ‘Ich denke derer, die wir einstmals kannten’ van Leopold Andrian. Karel de Clerck tekende de volgende anekdote op van Marnix Gijsen die, als afgevaardigde van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen, Boutens ontmoette op een vergadering in Den Haag: Aan het diner zat ik naast Boutens die zeer grand seigneur deed wat hij ook was. Hij vroeg me of ik Andrian kende, ik moest bekennen dat ik niet wist wie het was. Hij bedoelde de Oostenrijkse dichter-diplomaat, die heel weinig heeft geschreven. Daarop dreunde Bouten me het schitterende sonnet op ‘Ich denke derer die wir einstmals kanten, mit lichten Augen’. Daarna volgde zijn vertaling van het vers, die in een van zijn bundels afgedrukt staat. Ik maakte hem mijn compliment en om iets te zeggen, zei ik dat het me aan Rilke deed denken. Een vermetele uitlating, want Boutens bekeek me zeer misprijzend en zei beslist: ‘Dat kan die meneer niet’ en de wijze waarop hij meneer zei deed me voelen wat hij over Rilke dacht.Ga naar voetnoot8. Andrian heeft inderdaad weinig geschreven. Zijn publikaties verschenen altijd in beperkte oplage, zodat zijn publiek vrijwel alleen uit ingewijden bestond. De gedichten van Andrian waren, voordat Boutens ze vertaalde, alleen gepubliceerd in Stefan Georges tijdschrift Blätter für die Kunst (‘Ich bin ein Königskind’ in 1897 en ‘Ich denke derer die wir einstmals kannten’ in 1901). Boutens moet de gedichten dus hieruit vertaald hebben. Volgens een inventarislijst van Boutens' bibliotheek moet hij enige nummers van de Blätter in zijn bezit hebben gehad.Ga naar voetnoot9. Voordat Boutens' vertalingen in Carmina verschenen, werden ze in 1910 in De Gids gepubliceerd. Bouten was de eerste die gedichten van And- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rian vertaalde in het Nederlands. Wel had Albert Verwey eerder, samen met Stefan George, een vertaling gemaakt van Andrians novelle Der Garten der Erkenntnis (1895). Deze vertaling verscheen eerst in 1905 en 1906 in De Beweging en later als bibliofiele uitgave bij De Zilverdistel in 1913. Eveneens in 1913 verscheen bij De Zilverdistel een uitgave van Andrians Gedichte, vooral door toedoen van P.N. van Eyck. Over de totstandkoming van deze uitgave schreven Frank Ligtvoet en Marijke Stapert-Eggen een artikel, waarin ook de Andrian-receptie in Nederland behandeld wordt. Omdat het oeuvre van Andrian nooit een groot publiek bereikt heeft en vertalingen van zijn werk nog zeldzamer zijn, ‘is [het] [...] verwonderlijk dat er in Nederland wel een “ondergrondse” Andrian-traditie bestaat.’Ga naar voetnoot10. Ligtvoet en Stapert-Eggen vermelden Boutens' vertalingen wel, maar gaan daar verder niet op in. Ik wil het hier hebben over de implicaties van dergelijke vertalingen. Het gaat mij niet zozeer om de vertaalwijze van Boutens - alhoewel er hiernaar interessant vertaalwetenschappelijk onderzoek verricht zou kunnen worden - maar meer om de vraag waarom hij juist een auteur als Leopold Andrian vertaald heeft. Om hier zicht op te krijgen is het noodzakelijk meer te weten over het leven en werk van Leopold Andrian. Leopold Reichsfreiherr Ferdinand von Andrian zu Werburg werd op 9 mei 1875 in Berlijn geboren als zoon van de Oostenrijkse antropoloog Ferdinand von Andrian en zijn moeder Caecilie, een dochter van de Berlijnse componist Giacomo Meyerbeer. In 1885 bezocht hij het Jesuitengymnasium in Kalksburg, zoals gebruikelijk was bij de Oostenrijkse adel. Toen hij dertien was, verzorgde zijn privéleraar Oskar Walzel Andrians eerste publikatie in Venetië: Hannibal. Romanzencyclus von Leopold v. Andrian Werburg, gewijd aan ‘seiner lieber Mama’. Als dichter gebruikte hij nooit zijn adellijke titel, maar gebruikte kortweg de naam Leopold Andrian. In 1890 ging Andrian bij de familie Walzel in de Habsburgergasse in Wenen wonen. Hier leerde Andrian in de herfst van 1893 de toen al beroemde negentienjarige Hugo von Hofmannsthal kennen, aan wie Boutens in 1929 het fascinerende gedicht ‘Doodenmasker voor Hugo von Hofmannsthal’ heeft gewijd (VL, p. 758-759). Bij hun ontmoeting in 1893 had Von Hofmannsthal reeds gedichten gepubliceerd, onder het pseudoniem ‘Loris’, en de toneelwerken Gestern (1891) en Der Tod des Tizian (1892). Uit de briefwisseling tussen Andrian en Hofmannsthal blijkt dat zij veelvuldig met elkaar geschreven en gesproken hebben over dichters als Baudelaire en Verlaine.Ga naar voetnoot11. Von Hofmannsthal was in 1891 via Stefan George in aanraking gekomen met moderne Europese poëzie, waaronder die van de Franse symbolisten. Von Hofmannsthal schreef over zijn ontmoetingen en gesprekken met Stefan George: Wir kamen dann einige Male zusammen: die Namen Verlaine, Baudelaire, Swinburne, Rossetti, Shelley, wurden dabei in einer gewissen Weise genannt - man fühlte sich als Verbundene; auch der Name D'Annunzio kam schon vor und natürlich Mallarmé.Ga naar voetnoot12. Von Hofmannsthal was blijkbaar goed op de hoogte van de ontwikkelingen in de poëzie. Andrian zal hier waarschijnlijk door beïnvloed zijn. Hun vriendschap duurde tot Von Hofmannsthals tragische dood in 1929. Andrian bezocht Café Griensteidl in Wenen, waar de kunstenaars- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
groep Jung Wien vaak vertoefde. Frequente bezoekers waren, naast de al genoemde Stefan George en Von Hofmannsthal, onder meer Karl Kraus, Arthur Schnitzler, Herman Bahr en Felix Salten. Vooral door Von Hofmannsthals toedoen kon Andrian van 1894 tot 1901 gedichten publiceren in Georges Blätter für die Kunst. Over dit tijdschrift schrijft Walter H. Perl: ‘Sie knüpft an die Tradition der französisichen Symbolisten-Zeitschriften aus dem Kreise Mallarmés und Verlaines an.’Ga naar voetnoot13. Stefan George was in 1890 in Parijs geweest en had daar Mallarmé ontmoet. In 1892 verschenen de Blätter für die Kunst voor het eerst. In 1895 kwam Andrians novelle Der Garten der Erkenntnis uit bij S. Fischer Verlag in Berlijn, waarover Perl euforisch schrijft: ‘eines der seltenen Fragmente der Weltliteratur, das durch sein Wesen und einep einzigartigen neuen Klang eine game Generation von Zeitgenossen beeinflusst hat.’Ga naar voetnoot14. Als motto had deze novelle ‘Ego Narcissus’. Het gaat over de identiteitscrisis van de opgroeiende prins Erwin op zoek naar ‘die Lösung des Geheimnisses vom Leben’. Erwin sterft echter zonder kennis van het geheim: ‘So starb der Fürst, ohne erkannt zu haben.’ Dit werk behoorde tot de lievelingsboeken van de George-Kreis. Perl heeft in zijn editie uit 1970 van Der Garten der Erkenntnis de receptiedocumenten van Von Hofmannsthal, Stefan George, Herman Bahr en anderen opgenomen. Jaap Goedegebuure schrijft in Decadentie en literatuur: ‘Der Garten der Erkenntnis, begin 1895 in beperkte oplage verschenen, maar al gauw gezien als een van de meesterwerken van het Weense fin de siècle, ook al omdat er een van weemoed doortrokken liefde voor het stervende Oostenrijk in geëvoceerd wordt.’Ga naar voetnoot15. Na Der Garten der Erkenntnis en zijn jeugdgedichten heeft Andrian nauwelijks meer literair werk gepubliceerd. Hij ging na zijn rechtenstudie in Oostenrijks-Hongaarse diplomatieke dienst. Wel schreef hij nog enige politieke en filosofische geschriften, zoals Die Ständeordnung des Alls. Rationales Weltbild eines katholischen Dichters (1930) en österreich im Prisma der Idee. Katechismus der Führenden (1937). Andrians ideaal was het oude Habsburgse keizerrijk. Vermeldenswaardig is nog zijn laatste bijdrage ‘Erinnerungen an meinen Freund’ voor de bundel Hofmannsthal im Spiegel der Freunde (1949), samengesteld door Helmut A. Fiechtner. Andrian overleed in 1951.Ga naar voetnoot16. Over Leopold Andrians literaire werk is betrekkelijk weinig geschreven. Walter H. Perl is de belangrijkste Andrian-Forscher. De titel van een van zijn artikelen is veelzeggend: ‘Leopold von Andrian, ein vergessener Dichter des Symbolismus, Freund Georges und Hofmannsthals’. Hierin schrijft hij: ‘Unter den Gestalten des Symbolismus in österreich ist Leopold Andrian einer der bedeutendsten, wenn auch ein heute weitgehend in Vergessenheit geratener Dichter.’Ga naar voetnoot17. Perl plaatst Andrian, evenals George en Von Hofmannsthal, in het Europese symbolisme. De term symbolisme is uiterst veelduidig en het is hier niet zonder meer duidelijk wat Perl er precies onder verstaat. Wel noemt hij als kenmerk het ambacht, de beheersing van de techniek van het dichten. Horst Schumacher schrijft in zijn dissertatie over Leopold Andrian: ‘Andrian gehört neben George, Rilke und Hofmannsthal zu den Dichtern, die in der deutschen Literatur die europäische Bewegung des “Symbolismus” repräsentieren. Zu dieser Bewegung gehören Mallarmé, Verlaine, Rimbaud und in ihren Frühwerken auch Claudel, Gide, Valéry; van de Woestijne [...], Aleksander Blok und William Butler Yeats. Ihre Vorläufer sind Rossetti und Swinburne, Baudelaire, Jacobsen und | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Novalis.’Ga naar voetnoot18. De namen die Schumacher opsomt, zijn tevens in verband te brengen met Boutens. Boutens heeft, zoals gezegd, gedichten van Verlaine, Baudelaire, Novalis en Rossetti vertaald. A.L. Sötemann heeft aangetoond dat Boutens en Karel van de Woestijne overeenkomstige poëticale opvattingen hadden, die symbolistisch genoemd kunnen worden.Ga naar voetnoot19. Bovendien schreef Boutens hommages voor Hugo von Hofmannsthal en Paul Valéry. Tijdens een lezing in Londen in 1924 bij zijn huldiging door de Engelse P.E.N.-Club sprak Boutens ‘vol lof over de reeks van Engelse epische en lyrische dichters, van Chaucer tot Rossetti en Swinburne.’Ga naar voetnoot20.
Na deze biografische en cultuurhistorische informatie is het tijd om Boutens' vertalingen eens onder de loep te nemen. De sonnetten van Leopold Andrian en Boutens' vertalingen luiden als volgt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het eerste dat opvalt aan deze gedichten is uiteraard de strakke, traditionele vorm van het sonnet. Boutens en Andrian waren beiden dichters die vasthielden aan de klassieke versvormen. Een andere overeenkomst tussen Andrian en Boutens is de homoseksuele thematiek. Er wordt in beide gedichten gesproken over een zeker ‘verlangen’ (I,6 en II,3). Ook elders in het oeuvre van Boutens is het (homoseksuele) verlangen aanwezig.Ga naar voetnoot25. Dit vindt zijn hoogtepunt in de Strofen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe. Naar het handschrift uitgegeven door P.C. Boutens (1919). Boutens heeft zijn hele leven vol gehouden dat hij niet de auteur, maar slechts de uitgever en de tekstbezorger was van het werk van de jonggestorven dichter Andries de Hoghe. W. Blok heeft in zijn uitvoerige studie P.C. Boutens en de nalatenschap van Andries de Hoghe (1983) aangetoond dat Boutens de auteur is van de Strofen en dat er dus sprake is van een mystificatie. Maar nog vóór de publikatie van deze Strofen snijdt Boutens deze thematiek aan door de gedichten van Andrian te vertalen. Het is ook niet voor niets dat Boutens ‘Undique’ afsloot met de vertaling van een gedicht van Alfred Douglas, de hartsvriend van Oscar Wilde. Douglas beschreef de herenliefde ooit als ‘The Love that dare not speak its name’, hetgeen sterk doet denken aan Boutens' formulering ‘ons geheim is een van woorden niet’ (in de elfde strofe van Andries de Hoghe).Ga naar voetnoot26. Jeffrey Meyers geeft in zijn boek Homosexuality and Literature 1890-1930 (1977) de volgende toepasselijke typering van de homoseksuele thematiek: ‘the ambiguous expression of the repressed, the hidden and the sometimes secret theme.Ga naar voetnoot27. Een andere parallel tussen het werk van Andrian en Boutens is het mysterieuze en raadselachtige, kenmerkend voor symbolistische poëzie. Er wordt van alles gesuggereerd, zo ook in de hier behandelde gedichten. Wie is de “ik” uit het eerste sonnet? Het is “een koningskind” (I,1). Opvallend zijn de eigenschappen van dit bijzondere koningskind: “zijdne haren” (I,1), “reuk van balsem” (I,2) en “zalving nooit ontvangen” (I,2). Er is sprake van een sprookjesachtige sfeer, die doet denken aan Andrians novelle Der Garten der Erkenntnis (1895), waar het gaat over de opgroeiende prins Erwin. In de zesde strofe van Andries de Hoghe spreekt Boutens overigens ook van een “jonge stille prins”. In de negende versregel van het sonnet staat: “Zij hebben mij mijn purper afgenomen” (I,9). Een purper is een kleed van een vorst dat in purper geverfd is. Dit woord komt ook voor in de zesde strofe van Andries de Hoghe (“uw vaders purper”). En in de dertigste strofe wordt gesproken over “het ragge purper dezer liedren, / de flarden van 't scharlaken kleed der schande” (VL, p. 1077). In het commentaar dat W. Blok in zijn studie bij deze strofe geeft, wijst hij in verband met “purper” op een gedicht van Robert Browning waarin het woord ook voorkomt. Blok heeft echter niet gewezen op de parallel bij de door Boutens vertaalde Andrian.Ga naar voetnoot28. Een bepaalde situatie in de jeugd lijkt verheven en geïdealiseerd te worden. Immers: “Waar is het lokkengoud van blonden knaap?” (I,11). Tegengesteld hieraan zijn de “booze dienaars” (I,3) en “Boosaardge wachters” (I,13) die “de'ijlsten slaap” (I,13) verstoren. Ook kan de lezer zich afvragen waarom dit koningskind gevangen is. Het lijkt wel of dit koningskind in ballingschap leeft. Dit vinden we ook in de vijfde strofe uit Strofen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Leopold Andrian (1898)
Traag tot beminnen werd ik... Niet tot deze rijke wonden,
de scherpe weeën van dit staâg zichzelf herbarend leven,
die trouw in schemerwindselen van eenzaamheid genezen
tot zoeter wondbaarheid... Een andere rondomme deernis
houdt eiken aandrift tegen in dees strakke onuitgesproken
beslotenheid, een onverdringbaar voorgevoel, een dreigend weten
dat nooit de bleeke geestdrift dezer onvolgroeide kindren
me komen kan door de verrukkingen van liefdes wegen,
en 't hard besef van 't lot van hen die achter zijn gebleven,
zoo droeven voordood en zoo wreed bewuste ballingschappen
in vaders nauwe huizing waar hun moeheid wel moet keeren,
maar nooit meer uitslaapt tot verlangens nieuwe morgenon-
rust...
Traag tot beminnen werd ik...Ga naar voetnoot29.
Er valt een aantal parallellen te trekken tussen de vertaling van Andrians gedicht en deze strofe. Met name de eenzaamheid, de beslotenheid en de ballingschap lijken mij treffende overeenkomsten. Ook Albert Verwey heeft ooit de link tussen Andrian en de Strofen gelegd. In een brief schreef Verwey het volgende: “Of er achter zijn [=Bouten', M.G.] redaktie een andere schuilt - een duitsche, vraag ik me soms, een oostenrijksche, want er is geen poëzie waar deze dichter bij staat dan die van sommige vroege Blätterdichter: Leopold Andrian [...]”.Ga naar voetnoot30. In het tweede sonnet wordt verwezen naar een vaag aangeduid verleden: “Ik denk aan hen die jong met ons verbleven” (II,1). Ook hier blijft het onduidelijk wie deze “ik” precies is. Voorts wordt er gesproken over “'t nieuw verlangen onzer zestien jaren” (II,3). Sommige van de “knapen met oogen licht en lichte haren” (II,2) hebben zich “aan een vrouw vergeven” (II,5). Deze knapen behoren daardoor zeker niet meer tot de uitverkorenen en ingewijden. Zij hebben “de laagheid van 't bestaan ervaren” (II,6). Hier is sprake van een tegenstelling tussen het verlangen naar de ideale (onbereikbare) liefde van de knapen en de “laagheid” van het bestaan. Deze thematiek valt te verbinden aan Plato's Eros, het verlangen naar absolute schoonheid, waar ook Boutens' werk mee in verband kan worden gebracht. De mysterieuze sfeer wordt nog eens versterkt door het noemen van de geur van “gardenia's” (II, 9) en gefluister (II, 13). Opvallend is het woord “Schwüle” (II, 13). Boutens vertaalde dit met “zwoelheid”. In het Duits betekent “schwül” inderdaad zwoel, drukkend, benauwd, maar “schwul” - zonder umlaut - betekent homoseksueel. En in het Nederlands heeft het woord zwoelheid volgens Van Dale ook de connotatie “doordrenkt van zinnelijkheid”. Hierdoor krijgt “nachtwake in de zwoelheid” (II, 14) wel een uiterst intrigerende betekenis.
Zo bezien was Boutens dus zeker niet afkerig van contemporaine literatuur. Boutens mag zich dan wel nooit rechtstreeks over andere dichters uitgelaten hebben, maar hij heeft ze wel vertaald. De keuze tot de te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P.C. Boutens (± 1910)
vertalen dichters wijst op “een zekere verwantschap met het gekozene”, om met Bloem te spreken. Boutens heeft zich hoogstwaarschijnlijk door middel van vertalingen en hommages willen afficheren met congeniale dichters uit het buitenland. In het geval van Leopold Andrian zal Boutens zich vooral aangetrokken hebben gevoeld tot de traditionele versvorm en het aristocratische, symbolistische en homoseksuele karakter van zijn verzen. Bestudering van “Undique” en andere vertalingen van Boutens zou mogelijk een nieuw licht kunnen werpen op zijn plaats in de Europese cultuurhistorische en literairhistorische context. Zo vallen er niet alleen lijnen te trekken naar het Franse symbolisme, maar ook naar de Engelse, Duitse en Oostenrijkse literatuur. Hulpmiddelen bij dit onderzoek zouden bovendien de vele brieven van Boutens kunnen zijn die in het Letterkundig Museum bewaard worden. Alhoewel Boutens in deze brieven vrijwel geen poëticale uitspraken doet, blijkt het materiaal uiterst waardevol vanwege het feit dat Boutens wel degelijk notities maakte over de boeken die hij las en de schrijvers die hij ontmoette tijdens zijn reizen naar het buitenland. Daarbij komt ook nog eens dat we nog nauwelijks weten wat er zoal in Boutens' bibliotheek heeft gestaan. Wat las Boutens behalve Plato en Homerus?’ Wat waren de bronnen van zijn dichterschap? Er bestaan immers verscheidene inventarissen van Boutens' boekerij die wellicht het een en ander kunnen ophelderen. Door deze contextuele informatie te betrekken bij de bestudering van het gecompliceerde en omvangrijke oeuvre van Boutens, kan mogelijk een beter beeld gegeven worden van diens veelzijdige dichterschap.Ga naar voetnoot31. Marco Goud studeert Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit Utrecht, met als specialisatie Moderne Nederlandse letterkunde. |
|