over ‘het Boek’ gesproken, ‘waarin alles geschreven staat’. ‘De schepselen [...] zullen verrijzen om hun Rechter te woord te staan’. Verderop wordt God een ‘Juste judex ultionis’ genoemd, een ‘rechtvaardige uitspreker der straf’. De sequentie heeft met andere woorden de talige en communicatieve voorwaarden tot onderwerp, waaronder het laatste oordeel zich zal voltrekken.
Het kan onmogelijk op toeval berusten dat ook in ‘Bouwval’ wordt geïnsisteerd op het talige en communicatieve karakter der handelingen. In de profane en met ironie geschetste wereld van Kellendonk komt een groep familieleden bijeen om, elk vanuit hun eigen perspectief, het licht over het verleden te doen schijnen. Het wemelt van de aanduidingen die betrekking hebben op ‘spreken’, ‘vertellen’, ‘herinneren’ en ‘oordelen’. ‘De doden werden ouderwets herdacht, met veel verhalen, ieder jaar dezelfde.’ (21) ‘Tante zuchtte. “Ze vinden dat ze het aan de doden verplicht zijn om minstens één keer per jaar al die ouwe geschiedenissen op te rakelen”.’ (25-26) ‘Ieder zat klaar om zijn web van woorden te gaan weven.’ (36) ‘Hoe kon Opa zoiets vertellen zonder zich te verwringen van schaamte?’ (42) Zowel ‘Bouwval’ als de sequentie laten zich lezen als uiteenzettingen over de act van het vertellen, klagen en bestraffen.
Wat in ‘Bouwval’ over het ‘vertellen’ en ‘oordelen’ wordt meegedeeld, is echter weinig optimistisch. Waar de anonieme auteur van de sequentie vertrouwen predikt in Gods strafprocesrecht en de onwrikbare betekenis van het ‘Boek’, getuigt Kellendonk van scepsis. ‘Herinneringen zijn zo week als was. Je pakt ze op, legt ze weg, pakt ze weer op en ze worden steeds ronder. Steeds smoezeliger ook’. (41) Wie het menselijk herinneringsvermogen zo waardeert, zal aan een oordeel over het verleden weinig gezag toekennen. ‘Laat ik je dit zeggen: voor de eeuwigheid is ons oordeel niks waard, maar wij moeten wel over de doden oordelen, intussen, of we nu willen of niet.’ (41) In de menselijke, al te menselijke wereld van Kellendonk impliceert vertellen selecteren, arrangeren, modelleren en fabuleren. Daarom leidt communicatie bij hem niet tot een weloverwogen inzicht (zoals in de sequentie), maar tot misverstand. ‘Het was verschrikkelijk [!]; de onwaarachtigheden en heilloze complicaties waarin het menselijk verkeer je verstrikt; geen twee woorden kunnen gesproken worden of ze bevatten een leugen’. (22) Tegen deze achtergrond bezien ligt de betekenis van het ‘Dies irae’-citaat in ‘Bouwval’ voor het oprapen: het beoordelingsproces, waarop de afdelingstitel preludeert, heeft niet alleen betrekking op de condition humaine; het betreft ook de referentiële en communicatieve kwaliteiten van de taal, waarvan mensen bij de zingeving van hun bestaan gebruik maken. In die zin is de dodenherdenking die Ernst bijwoont dus in dubbel opzicht ‘verschrikkelijk’. Aan het slot wordt opgemerkt dat de held ‘vandaag al een paar keer door de kartonnen werkelijkheid heen [was] gestoten’ (98).
In dit citaat wordt ook gezinspeeld op het besef dat een werkelijkheid-in-woorden geen reële, referentiële basis heeft en dus fundamenteel onbetrouwbaar is.
Uiteraard is deze thematische en poëticale interpretatie van het ‘Dies irae’-citaat uit ‘Bouwval’ onvolledig. Niettemin kan worden vastgesteld dat het citaat in de context van Kellendonks werk duchtig van betekenis verandert: in laatste instantie markeert de ‘Dies illa’-verwijzing - in schril contrast met de strekking van de sequentie - een sceptische waardering van het menselijk spreek- en oordeelsvermogen. En het is deze ironische visie, die de betekenis van ‘Bouwval’ mede bepaalt.
Wie intussen meent dat in de recent gepubliceerde studie van de heer Rolf Bosboom, Zuilen van stof; het oeuvre van Frans Kellendonk, vragen naar bij voorbeeld het citaat-gehalte van Kellendonks oeuvre op indringende wijze tot beantwoording worden gebracht, wacht een lot dat vergelijkbaar is met dat van Ernst: op zijn best is Bosbooms werkstuk, dat inclusief literatuur-lijsten 250 bladzijden telt, een omslachtige thematische parafrase van wat Kellendonk zelf, oneindig maal subtieler en kordater, in en buiten zijn kritieken, essays en interviews over zijn opvattingen inzake literatuur, wereld en religie heeft meegedeeld.
‘Rolf Bosboom,’ meldt de achterflap overeenkomstig de aard en inrichting van de studie (zie blz. 11-12 et passim) ‘smeedde vanuit zijn zelf ontwikkelde visie’ (dat dus wel) ‘uitspraken uit interviews, citaten uit essays en fragmenten uit romans aaneen tot een indrukwekkend portret van een meesterlijk auteur’ - alsof die interviews, citaten en romans gelijkwaardige genres zijn, Kellendonk zijn standpunten niet gewijzigd of op zijn minst genuanceerd heeft, romans geen fundamenteel andere interpretatie-kaders vergen dan auteursuitspraken uit een dagblad, enzovoort. Zuilen van stof is gestructureerd in ter-