Vooys. Jaargang 13
(1994-1995)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
D'ontdekte geveinsdheid
| |
[pagina 45]
| |
Afbeelding uit De Belydenis van een lichtmis
weet dat 'er zijn, die de Fransche taal om geen andere oorsaack geleerd hebben, als om l'Escole des Filles te verstaan’. Hebben zij zich willen scharen in de Franse pornografische rij? Een uitstap naar Frankrijk lijkt noodzakelijk. | |
De schokken van seksAlvorens deze reis naar het zuiden te ondernemen, is het noodzakelijk om iets van ons twintigste-eeuwse pornografieconcept af te knabbelen. Het pornotopia (seks om de seks) zoals dat nu floreert is pas ontstaan na de Franse revolutie. Tegenwoordig is pornografie niets meer dan het prikkelen der (lage) lusten in woord en gebaar, er zit geen enkel ander idee achter. De hedendaagse discussie rondom het werk van Jeff Koons laat dit ook goed zien: zijn schilderijen en beelden worden omschreven als óf kunst, óf porno, maar nooit als een combinatie hiervan. Het verschil ligt in de bedoelingen van Koons: zodra die op meer betrekking hebben dan puur de geslachtelijke omgang, is het werk niet meer pornografisch maar kunstzinnig. Tot aan 1800 behelste de pornografie echter meer dan alleen zinnenprikkeling. Het was niet slechts ‘propaganda for fucking’, maar direct verbonden aan politieke, religieuze, maatschappelijke en filosofische kritiek. Voor een beter begrip van het verloop van dit genre zullen we het spoor langzaam terug volgen in de tijd. Pas na de revolutie wordt pornografie als aparte categorie gezien, met als enig doel het opgeilen van de lezers. Voor 1800 echter was pornografie niet een doel op zich, maar was zij drager van tegendraadse ideeën en een hulpmiddel om met de schok van seks kritiek te leveren op politieke en religieuze autoriteiten. Zowel de schrijvers als de machthebbers maakten geen onderscheid tussen de verschillende ‘mauvais livres,’ alle opruiende teksten, hetzij politiek, pornografisch of filosofisch van aard, werden betiteld en eventueel gecensureerd als livres philosophiques. Pas als na de revolutie de auteurs en tekenaars die kritiek verlaten en de grenzen van de seksuele moraal gaan verkennen, gaat men pornografie als aparte categorie censureren. Vanaf 1740 tot aan de Franse revolutie was er sprake van een ware hausse van pornografische romans en vlugschriften die het koningshuis, de gevestigde politiek en de hypocriete geestelijkheid op de hak namen.Ga naar eind4. Tevens waren er meer filosofisch getinte romans die de natuurlijkheid van seks centraal stelden en deze als sterkste drijfveer van het leven propageerden. Aan het einde van de jaren vijftig van de zeventiende eeuw is echter al een eerdere pornografische golf waar te nemen. Zo verschenen l'Ecole des filles (1655), l'Academie des Dames (1660) en Venus dans le cloître (1683), dialogen waarin een ervaren courtisane een jong meisje inwijdt in het vrije seksuele leven. De inhoud van deze werken was niet directe politieke kritiek, hoewel het feit dat de daad van het schrijven en lezen ervan, gezien de censuur, wel politiek van aard was. Ze werden namelijk niet onderscheiden van politieke en religieuze schotschriften, die ook nu al verschenen. Er was geen sprake van een verbod op pornografie als apart genre, maar van een verbod op alle livres philosophiques, omdat zij tegendraads zijn. Zo werden bijvoorbeeld de uitgevers van l'ecole des filles meteen na het verschijnen ervan opgepakt, en bijna alle kopien werden verbrand. De uitgevers werden ondervraagd naar hun ‘andere’ antigouvernementele geschriften. De boeken hadden echter wel degelijk een opruiend karakter, dat filosofisch van aard was. Ze propageerden de nieuwe ideeën van de filosofen van het | |
[pagina 46]
| |
historisch naturalisme. Teruggrijpend op klassieke auteurs als Juvenalis, Horatius en Aristoteles bouwden filosofen als Hobbes en Descartes de idee uit van een mechanische mens, die functioneert volgens strakke natuurwetten. Waar bij Artistoteles objecten nog een telos hadden, een wil tot bewegen, worden zij nu bepaald door actie - reactie. De pornografen bouwen deze filosofische ideeën in romanvorm verder uit. Er wordt onverbloemd omgegaan met seksualiteit. In expliciete bewoordingen worden alle mogelijke standjes beschreven en wordt breed uit de doeken gedaan hoe de lichamen elkaar bevredigen. Taboes en schaamte worden aan de kant gezet: de zweepjes knallen, vrouwen leiden elkaar in in het genot en masturberen er op los. Het oog van de lezer glijdt overal met de tastende handen over het lijf mee. Geen enkel experiment wordt geschuwd en elke ondervinding wordt nauwkeurig beschreven. Hiermee wilden de schrijvers benadrukken dat seks natuurlijk was, een stimulering voor een evenwichtige geest. De mens moet zich laten leiden door de aanwijzingen van de pure en onschuldige natuur, om zo de eenheid van lichaam en geest tot haar recht te doen komen. Als magneten worden de personages naar elkaar toegetrokken en ze laten zich door geen enkele hogere wet of moraal remmen. Sterker nog, die wetten zijn er niet; zelfs in het klooster regeert Venus. De enige goede wet is immers de wet van de natuur. Met deze filosofie onderbouwen de personages waarom zij altijd verteerd worden door lust en demonstreren zij tot welk genot dit leidt. | |
Hollands glorie in bedAls je, weer terug in Nederland, deze boeken vergelijkt met de Nederlandse pornografische stroom, dan vallen met name de verschillen op. In plaats van ellenlange expliciete beschrijvingen zijn er slechts zinspelingen op seksuele activiteiten. Waar je bij de Fransen in bed mee kan genieten (‘Ma chere Octavie, mon Amour, embrassé moi étroitement, & reçois, ah, ah, ah, je n'en puis plus, je décharge, ah, ah, ah, je meurs de plaisir’) doet onze juffer het af met: [...] stapten wy na bed toe, en namen onse dingen soo wel waar, dat ik dien dag niet minder van binnen als van buiten besproeid was. Bovendien zijn die seksuele activiteiten conventioneel; vrouwen doen het met mannen, meestal in bed, en er is geen sprake van masturbatie, incest of bestialiteit. Waar de Franse schrijvers filosofen bedanken of citeren en hun boeken stoelen op filosofisch naturalistische leest, lijken de Nederlanders niet verder te komen dan komische anekdotes, op een luchtige toon verteld. Nergens is kritiek op politiek of religie te vinden: het verhaal heeft geen dragersfunctie. Hoewel er tot nu toe nog niet veel onderzoek gedaan is naar deze Nederlandse boekjes, beperken de weinigen die zich er wel mee bezig hebben gehouden, zich tot de vraag hoe de verschillen met de Franse pornografie te verklaren zijn. De enige twee antwoorden die op deze vraag gegeven zijn, zullen we nu nader bekijken. Haks komt in zijn artikel ‘Libertinisme en Nederlands verhalend proza 1650-1700’Ga naar eind5. met de volgende verklaring: door het open geestelijke klimaat in Nederland, onder andere zichtbaar in godsdienstige tolerantie en persvrijheid, is er weinig reden tot verborgen kritiek en daarmee vervalt de dragersfunctie van pornografie. Haks verklaart de eigen vorm van Nederlandse roman vanuit de Nederlandse lezer. Deze zou, doordat hij pas tien jaar na zijn seksuele rijpheid in het huwelijk trad en gedurende die tussenliggende periode zijn driften moest onderdrukken, een uitlaatklep zoeken in deze boekjes. De lezer (men mag hem als een man zien, misschien vooral als jonge ongehuwde man) herkent in de seksuele avonturen van de schelm zijn eigen probleem en beleeft een oplossing daarvoor. De Franse roman verschaft wel de nodige seksuele fantasieën, maar staat qua entourage van het dagelijks leven, seksuele opvattingen en filosofie veel te ver van de lezer af om zich ermee te kunnen identificeren. (Waarom er dan toch zoveel vertalingen van Franse pornografie in Nederland verschenen, verklaart hij niet.) De Nederlandse schrijvers zouden dan op deze Freudiaanse worstelingen inhaken door hun romans aan te passen aan de wensen van de neurotische jonge knaap, die blijkbaar alleen voorkwam in het Nederland van tussen 1650 en 1700. Mijnhardt koppelt in zijn artikel ‘Politics and Pornographie in the Seventeenth- and Eightteenth- Century Dutch Republic’Ga naar eind6. het probleem aan de sociale en politieke situatie in Nederland: hij benadrukt dat de Nederlandse romans geen dragers zijn van kritiek, van welke aard ook. In de republiek is geen rechtbank, adel, koningshuis of kerk die zijn of haar waarden met vaste hand oplegt aan de burgerij. Er is een beperkte afstand tussen de verschillende sociale bevolkingsgroepen; zij delen in grote lijnen dezelfde (burgerlijke) wetten en moraal. Hiermee samenhan- | |
[pagina 47]
| |
gend is een redelijke mate van persvrijheid. Er verschenen veel politieke en religieuze pamfletten die openlijk kritiek leverden. Pornografie was door de gedeelde zeden en de vrije opvattingen dus niet nodig als drager van kritiek op beleid of om mensen en instanties belachelijk te maken. Deze benadering verklaart eigenlijk alleen waarom er in Nederland geen politieke of religieuze pornografie werd geschreven. De ‘pornografische’ boekjes die er wel zijn worden gezien als een slap aftreksel van de internationale pornografische traditie, waarbij de verschillen veroorzaakt worden door een afwijkende politieke, sociale en religieuze structuur. Maar hierbij wordt voorbijgegaan aan de aanwezigheid van de boekjes zoals ze er zijn; waarom zou een schrijver een flauwe versie van de populaire Franse boeken maken? Het eigen karakter van de romans, het feit dat ze zijn zoals ze zijn, wordt genegeerd; men kijkt alleen naar wat ze niet zijn en waarom dat zo is. Hoog tijd dus om eens gewoon een boekje te gaan lézen. | |
Een openhertig boekDe hoofdpersoon uit d'Openhertige Juffrouw is waarlijk openhertig. Ze vertelt oprecht over alles wat ze meemaakt als Amsterdamse hoer en is eerlijk over haar beweegredenen: haar leven wordt bepaald door geld en seks. Al vroeg rolt ze het hoerenleven in en bouwt daar een redelijk succesvol bestaan op. Het grootste gedeelte van het boek wordt gevuld met beschrijvingen van haar trucjes om mannen geld af te persen. List en bedrog staan centraal met als doel maximaal financieel gewin te halen uit zo veel mogelijk plezier. Mannen die zich niet naar haar zin gedragen, die een ‘vry gelag’ eisen of haar anderszins tekort doen, worden op ingenieuze wijze op hun nummer gezet. Ondanks de betaling die zij van mannen eist, geeft ze hen de indruk dat zij de enigen zijn die van haar diensten mogen genieten. De mannen krijgen een luchtkasteel van liefde voorgeschoteld, de lezer daarentegen wordt niet ingepakt. Ze vertelt je duidelijk dat er geen liefde aan te pas komt: ze bedrijft een ‘negotie in vleesch’, klanten betalen haar voor het gebruik van haar lichaam. Haar handelen wordt op geen enkele manier gestuurd door zedelijke, zo men wil geestelijke factoren. Ze draagt geen moraal uit, emoties lijkt zij niet te hebben, ze is een koele, berekenende vrouw. In haar handelingen is zij een ‘veinster’, maar door het te vertellen wordt deze geveinsdheid volkomen blootgelegd. De ‘ontdekte geveinsdheid’ geldt ook voor de andere personages uit het boek, genadeloos laat zij aan iedereen zien hoe men zijn ware aard verhult achter schone schijn en mooie praatjes. Zo weet ze als geen ander dat ‘de meisjes’ aan driften zijn onderworpen en tot hoe ver zy de geveinsdheid, loosheid, bedrog, en honderd zodanige gebreken welke tegenwoordig onder de naam van aardigheyt passeren, in hun gemoed laten wortelen. Zeker de vrouw krijgt het in het boek te verduren, aan alle kanten worden de listen en foefjes verklapt, of het nu gaat om het verhullen van schoonheidsfoutjes door middel van cosmetica, het maagdelijk voorkomen of het zich ‘vrij wat vies’ van seks te houden, terwijl ze het liefst elk moment van de dag in bed doorbrengt. Maar ook de man wordt niet ontzien, wanneer ick deze dingen wel overdenk, verwonder ik mij over de onrechtmatigheid, welke men van alle eeuwen begaan heeft, met d'Ondeuchden onder vrouwelijke gedaante te verbeelden, daar de Mannen doorgaans, indien niet meer, ten minsten zo veel daar mee besmet sijn als wij onnozele schepsels. Hij gaat vreemd, sjoemelt maar raak en hoe net hij zich ook voordoet, uiteindelijk draait het toch om de lusten en het geld. Het hele boek gaat erom deze ware aard van de mens bloot te leggen. Het zijn niet alleen de personages die hoge moralen veinzen, maar zoals uit het motto (van Horatius!) blijkt, geldt dit voor iedereen: ‘mutato nomine de te Fabula narratur’ (als je de naam verandert, wordt het verhaal over jou verteld). In tegenstelling tot de Franse romans wordt een amorele levenshouding, geleid door de natuurwetten, niet echt gepropageerd, maar er wordt geconstateerd dát het zo is. De vertelster brengt ons danig in verwarring over haar stellingname hierin. Een voorbeeld: nota bene op pagina 69 van deel 2 stelt zij dat haar werk (seks) zonder enige schroom gedaan moet worden omdat men anders ‘al het vermaak daar van verliest’. Propaganda voor de vrije liefde? Dat beeld wordt - zoals zo vaak - meteen weer bijgesteld: De deugd daaren tegen heeft haar ware vermakelykheden; sy houd het gemoed in een aangename rust; zy vervult de ziel met een innerlyke vreugde; zy....maar holá! 'k Zou daar op een materie gevallen hebben, welke ik noch niet seer wel en verstaa; want, om de waarheid te segge, 'k ben nog niet seer deugdsaam geweest. Het is in ieder geval geen expliciete reclame voor een losbandig leven, maar wel een onthulling van de | |
[pagina 48]
| |
ware aard van de mensen. Dat er toch naar de Franse romans, waar juist heel duidelijk stelling wordt genomen, verwezen wordt, houdt in dit geval niet meer in dan een bewijs van de geveinsdheid; het gaat immers om mensen die het chique Frans alleen maar leren om vieze boekjes te kunnen lezen. | |
Vertellingen van het naakte levenDit boekje zonder duidelijke moraal staat natuurlijk lijnrecht tegenover de ‘conventionele’ Nederlandse literatuur van die tijd, waarin veeleer stichtelijk werd geschreven. De schrijvers hebben een opvoedkundige functie: 't Was dan hunn' pligt vooral op 't inzigt wel te letten, De Nederduitsche taal, de zeden voort te zetten; en met voorbeelden van een' burgerlyke deugd, En leerlingen 't gemoet van de onervaar'ne jeugd te leiden, zo leert de invloedrijke criticus A. Pels ons in 1681.Ga naar eind7. Er verschenen dan ook veel zedenkundige werken, waarmee de juffer zoals zij zelf zegt, ‘geen al te groote overeenkomst heeft’. In de voorrede zet ze zich af tegen ‘mijn Heeren de Schrijvers’ die in een hoogdravend en deftig werkje een ‘gewaande zedigheid’ voorschotelen, terwijl zij in een losse en natuurlijke stijl een verhaal vertelt over algemene zaken. Ook in het verhaal zelf wordt voordurend benadrukt dat het hier gaat om het ware leven en niet om een deugdzame, verheven werkelijkheid. Dit blijkt al uit de keuze voor de presentatie als autobiografie, die zich bovendien afspeelt in het reële zeventiende-eeuwse Amsterdam, waarnaar veelvuldig verwezen wordt. Verder wordt gesuggereerd dat de personages werkelijk bestaan, door namen als ‘Adriaan de V.’ uit Haarlem, en herhaalt de juffer vaak de verzekering ‘in Waarheid’.Ga naar eind8. Dit soort waarheidsverzekeringen komen aan het einde van de zeventiende eeuw sterk op in het fictioneel narratief proza. Dit betrekkelijk nieuwe genre probeerde zich in deze tijd een plaats te verwerven binnen de Nederlandse literatuur van Poot, Pels, Vondel en Cats. Tot aan deze tijd werd de roman voornamelijk gebruikt om wonderlijke verhalen te vertellen en had daardoor de sterk negatieve lading leugenachtig te zijn, in tegenstelling tot de klassiek georiënteerde verzen, die een verheven ideale werkelijkheid beschreven. Om zich een gewaardeerde plaats te verwerven in de literatuur gaan de nieuwe romanschrijvers dus heel sterk de nadruk leggen op het waarheidsgehalte van hun verhalen. In d'Openhertige Juffrouw zien we dit duidelijk terug: het fictieve verhaal
Titelpagina van
Venus dans le cloître ou la Religieuse chemise beoogt de enige echte werkelijkheid te beschrijven. 'k Weet wel dat wy sulke volmaakte Schepsels niet en zijn als de sotte Poëten ons in hun voddige en lamme rymen dikwils zoeken te gelooven. De gepresenteerde wereld wordt dan ook niet bevolkt door brave Hendriken en grote helden, maar door ‘bedriegelyke Cornelia’ en haar veinzende consorten. Ook de onverheven stijl en het onverheven onderwerp zijn sinds 1670 in opmars, zoals L.R. Pol heeft laten zien in zijn studie naar romanbeschouwingen in voorredes 1600-1755. Net als bij de serieuze historieschrijvers gaat het ook hier om lering naast vermaak, maar de les is juist de werkelijkheid te zien in haar naakte bruutheid in plaats van het ede- | |
[pagina 49]
| |
le ideaal dat in veel zedenkundig werk wordt verkondigd.
Bij nadere beschouwing van een tot laf aftreksel veroordeeld Nederlands ‘pornoboekje’, komt duidelijk naar voren dat het een eigen karakter heeft, dat uit zichzelf genoeg mogelijkheden biedt om het beeld van de literatuur uit die tijd te verbreden. Grondig onderzoek naar de compositie, stofkeuze en poëticale stellingnames in de voorredes van deze pornoboekjes zou het tot nu toe beperkte onderzoek naar de opkomst van de roman in de zeventiende eeuw een nieuwe impuls kunnen geven. Door ze echter onmiddellijk in een Europese pornografische traditie te plaatsen, wordt totaal voorbijgegaan aan de eigen kwaliteiten. Naast nieuwe inzichten in de literatuurgeschiedenis, kunnen de romans ook op andere terreinen een verhelderende kijk geven: van het leven van alle dag in de zeventiende eeuw en die van de hoer in het bijzonder, tot aan een verrijking van de Nederlandse woordenschat (het staat bol van woorden die in het Woordenboek der Nederlandsche Taal nog niet zijn opgenomen). Daarom pleiten wij ervoor om het begrip pornografie in deze context voorlopig los te laten. Eerst is het nodig om meer van dit soort vrijmoedige boekjes grondig onder de loep te nemen alvorens ze in een prullenlaatje van de internationale boekenkast op te bergen. Inger Leemans studeert Historische Taal- en Letterkunde van het Nederlands aan de Universiteit Utrecht. Wendy Peeters studeert Cultuureducatie aan dezelfde universiteit. |
|