| |
Valse wichten en madonna's
Literaire liefdesperikelen
In literatuur gaat het er zelden zonnig aan toe. Een idyllisch gezinsleven, stabiele gemoedstoestand en tevreden bestaan van alledag lijken te prozaïsch voor literaire hoogstandjes. Het experiment dat Remco Campert met zijn roman Gouden dagen(1990) ondernam, was misschien wel gedoemd te mislukken: het wat kleurloze relaas van kalm en volkomen geluk wekte onmiskenbaar wrevel en ongeduld.
In Vrij Nederland stond ongeveer een jaar geleden de serie ‘Over de liefde’ waarin telkens twee figuren uit artistieke kringen met elkaar spraken over hartstocht en relatie. De algemene teneur was duidelijk, ofschoon niet heel opmerkelijk: op het vlak van beminnen en bemind
| |
| |
worden wordt heel wat geëxperimenteerd, gewisseld en vooral geleden. Veelbesproken waren kortstondige escapades, chronische vreemdgang en jaloezie. ‘Mijn echte liefdesverhoudingen zijn altijd begonnen in de hemel en geëindigd in de hel,’ stelt Ramses Shaffy laconiek vast en Herman Brood geeft aan wat voor hem karakteristiek is voor de liefde: ‘Als je heel jaloers bent, weet je het: deze is het. En als je niet meer jaloers bent, iemand aan een ander gunt, weet je ook: het is voorbij.’ Jaloezie en onrust zijn symptomen van de liefde, het zijn gevoelens die er bij lijken te horen. Pijnlijk zijn ze evengoed.
Hartstocht en liefde scoren hoog op de literaire wanhoopschaal - gekwelde liefde is romantisch, gepijnigde hartstocht de maat voor intense passie. Wanneer jaloezie ontaardt in paranoia en kwelling tot verdwazing leidt, komt het moment waarop men zich afvraagt of de geneugten die overschieten er nog wel tegenop wegen.
| |
Gemene vrouwen en slachtoffers
Toen ik in het jaar van verschijnen de roman Vals licht (1991) van Joost Zwagerman las, riep dat bijna onmiddellijk een klassieker in herinnering: Un amour de Swann uit 1913, onderdeel van A la recherche du temps perdu van Marcel Proust. Net als in Vals licht is hoofdpersoons oog op een prostituée gevallen. Beide liefdesgeschiedenissen lopen uit op excessen van hartezeer. Ze brengen de tragische slachtoffers in beeld van onbetrouwbare, grillige en ondoordringbare vrouwen. Mannen die hun onheil hebben gezocht bij incarnaties van de leugen.
‘Had een gelukkiger keuze gedaan!’ ben je als lezer geneigd handenwringend te verzuchten. Laten we deze toppers van literair liefdesleed eens nader beschouwen. Daarna kunnen we ons afvragen in hoeverre een engelachtige, oprechte en deugdzame geliefde garantie is voor geluk.
| |
Isolatie
Hoofdpersoon van Vals licht is de doorgewinterde hoerenbezoeker Simon. In haar peeshok maakt hij kennis met zijn geliefde Lizzie. Kenmerkend voor de innige relatie die hier uit voortkomt is in eerste instantie de geheimhouding tegenover de buitenwereld. Niemand mag weten van de aard van hun eerste ontmoeting of van Lizzies achtergrond. Bevreesd een gewezen klant te treffen houdt Lizzie zich angstvallig afzijdig van het sociale bestaan van haar vriend. Dit laatste geldt ook voor Odette de Crécy, de dame van druk besproken reputatie waarmee de titelheld van Un amour de Swann het aanlegt. Zij vreest niet zozeer Swann in diskrediet te brengen, maar wil vermijden dat Swann zélf iets te weten komt van haar doen en laten.
Zowel Simon als Swann vervreemden op den duur van vrienden en kennissen. Ze raken volkomen geïsoleerd en gefixeerd op hun beminde. Het verlangen met haar samen te vloeien doet beide minnaars het hoofd verliezen. ‘Ziel en lichaam veranderden in een willoos mechaniek waarvoor zij de onderdelen leverde. Misschien was ware liefde een vorm van afsterven en zou hij pas gelukkig zijn als hij zich met recht en reden haar mutant kon wanen.’ Het citaat is afkomstig uit Vals licht, maar het beschrijft een gewaarwording die de aanbidders delen.
| |
Obsessie
De geobsedeerdheid van Swann en Simon is mede gevolg van het mysterie waarin beider geliefden zich hullen. Onbereikbaarheid wordt in Vals licht verbeeld door de zware make-up die Lizzie beroepsmatig draagt en die haar gezicht verstart tot een ‘dodenmasker’. Kennelijke onaangedaanheid en verborgenheid staan in scherp contrast met de weerloosheid van de verliefde: ‘Doordat haar gezicht schuilging achter haar make-up en poeder, kon hij niet zien of ze bloosde. Hijzelf kleurde tot in zijn hals.’ Deze ondoordringbaarheid wakkert begeerte en interesse aan, maar brengt ook vlijmende ijverzucht teweeg.
Beetje bij beetje doet Lizzie afstand van haar hoerenbestaan. Simons nieuwsgierigheid naar haar bewogen verleden en zijn jaloezie nemen omgekeerd evenredig toe. De gedachte aan de menigte van haar vroegere klanten spookt kwellend door zijn hoofd. Het doordeweekse grote-stadsleven beziet hij plotseling met heel andere ogen: ‘Welke man in de Randstad is er dan géén hoerenloper? Het was niet te overzien. Het was de grootste subcultuur van het land [...] In geveinsde onschuld begaf de stadsbevolking zich op straat, opdat de economie van het vlees in alle discretie draaiende kon blijven. Wie zat er níet in het complot?’ Dat Lizzie zich steeds meer aan hem gaat hechten ziet hij over het hoofd, achtervolgd door de vraag ‘waar ze was en wat ze deed en waar ze was en wat ze deed’. Swanns jaloezie maakt hem achterdochtig en drijft hem er toe de achtervolging in te zetten. Ook Swann komt zozeer in de greep van zijn verliefde gevoelens dat hij elke redelijkheid uit het oog verliest. Hij ziet zich gefrustreerd in zijn verlangen zijn geliefde te doorgronden en geheel - in lichaam en geest - te bezitten. Het idee dat hij haar verleden èn een deel van haar huidige leven niet deelt, kan hij niet verkroppen. Wantrouwen dat aanvankelijk ongegrond is, brengt ook hem er toe zijn geliefde te
| |
| |
schaduwen en in letterlijk elke man een rivaal te zien.
Liefde heeft te lijden onder jaloezie. Lizzie en Odette komen er al spoedig achter dat hun gangen worden nagegaan. Door het veeleisende, bij vlagen verongelijkte gedrag van hun partners en het vragenvuur waarmee ze geconfronteerd worden, bekruipt hun een beklemd gevoel. Privacy en gemoedsrust worden aangetast, een pijnlijk verleden opgerakeld. Ze voelen zich ingekapseld door een bijna ziekelijke portie aandacht. De liefde verliest haar luchtige, onbezorgde blijmoedigheid en daarmee een deel van haar charme.
| |
Afbraak
Simon doet tal van schokkende ontdekkingen. Spectaculaire verhalen van drugs en zwendel. Het meest onstellend is echter het idee dat Lizzie, ondanks hun intense verhouding, bepalende gebeurtenissen uit haar leven voor hem verborgen heeft weten te houden. Swann ontdekt dat zijn geliefde een berekenende ‘cocotte’ was die zich in het verleden heeft overgegeven aan ongebreideld zingenot. Vanaf het begin van hun relatie heeft ze er bovendien vrolijk diverse andere minnaars op na gehouden. Na de eerste schok is ook voor Swann de gewaarwording dat alle gedeelde momenten een leugen waren het meest gruwelijk. Met terugwerkende kracht is niets meer wat het leek.
Een lijdensweg volgt. De verbijsterende ontdekkingen en de onthutsende leugenachtigheid waartoe de geliefden in staat zijn gebleken, veroorzaken geen onmiddellijke breuk. De obsessie houdt stand en het is de vrouw die het initiatief neemt tot de definitieve afsluiting van de relatie. Hoewel haar achtergrond aan de basis ligt van de mislukking, is het lastig uit te maken wie uiteindelijk schuldig is aan het fiasco: de verdachte of de aanklager. In Vals licht was het vooral een paradoxale situatie die de geliefden parten speelde. ‘Lizzie was voor hem, voor hen, uit het hoerenleven gestapt, maar om eruit te blijven en alle herinneringen uit te bannen had zij degene moeten verlaten om wie het vertrek ooit in gang was gezet.’ Een wat ingewikkelde, maar alleszins plausibele verklaring. Bij Odette ligt het eenvoudiger: zij maakt zich uit de voeten omdat Swanns verwijtende opdringerigheid haar danig de keel uit hangt.
| |
Doem
Tegen het einde van Vals licht komen de gelieven tot inzicht: ‘Geen van tweeën had het ooit durven opbiechten, dat hun mettertijd ondraaglijk geworden kennismaking in de peeskamer het onvermijdelijke falen reeds had vastgelegd.’ Een dergelijk gevoel van noodlot overvalt ook Swann meermalen. De beide vrijers zijn dan ook wel zeer ongelukkig in hun partnerkeuze geweest. Ze hebben elk een verslindende liefde, zelfs verafgoding opgevat voor een vrouw met een weinig florissant verleden dat leugens om het te vervormen of verbergen maar al te zeer in de hand werkt. In Vals licht wordt de leugen op fundamenteel niveau gelocaliseerd: ‘De leugen was het merg van het beroep, en daarmee Lizzies eerste en diepst gewortelde instinct.’ De gedachte aan de omvangrijke schare van (vroegere) minnaars leidt onvermijdelijk tot een vorm van paranoia. Beiden geraken in een verpletterend isolement. Afgedwongen door een vrouw met onachterhaalbare geheimen, een ondoordringbare psyche en een dubbel gezicht.
| |
Opgelucht of onbevredigd
De verschillen tussen de twee wrange liefdesgeschiedenissen zijn talrijk. Zo is de lezer van Un amour de Swann in tegenstelling tot Swann zelf, van het begin af aan op de hoogte van Odettes leugens omtrent haar scabreuze verleden. Lizzie houdt haar beroep voor Simon niet verborgen, bij hun eerste ontmoeting is zij zelfs ‘in functie’. De waarheid die Simon aan het einde van het verhaal onder ogen moet zien, is van een heel andere orde dan Swanns ontdekkingen. Die ware toedracht ontdekt de lezer mèt Simon door de loop van het verhaal heen. Lizzie is een meer uitgewerkt en beslist sympathieker figuur dan Odette, die zonder meer een onverschillige heks is. Haar leventje schijnt haar prima te bevallen terwijl Vals licht suggereert dat de neurotische gewoonten van Lizzie naast een uitlaatklep voor reële doodsangst, een vorm van rituele reiniging zijn.
Een ander fundamenteel verschil is de reactie van de geliefde op de wat al te intensieve aandacht die haar ten deel valt. Hun relatie loopt weliswaar onherroepelijk mis, maar Lizzies liefde voor Simon neemt in de loop van hun verhouding toe, ondanks en misschien
| |
| |
zelfs wel dankzij zijn blijken van gekweldheid en fixatie. Voor Odette daarentegen verliest Swann met zijn bezitterig gedrag elke mogelijke charme. Ze vindt hem idioot en maakt hem belachelijk. Het is dan ook een opluchting wanneer Swanns vernederende liefde na de lange lijdensweg uitdooft. Na lectuur van Vals licht blijft het onbevredigd knagen: de oprechte liefde tussen Lizzie en Simon is onmogelijk tot een bestendige relatie om te smeden, maar blijft onverminderd hevig.
Als we nog eens een slordige eeuw in de tijd teruggaan, lijkt het dat we opgelucht kunnen ademhalen. In romantische literatuur treffen we vrouwen aan van een heel andere signatuur, geliefden die veel goeds beloven. Zij spelen open kaart, geloven nog in het principe van de Ene Ware en verspelen hun gunsten niet. Lieve meisjes kortom. Vrouwen van wie je op aan kunt.
| |
Fin' amor
In de roman Adolphe (1817) van Benjamin Constant heeft de mannelijke hoofdpersoon zo'n op het eerste gezicht buitengewoon gunstige keuze gedaan: zijn oog is gevallen op Ellénore, een deugdzaam, engelachtig wezen. Aanvankelijk is hij volkomen door haar geobsedeerd, maar zodra zijn inspanningen vruchten afwerpen keert het tij. De vrouw is veroverd, de lol eraf. Alleen de diverse obstakels die een blijvende verbintenis in de weg staan stillen zijn ergernis en weten zijn hartstocht sporadisch nog aan te wakkeren. Het eind van het verhaal is dat zijn geliefde zo hevig aan de klaarblijkelijke verkoeling lijdt dat ze ten prooi valt aan een dodelijke koorts.
Aan het tragische verhaal van Adolphe en Ellénore ligt de gedachte van de middeleeuwse fin' amor ten grondslag. De liefde bestaat bij gratie van onoverbrugbare obstakels; zolang er mensen en omstandigheden zijn die vervulling van de smachting belemmeren en voorkomen dat de geliefden in alle rust en vrijheid bijeen zijn, floreert de hartstocht. Als de verovering geslaagd is, is de koek op. De passage waarin Adolphes vader de geliefden door een noodgreep probeert te scheiden is tekenend. Bij Adolphe, die Ellénore allang moe was, vindt er op dat moment een opleving plaats. Hij meldt zijn vader: ‘terwijl u denkt me van haar te scheiden, zou het goed kunnen dat u me voor eeuwig met haar verenigt.’
Ook andere literaire geschiedenissen die in de periode van de romantiek verschenen, suggereren de fin' amor-gedachte. De onbereikbaarheid van de eerzaam getrouwde Madame de Rênal in Le rouge et le noir van Stendhal wakkert de passie aan van hoofdpersoon Julien Sorel. De voedingsbodem van zijn liefde is bij uitstek het ongeoorloofde van een relatie die in de grond onmogelijk is en gedoemd te mislukken. Lotte, de wanhopig aanbeden geliefde van Werther in Goethes Die Leiden des jungen Werther, koestert een soortgelijk vermoeden: ‘ik ben bang dat het juist de onmogelijkheid van mij te bezitten is, die uw verlangen ernaar zozeer prikkelt.’
Ellénore is het slachtoffer van Adolphe, vanuit ons perspectief gezien een walgelijke macho. Hadden Julien en Werther hun doel bereikt, dan hadden sleur en verveling ongetwijfeld even onverbiddelijk toegeslagen. De portée is inmiddels klip en klaar: de femme fatale verwoest, de femme fragile verveelt.
| |
Dupe of masochist?
In de eerder aangehaalde rubriek ‘Over de liefde’ vertelt liedjeszanger Jan Rot: ‘Als je eenmaal verkering hebt loopt die spanning [van verliefdheid en voorpret] terug, dat kan ik slecht verdragen. Dan ga ik altijd weer op zoek, en dat bederft toch de relatie. Zodra een verkering z'n gangetje gaat, hoe prettig en rustgevend ook, ga ik toch weer op zoek naar die jongen bij de bushalte.’ Rot legt uit: ‘Ik moet regelmatig voelen dat ik alleen ben, dat er niemand is. Dat beetje pijn heb ik nodig. Zodra ik met iemand samenwoon, voel ik die pijn niet meer.’
Swann en Simon waren de dupe van leugenachtige en geraffineerde ‘gemene’ vrouwen, zij vielen ten prooi aan een verterende liefde. Of waren zij slechts schijnbaar weerloze slachtoffers? Is de fin' amor misschien wel een gegeven dat ten grondslag ligt aan alle tijden en verhalen? Staat partnerkeuze - hartje of helleveeg - misschien los van ellende en fiasco?
Wanneer het al te laat is, realiseren zowel Simon als Swann dat ze bewust gekózen hebben voor hun liefde en met open ogen op de afgrond zijn afgebeend. Swann herinnert zich dat hij aan het begin van zijn verhouding met Odette zijn verliefde gevoelens zeer bewust heeft gecultiveerd. ‘Verliefdheid,’ beseft Simon op zijn beurt, ‘rust op het roekeloze besluit verliefd te worden. Met zijn besluit had Simon de kwelling over zichzelf afgeroepen. De kwelling was masochistisch en theatraal. Het was gezocht ongeluk, zelfgeschapen wanhoop.’ Lezing van Adolphe brengt plotseling passages in herinnering die het vermoeden doen rijzen dat de twee gekwelde twintigste-eeuwse aanbidders niet alleen bewust zijn gevallen voor ‘verkeerde’ vrouwen, maar dat misschien ook hún liefde kracht ontleent aan, en zelfs bestaat bij gratie van, (psychische) obstakels. Als de paradox opgaat en leed en jaloezie hun liefde inderdaad mógelijk maakte, dan hebben beide minnaars juist een bijzonder
| |
| |
gunstige keuze gedaan. Wat garandeert wanhoop, kennelijk noodzakelijk voor het ontstaan en vasthouden van intense hartstocht, immers méér dan de liefde voor een prostituée; een vrouw van alle mannen?
Swann realiseert zich pas wat Odette voor hem betekent wanneer hun dagelijkse ontmoeting bij een gemeenschappelijke coterie wordt doorbroken, haar aanwezigheid niet langer vanzelfsprekend blijkt. Dit gegeven spreekt boekdelen. Swann beseft dat zijn geliefde ongrijpbaar is en een geheim leven leidt. Zijn verlangen haar volledig te bezitten neemt hierdoor vorm aan. Hoe hoger, ook letterlijk, de prijs is die hij voor zijn liefde moet betalen, hoe meer Odette hem waard is. Als hij zich een voorstelling maakt van een vredig, durend samenzijn beseft hij dat een dergelijke kalme situatie in het geheel niet bevorderlijk zou zijn voor zijn hartstocht. Zijn liefde zou ongetwijfeld wegkwijnen indien ‘Odette hem niet langer een afwezig, betreurd, verbeeld wezen zou zijn [...] wanneer tussen hen een normale verhouding zou ontstaan die een eind zou maken aan zijn gekte en treurnis’.
De paradox van ongeluk opzoeken en oprecht lijden aan die opgezochte wanhoop, komt in Simons geval tot uiting wanneer hij Lizzie grimmig uithoort over haar verleden: ‘Het was alsof hij haar aanspoorde hem in zijn vlees te kerven en begon te jammeren zo gauw zij aanstalten maakte het mes ter hand te nemen.’ Hoewel er feitelijk geen aanleiding is voor achterdocht, zoekt Simon hardnekkig naar grond. ‘Misschien kon hij niet van haar houden zonder de gedachte aan een vijandige instantie die haar en hem en hen beiden bedreigde. Misschien [...] was hij alleen maar van haar gaan houden omdat er een vijand, een veelkoppige rivaal in het spel was geweest.’ Wanneer Simon en Lizzie elkaar nog een laatste maal zien, beseffen zij beiden ‘dat de liefde tijdens de gedeelde maanden geen liefde was geweest maar een vruchteloos verzet tegen de onmogelijkheid ervan’.
| |
Wanhoop en verdriet
Voor Swann geldt tegen het einde van het verhaal: ‘het gevoel dat hij voor [Odette] koesterde, was, nu het niet meer vermengd was met verdriet, nauwelijks meer liefde te noemen.’ Simon bedenkt: ‘Wanhoop en verdriet gaven “diepte” aan de wellust’ en Swann ‘speelde met de treurigheid [...] als een streling die het gevoelde geluk in tenser en zoeter maakte’. Pijn versterkt het geluk en de wellust. Gebleken is dat het verder gaat. Jaloezie, obstakel en leed blijken bestaansvoorwaarden voor de hartstochtelijke gevoelens die de aanbedene opwekt; of zij nu hoer is of madonna. De minnaar bereikt een opgezochte impasse: zijn gekweldheid is ondragelijk, maar erzonder zou zijn liefde gegarandeerd opdrogen. Een harmonieuze verhouding, door niets in de weg gestaan en kalm gedeeld geluk, oprechtheid, wederzijds vertrouwen en begrip - het is alles een contradictio in terminis voor de romanheld.
Lizanne Schipper
|
|