In laatste instantie wordt deze uitleg echter gediskwalificeerd door het feit dat ze in de mond van Oscar wordt gelegd. In Gaddis' romans zijn er geen personages om de denkbeelden te verwoorden die de auteur met zijn boek wil uitdragen - daarvoor reikt hun blik nooit ver genoeg. Hoewel er in de gesprekken voortdurend suggesties worden gedaan over hoe de wereld - en bij implicatie de roman - moet worden opgevat en uitgelegd, heeft geen van die suggesties een ultieme geldigheid. Want hoewel het zoeken van orde in de chaos een van de meest fundamentele menselijke trekjes is, lijkt Gaddis in staat zich daar met een haast bovenmenselijke gave aan te kunnen onttrekken - wat hij wil verbeelden is juist de chaos van de chaos. Dat heeft te maken met de post-modernistische poëtica die aan zijn werk ten grondslag ligt.
Als ik in dit geval zeg ‘post-modernistisch’, dan gebruik ik het verbindingsstreepje met opzet om aan te geven dat het gaat om een kunst die zich ervan bewust is na het modernisme te komen. Ik weet niet zeker of je aan Gaddis' werk ook zonder meer het predikaat ‘postmodern’ in de meer gebruikelijke zin van het woord toe kunt kennen (hoewel dat wel vrij algemeen gedaan wordt - zie bijvoorbeeld Bertens en D'haens Het postmodernisme in de literatuur (1988)). Hoe dat ook zij, om zicht te krijgen op de specifieke kenmerken van Gaddis' romanwereld is het wel de moeite waard om zijn werk kort te vergelijken met dat van het modernisme, bijvoorbeeld met dat van James Joyce. Je zou eigenlijk kunnen zeggen dat Gaddis een soort tegenpool van Joyce is, een anti-Joyce. Zo heeft zijn carrière in een aantal opzichten een tegengesteld verloop aan dat van Joyce. Joyce publiceerde binnen tien jaar vier redelijk toegankelijke werken (meer dan de helft van zijn oeuvre), en vervolgens duurde het achttien jaar voor zijn extreem moeilijke, volgens velen zelfs onleesbare magnum opus uitkwam. Gaddis daarentegen begon met een moeilijk leesbaar en mislukt magnum opus, om pas na twintig jaar stilte zijn volgende drie boeken te schrijven, die veel toegankelijker (en beter) zijn dan The Recognitions (1955).
Maar er zijn ook minder oppervlakkige ‘parallelle contrasten’. Gaddis' verteltechniek is in zekere zin een tegenpool van de stream of consciousness die altijd met Joyce geassocieerd wordt. Niet het rustige gekabbel van een mentale stroom vind je bij Gaddis, maar het geklater en geruis van een orale stortvloed. Zoals ik al heb gezegd bestaan zijn romans sinds JR vrijwel uitsluitend uitdialoog (overigens niet alleen maar telefoongesprekken, zoals Bertens en D'haen schrijven). In plaats van een bewustzijnsstroom tref je hier dus een stream of talk, een mondelinge woordenvloed, die Gaddis' handelsmerk is geworden. Het gebruik dat Gaddis ervan maakt is beslist vernieuwend - niet in de zin dat het makkelijk navolging zal vinden, maar wel zo dat het zijn romans in mijn ogen uniek maakt, een van de meest originele bijdragen aan de Amerikaanse romankunst van deze eeuw.
Tot slot leveren juist ook de inhoud en thematiek van Gaddis' boeken een scherp contrast op met veel modernistische literatuur. Dat is het best te zien aan de plaats die de kunst in die romans inneemt. In modernistische opvattingen had kunst doorgaans een bevoorrechte positie. Binnen de wereld van Gaddis' romans lijkt de kunst echter niet in staat om zich te ontworstelen aan de tentakels van het zakenleven, aan de alles besmeurende macht van het geld. Als er kunstwerken voorkomen in Gaddis' laatste drie romans, dan is het omdat er bijvoorbeeld een kind of een hond vast zit in een sculptuur. In A Frolic Of His Own biedt de eindeloze reeks processen rond ‘Cyclone 7’, het kunstwerk waar een hond in gevangen zit, ruime mogelijkheid voor satire op moderne kunst en het kunstkritisch jargon.
Ook zijn al Gaddis' romans een soort geperverteerde kunstenaarsromans. In de klassieke kunstenaarsroman - het genre bij uitstek van veel modernisten - zie je vaak dat de jonge kunstenaar verschillende alternatieve leefwijzen en maatschappelijke instituties afwijst om zich aan het eind in zekere zin af te wenden van de wereld en te kiezen voor de Kunst als het enige dat zijn aandacht en inspanningen waard is. De kunstenaarsfiguren die in Gaddis' romans rondlopen, in A Frolic Of His Own bijvoorbeeld Oscar Crease, zijn daarentegen zonder uitzondering mislukt, en meestal gedesillusioneerd. Over de mogelijkheid een esthetische orde te scheppen van de chaotische brokstukken die het leven aanreikt wordt veel gepraat, zoals in deze romans over alles veel wordt gepraat. Maar die ordenende macht wordt zelden in uitvoering getoond, en ook Gaddis' eigen romans lijken eerder te getuigen van de chaos van de