vertaling volgt een korte bio- en bibliografische inleiding die als kader dient voor het te behandelen werk, waarna het centrale gedeelte van de opstellen, de beschouwing van en de toelichting op het betreffende gedicht volgt. Ieder opstel sluit af met een uitstekend verzorgde becommentarieerde bibliografie van secundaire literatuur die de geïnteresseerde lezer verder kan helpen. Behalve door de gelijkvormigheid van de opstellen wordt de coherentie van het boek bewerkstelligd door de vele interne verwijzingen naar andere bijdragen.
Gelijkvormigheid in opzet impliceert echter geenszins gelijksoortigheid van invalshoek. De diverse beschouwers hebben op verschillende wijzen laten zien hoe gedichten zich bevinden in het brede veld tussen autonomie en engagement. Op diverse wijzen worden de houdingen die dichters aannemen ten aanzien van taal, werkelijkheid en literaire traditie zichtbaar gemaakt. Het vooropgezette standpunt dat de geselecteerde gedichten op enigerlei wijze ingaan op de thematiek van autonomie en engagement, lijkt mij juist mits men ‘engagement’ opvat in de brede zin, als ‘betrokken met de wereld buiten het gedicht’, zoals de samenstellers ook doen. Uiteraard bevinden de meeste gedichten zich tussen de polen ‘autonomie’ en ‘engagement’, zoals bijvoorbeeld de schitterende ‘Romance sónambuló’ van Frederico Garciá Lorca dat op suggestieve wijze aan een bepaalde persoonlijke gebeurtenis lijkt te refereren, maar waarin uiteindelijk toch het talige en de poëtische vorm centraal staan waaruit geen ‘intrige’ gedestilleerd kan worden. Het geldt voor het beroemde gedicht ‘Todesfugé’ van Paul Celan. De literaire kritiek heeft over het algemeen in dit gedicht vooral ‘post-Auschwitz-poëzie’ willen zien, waarin de verschrikkingen van de Holocaust verbeeld werden. In zijn bijdrage laat Christoph Sauer zien dat exclusieve aandacht voor de referenties aan de historische realiteit het gedicht onderbelichten en dat de poëtische vormgeving van de tekst, alsmede Celans gebruiken, verbrokkelen en fragmenteren van de Duitse taal, onlosmakelijk met de onderliggende thematiek en het engagement in menselijke zin verbonden zijn.
Poëzie tussen taal en wereld, tussen autonomie en engagement. In zijn behandeling van Martinus Nijhoffs sonnet ‘De vogels’ laat Wiljan van den Akker aan de hand van de tekstgeschiedenis van dit gedicht zien hoe de modernist Nijhoff een poëticaal sonnet dat ontsproot uit zijn autonomistische poëzie-opvatting van de jaren '20, omwerkte tot een sonnet dat expliciet refereert aan een sociaal-politieke actualiteit: het Jordaanoproer van juli 1934. Nijhoff die in de jaren '20 de autonome status van de poëzie benadrukte en verdedigde, gaat zich, wanneer in de loop van de jaren '30 de verwarrende sociale en politieke actualiteit zich opdringen, rekenschap geven van zijn positie in de maatschappij. Het sonnet ‘De vogels’ waarin de poëticale overweging werd vervangen door expliciete aandacht voor de beroerde positie van de werkeloze in de jaren '30, geeft, aldus Van den Akker, uiting aan Nijhoffs wending naar de wereld: van autonomie naar engagement zouden we kunnen zeggen. De evidente invloed van historische processen op de poëzie wordt ook aangetoond door Arthur Langeveld in zijn opstel over het gedicht ‘Behandel de paarden met zachtheid’ van Vladimir Majakovski. Langeveld laat zien hoe de Russische dichter een oriëntatie en commentaar op de actuele werkelijkheid, het sociaal en economisch ontredderde Rusland in de hongerwinter van 1917, laat samengaan met concentratie op de poëtische vorm. Sociale deernis wordt geuit in een klank- en verstechnisch onconventioneel gedicht waarin neologismen, bijzondere a-grammaticale syntaxis en opvallende klankrijke rijmschema's de aandacht trekken naar de taalconstructie op zich. Het is juist deze poëtische vormgeving die het gedicht tot een emotionele en fascinerende referentie aan de realiteit maakt.
De thematiek van autonomie en engagement, zoals door de samenstellers geformuleerd, blijkt een adequate sleutel tot inzicht in de belangrijkste thematische ontwikkelingen binnen de Europese poëzie van de moderne tijd. Door de multi-perspectivistische opzet van het boek en de nadrukkelijke contextgerichtheid wordt beter recht gedaan aan de complexiteit van de moderne lyriek. Het boek heeft in zekere zin een inleidend karakter en is dan ook voor een wat breder publiek van geïnteresseerden geschreven. Dit neemt niet weg dat de samenstellers er mijns inziens beter aan hadden gedaan 10 à 12 in plaats van 23 opstellen te bundelen. De beschouwingen zijn veelal erg summier waardoor ruimte voor diepgang helaas nogal eens ontbreekt. Desalniettemin beschikken we over een