Vooys. Jaargang 12
(1993-1994)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 210]
| |
Amerika als het Nieuwe Babylon
| |
[pagina 211]
| |
luidt de huidige liberale doctrine volgens haar critici. Een gevolg hiervan is, zo wordt gewaarschuwd, dat burgerzin en gemeenschapsbanden verdwijnen. Het collectief is niet langer een werkelijkheid die boven het individu uitstijgt en waaraan morele verantwoording verschuldigd is. Het collectief is niet meer. Een samenleving zonder normatieve consensus, zo stellen de critici, is een samenleving die op drift raakt en uiteen zal vallen. Een reconstructie van een dergelijke consensus is het enige dat de trend van volledige desintegratie kan keren en het collectief kan redden. Een van de bekendste critici van het multiculturalisme zoals dat volgens hem op het moment in de Verenigde Staten bestaat, is de historicus Arthur Schlesinger. Schlesinger keert zich niet alleen tegen de ontwikkeling waarbij etnische groepen in toenemende mate de nadruk leggen op hun etnische achtergrond, maar ook tegen de toenemende kritiek die deze groepen hebben op de Amerikaanse cultuur. Met het idee dat deze racistisch is en hen niets te bieden heeft keren etnische groepen de Amerikaanse cultuur steeds vaker de rug toe om een eigen, veelal fictieve etnische cultuur te koesteren, zo constateert hij. De Founding Fathers en de westerse cultuur in het algemeen worden hierbij vaak afgedaan als racistisch, seksistisch en imperialistisch, terwijl niet-westerse culturen worden opgehemeld. Amerikanen van verschillende etnische afkomst zien zich niet langer als Amerikaan, maar als een aparte bevolkingsgroep met een eigen belevingswereld en normen- en waardenpatroon. Schlesinger waarschuwt dat de notie van een unieke Amerikaanse identiteit hiermee dreigt te verdwijnen: de Verenigde Staten zijn immers van oorsprong een land van individuen en niet van groepen. Voor de immigranten die in het verleden naar de Verenigde Staten waren gekomen was Amerika ‘a liberation from the stifling past, an entry into a new life, an interweaving of seperate ethnic strands into a new national design.’Ga naar voetnoot3. In Amerika was een nieuw volk ontstaan, een volk dat bestond uit individuen die een geloof in de individuele vrijheid en de hierbij horende principes met elkaar deelden. De hier binnenkomende immigranten wilden hun eigen culturele achtergrond het liefst zo snel mogelijk vergeten om ‘Amerikaan’ te worden. Het huidige separatisme is hierom niet alleen een bedreiging voor de cohesie van de samenleving, maar gaat in tegen alles waar Amerika van oudsher voor staat. Hij schrijft: The genius of America lies in its capacity to forge a single nation from peoples of remarkably diverse racial, religious, and ethnic origins. It has done so because democratic principles provide both the philosophical bond of union and practical experience in civic participation. The Amercan Creed envisages a nation composed of individuals making their own choices and accountable to themselves, not a nation based on inviolable ethnic communities. The Constitution turns on individual rights, not on group rights. Law, in order to rectify past wrongs, has from time to time (and in my view often properly so) acknowledged the claims of groups; but this is the exception, not the rule.Ga naar voetnoot4. De Amerikaanse uniciteit zou dus dreigen te verdwijnen. Niet in de laatste plaats doordat de overheid ontvankelijk was gebleken | |
[pagina 212]
| |
voor de argumenten van minderheden en, door middel van onder andere positieve discriminatie, andere culturen een eigen plaats in de Amerikaanse samenleving had proberen te geven. Mede hierdoor hadden minderheden zich gesterkt gezien in hun idee recht te hebben op een eigen culturele identiteit. Dit alles, zo meent Schlesinger, heeft uiteindelijk geresulteerd in een samenleving bestaande uit verschillende etnische enclaves die zich zoveel mogelijk van elkaar gescheiden houden. Niet langer worden individuen als elkaars gelijken gezien; er wordt eerder gedacht in groepen. Deze balkanisering betekent een ondermijning van de consensus die de Amerikaanse samenleving traditioneel tot een geheel maakte, en kan volgens Schlesinger tot niets anders leiden dan desintegratie van de nationale gemeenschap. Schlesingers these bleek enorm veel Amerikanen aan te spreken: in korte tijd was zijn boek terug te vinden in de bestsellerlijsten. Kunstcriticus Robert Hughes, wiens boek Culture of Complaint onlangs in het Nederlands is vertaald, borduurt verder op Schlesingers stelling en meent dat de Amerikaanse samenleving er een van slachtoffers is geworden, waar alleen nog wordt gesproken over rechten (op een eigen identiteit, een gevoel van eigenwaarde et cetera) en wordt gezwegen over een morele verantwoordelijkheid jegens de rest van de samenleving. Het zijn niet langer alleen de etnische minderheden die zeggen jarenlang het slachtoffer te zijn geweest van een blanke middenklassecultuur, zo jammert hij. De kritiek die de Amerikaanse cultuur de laatste decennia te verdragen heeft gehad, heeft ook zijn uitwerking op de blanke middenklasse gehad, want: Since our new found sensitivity decrees that only the victim shall be the hero, the white American male starts bawling for victim status too. Hence the rise of cult therapies which teach that we are all the victims of our parents: that whatever our folly, venality or outright thugginess, we are not to be blamed for it, since we come from dysfunctional families - and, as John Bradshaw, Melody Beattie and other gurus of the twelve-step program are quick to point out on no evidence whatsoever, 96 percent of American families are dysfunctional. We have been given imperfect role models, or starved of affection, or beaten, or perhaps subjected to the goatish lust of Papa; and if we don't think we have, it is only because we have repressed the memory and are therefore in even more urgent need of the quack's latest book.’Ga naar voetnoot5. De kritiek op de middenklassecultuur heeft ook onder de blanke bevolking tot schuldgevoelens geleid en hen doen twijfelen over de juistheid van hun eigen culturele achtergrond. Progressieve therapeuten hebben deze bevolkingsgroep echter van hun schuldgevoelens af weten te helpen. Niemand viel iets te verwijten, ieders persoonlijkheid was immers gevormd door zijn of haar eigen achtergrond of verleden. Niet alleen zwarten, hispanics en vrouwen waren het slachtoffer, hetzelfde gold voor de huidige generatie blanke mannen. Volgens Hughes is er zo onder invloed van ‘politiek correcte’ bestuurders en therapeuten, een weekhartige klaagcultuur ontstaan: ‘an infantilized culture of complaint, in which Big Daddy is always to blame and the expansion of rights goes on | |
[pagina 213]
| |
without the other half of citizenship - attachments to duties and obligations.’Ga naar voetnoot6. bij aleelding pagina 213: Foto: Anne van der Laan
Cultuurrelativisme, dat de opkomst van de verschillende emancipatiebewegingen mogelijk maakte, en de overtuiging dat de mens door zijn omgeving wordt gevormd, hebben in de visie van Schlesinger en Hughes geresulteerd in een cultuur waarin ieder idee en ieder gedrag gerechtvaardigd wordt en waar niemand nog verantwoording verschuldigd is aan een normatieve consensus die door alle individuen in de samenleving onderschreven wordt. De notie van een unieke Amerikaanse identiteit bestaat niet meer, het land is niet meer dan een samenraapsel van groepen en individuen zonder een gedeelde visie die dit alles bijeenhoudt. Het moet echter worden benadrukt dat het noch Hughes, noch Schlesinger te doen is om het in stand houden van het individualisme als sociale realiteit; het gaat hen om het behouden van een geloof in de bij het individualisme horende ethiek. Zit willen een ideaal dat de mensen met elkaar verbindt en het collectief een doel geeft om naar te streven een ideaal dat de samenleving bijeenhoudt en deze en de hierin levende mensen een identiteit verschaft. Schlesinger en Hughes zien zichzelf duidelijk als toegewijd aan het liberale gedachtengoed, zij keren zich ook niet tegen een multiculturele samenleving als zodanig. Zij betreuren het echter dat het oude ideaal van de melting pot is vervangen voor die van de salad bowl en dat in het moderne maatschappelijk discours de verschillen tussen groepen worden benadrukt ten koste van de overeenkomsten tussen individuen. Terwijl de Verenigde Staten zich vroeger van de rest van de wereld hadden onderscheiden door een democratisch ethos dat ieder mens als gelijk zag, ongeacht ras, religie, geslacht of nationaliteit werd nu meer en meer de nadruk gelegd op de verschillen tussen de diverse maatschappelijke groepen. Respect voor en toewijding aan mensenrechten en democratie zo zegt Schlesinger, dàt is de Amerikaanse identiteit en hetgeen Amerikanen traditioneel met elkaar verbond.Ga naar voetnoot7. Deze unificerende visie zou nu onder zware druk staan. Nu het traditionele liberale denken wordt afgeschilderd als een ideologie van bepaalde materiële of sociale belan- | |
[pagina 214]
| |
gen van blanke Amerikanen zou het idee van één mensheid op het spel komen te staan. Schlesinger en Hughes menen dat het traditionele liberale gedachtengoed verdediging verdient en als basis voor een maatschappelijke consensus kan dienen. De exclusieve aandacht voor wat groepen van elkaar onderscheidt, is volgens hen geen multiculturalisme, maar separatisme. Separatisme sluit zich af voor uitwisseling en zoekt zijn heil in afzondering.Ga naar voetnoot8. De vraag is hoe het allemaal zo ver heeft kunnen komen. Hoe kon de consensus uiteenvallen? Schlesinger en Hughes weten hier geen expliciet antwoord op te formuleren. Dat dit ook erg moeilijk is blijkt wel uit het denken van Allan Bloom. Bloom is het met Schlesinger en Hughes eens dat de huidige cultuurcrisis ligt in een desinteresse voor en een verloren geloof in de moderne westerse culturele traditie. Tegelijkertijd betoogt hij echter dat het (post)moderne historisme en relativisme de onvermijdelijke uitkomst is van deze traditie en dat deze hierom in zijn totaliteit moet worden verworpen.Ga naar voetnoot9. Deze tegenstelling in Blooms denken komt mogelijk grotendeels voort uit een probleem dat ten grondslag ligt aan de gehele Amerikaanse (en westerse) politieke cultuur. Amerikanen zien zichzelf graag als een volk met een duidelijke identiteit die ligt in een duidelijk individualistische ethiek. Het is echter vooral deze ethiek, zo stelt onder anderen de socioloog Adam Seligman, die het voor Amerikanen zo moeilijk maakt hun samenleving als een gemeenschap te zien. In het Amerikaanse denken dat is geïnstitutionaliseerd in het Amerikaanse politieke systeem, komt het individu voor het collectief. Het is hier niet in de eerste plaats het collectief dat het individu een identiteit verschaft, maar het collectief bestaat hier eerder bij de gratie van het individu.Ga naar voetnoot10. Hij schrijft: ‘what becomes an universal in the individualist ethic of modern societies is the individual him/herself. Society is no longer a universal but exists only as a derivative of the individual, that is, of the growing recognition of the individual as subject and society as the amalgamation of these universally constituted subjects.’Ga naar voetnoot11. Dit is ook precies wat de Fransman Alexis de Tocqueville, ruim 150 jaar geleden, als de zwakke plek van de Amerikaanse samenleving zag. Waar Bloom nog hoopt dat een hernieuwd geloof in de Verlichtingsidealen de Amerikaanse gemeenschap kan redden, is de filosoof Alasdair MacIntyre veel pessimistischer. MacIntyre is het met Bloom eens dat de wortels van de huidige culturele crisis inherent zijn aan de liberale democratie zoals die op het moment in de westerse wereld bestaat en die een logisch resultaat is van de intellectuele traditie die het Westen met de Verlichting is ingeslagen. Dit brengt hem ertoe de hele Verlichtingstraditie te verwerpen, hij gelooft niet dat er in de moderne tijd nog kiemen te vinden zijn waaruit een nieuwe maatschappelijke eenheid voort kan komen: ‘We are all already in a state so disastrous that there are no remedies for it.’Ga naar voetnoot12. MacIntyre is een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de huidige opleving in het gemeenschapsdenken, het ‘communitarisme’ - een denkrichting in de politieke theorie die een alternatief tracht te formuleren voor het huidige liberalisme. Zijn grootste bezwaar tegen de contemporaine cultuur is dat het een cultuur is | |
[pagina 215]
| |
waar ‘individuals are held to possess their identity and their essential human capacities apart from and prior to their membership in any particular social and political order.’Ga naar voetnoot13. De oorzaak hiervan is dat in het Westen ontkend wordt dat er maatschappelijke overeenstemming over het goede leven mogelijk is en dat er niet wordt geloofd in universeel geldende waarden. Dit is de overtuiging die hoort bij een cultuur die is doordrenkt van ‘emotivism [...] the doctrine that all evaluative judgements and more specifically all moral judgements are nothing but expressions of preference, expressions of attitude or feeling, insofar as they are moral or evaluative in character.’Ga naar voetnoot14. Tot aan de 17e eeuw had er overeenstemming bestaan over het goede leven, werd deze visie als universeel geldend beschouwd en werd het individu gedefinieerd door zijn sociale rol, zo meent Macintyre. Vanaf de Verlichting (en hij bedoelt hiermee de Verlichting in Noord-West Europa en de Verenigde Staten) is echter het individu steeds meer op de voorgrond komen te staan. Het eind van deze ontwikkeling is de situatie waarin wij ons nu bevinden. Moraliteit wordt niet langer gezien als iets wat zijn oorsprong vindt buiten het individu, maar eerder als een subjectieve keuze. Normen en waarden worden tegenwoordig gezien als aangeleerd en hierdoor als relatief. Zij worden beschouwd als de uitdrukking van een persoonlijke voorkeur of een persoonlijk gevoel en niet langer als gegeven. Dit subjectivisme is inmiddels zo ingebed in onze cultuur dat wij het als vanzelfsprekend aannemen dat over bepaalde zaken geen overeenstemming is te bereiken (MacIntyre noemt als voorbeelden de debatten rond abortus, bewapening en sociale voorzieningen). Deze moderne geestesgesteldheid heeft gevolgen op velerlei gebied, maar in de eerste plaats voor de politiek. Moderne politiek is niet langer het collectieve streven naar het goede leven, maar, omdat wij niet verwachten dat er overeenstemming kan worden bereikt over wat het goede leven nu precies inhoudt, ‘civil war carried on by other means.’Ga naar voetnoot15. De moderne overheid en haar instituties zijn er niet om de morele consensus te verwoorden, maar om de verschillende partijen tegen elkaar te beschermen en zo de vrede te handhaven. In zijn boek After Virtue begint MacIntyre met de constatering dat ‘the most striking feature of contemporary moral utterance is that so much of it is used to express disagreements; and the most striking feature of the debates in which these disagreements are expressed is their interminable character.’Ga naar voetnoot16. Het eindeloze karakter van deze debatten beschouwen wij als onvermijdelijk, ons emotivisme zegt immers dat morele onenigheid niet kan worden opgelost. Tijdens het debatteren spreken wij echter een heel andere taal, zo meent hij. Terwijl wij onze eigen premissen als gegeven aannemen, bekritiseren wij die van de tegenpartij als zijnde onsamenhangend en irrationeel. Wij praten alsof wij elkaar kunnen overtuigen van ons gelijk, maar geloven het tegendeel. Deze paradox duidt er volgens MacIntyre op dat het morele vocabulaire dat wij hebben geërfd morele overeenstemming ooit mogelijk heeft gemaakt, dat er ooit een tijd is geweest waarin wij het op rationele gronden eens konden worden over kwesties als wat is gerechtigheid en wat is het gemene goed. Het is alsof onze normatieve tra- | |
[pagina 216]
| |
ditie in het verleden uiteen is gevallen en er nu enkel nog fragmenten van over zijn, zonder dat wij nog op de hoogte zijn van de concepten en context die deze fragmenten ooit hun samenhang hebben verschaft. Omdat de normatieve eenheid in het verleden wel heeft bestaan, moet de huidige cultuurcrisis historisch worden begrepen. Net als Bloom is MacIntyre van mening dat de wortels van de hedendaagse morele en politieke chaos moeten worden gezocht in de geschiedenis van de westerse filosofie. De moderne tijd is voor hem namelijk de uitkomst van een cultuur waarin filosofie een ‘central form of social activity’ was.Ga naar voetnoot17. Op zich hoeft dat voor MacIntyre geen probleem te zijn, ware het niet dat de moderne filosofische traditie volgens hem van het begin af aan op de verkeerde premissen was gestoeld. De grote fout van de Verlichting is volgens hem dat zij een rationele grond voor moraliteit trachtte te vinden, maar brak met de op de ideeën van Aristoteles gefundeerde filosofische traditie. De kracht van de aristoteliaanse filosofie was dat zij een onderscheid maakte tussen man-as-he-happens-to-be en man-as-he-could-be-if-he-realized-his-essential-nature.Ga naar voetnoot18. Dit onderscheid is voor MacIntyre noodzakelijk om een grond te vinden voor moraliteit. Pas als er overeenstemming bestaat over het doel en de essentie van het mens-zijn kan op rationele wijze worden vastgesteld wat goed en wat fout is. Het goede is namelijk datgene dat het bereiken van het menselijk potentieel, de realisatie van de menselijke telos, dichterbij brengt. Er is hier sprake van een drieledig schema: de mens zoals hij is, de mens zoals hij kan zijn als hij zijn ware essentie en doel verwezenlijkt, en de ratio die de mens kan leren hoe hij van de eerste staat naar de tweede kan komen. Pas als er overeenstemming bestaat over de functie en essentie van iets kunnen wij een rationeel kwalitatief oordeel vellen over het functioneren ervan. MacIntyre trekt zelf de vergelijking met een horloge. Omdat wij het er over eens zijn dat een horloge de tijd nauwkeurig dient aan te geven, hebben wij een criterium waarmee wij rationeel kunnen bepalen of een horloge goed of slecht is.Ga naar voetnoot19. Zo kunnen wij ook pas zeggen of het handelen van een mens goed is als wij een soortgelijke functionalistische conceptie van het mens-zijn hebben. Tot aan de Verlichting hield de teleologische visie op ethiek stand. In de 17e eeuw ging het echter mis. De in deze tijd levende filosofen verwierpen teleologie als bijgeloof en trachtten moraliteit te gronden op een onveranderlijke menselijke natuur. Dit moest wel misgaan, zo zegt MacIntyre. Niet omdat deze filosofen niet intelligent genoeg waren, maar omdat er een tegenstrijdigheid zat in hun intellectuele onderneming. Terwijl men in de Middeleeuwen vast was blijven houden aan het idee dat de wil van God (in de christelijke cultuur de essentie en het doel van het mens-zijn) rationeel te begrijpen was, hadden de opkomst van het Jansenisme en het Protestantisme (religieuze stromingen die ontkenden dat de mens in staat was Gods wil te doorgronden en dus zijn doel en essentie te kennen) hier een eind aan gemaakt. De genadeklap voor de aristoteliaanse opvatting van moraliteit was echter de Verlichting die teleologie en religie verwierp. Vanaf nu wordt het menselijk handelen niet meer teleologisch verklaard, maar mechanisch | |
[pagina 217]
| |
(als voortkomend uit zijn onveranderlijke natuur). Handelingen worden hiermee waardevrij en in theorie voorspelbaar, waarmee moraliteit van haar functie is beroofd. Wat de Verlichtingsfilosofen probeerden te verwezenlijken was hierom onmogelijk: zij probeerden namelijk een moraliteit (de christelijke) te legitimeren die was losgemaakt van de teleologische context waarin zij haar betekenis had verkregen. Deze denkers ‘inherited incoherent fragments of a once coherent scheme of thought and action and, since they did not recognize their own peculiar historical and cultural situation, they could not recognize the impossible and quixotic character of their self-appointed task.’Ga naar voetnoot20. Er is pas een rationele basis voor een waarderende uitspraak te geven als er overeenstemming bestaat over de functie en de aard van hetgeen waarop de uitspraak betrekking heeft. Is deze eenstemmigheid verdwenen, dan is het onmogelijk waarden nog rationeel te verdedigen. Dit onvermijdelijke falen van de Verlichting heeft uiteindelijk geleid tot de huidige cultuur waarin alles als relatief en subjectief wordt gezien en wordt geloofd in de maakbaarheid van de samenleving. Het effect van de Verlichting was immers tweeledig. Enerzijds maakte de mechanische verklaring van het menselijke handelen de weg vrij voor de sociale wetenschappen die ons onterecht voorhouden dat zij een objectief inzicht bieden in de werkelijkheid; anderzijds leidde het onvermogen van de filosofen een rationele grond voor moraliteit te vinden tot de conclusie dat normen en waarden een uiting van de individuele wil en hierom altijd subjectief zijn. De Verlichting heeft dus geleid tot de wereld van Weber en Nietzsche, een wereld waarin wordt gezegd dat er verschillende visies op het goede naast elkaar kunnen bestaan en waarin alles in goede banen wordt geleid door managers en instituties die zeggen neutraal te zijn.Ga naar voetnoot21. Het geloof in de objectiviteit en kundigheid van de sociale wetenschappen en in de juistheid van subjectivisme heeft zijn eindpunt gevonden in de lege retoriek van het liberale pluralisme en de bureaucratisering van de samenleving. Niets heeft nog een inherente waarde en elk individu is zijn eigen rechter. Een samenleving zonder normatieve consensus is voor MacIntyre echter een samenleving die als los zand aan elkaar hangt en waar een kwalitatief en deugdzaam leven niet mogelijk is. De enige oplossing voor de huidige problemen is dan ook een herstel van gemeenschappen waar mensen het met elkaar eens zijn over het goede leven en men nog verantwoording verschuldigd is aan het collectief. In een dergelijke gemeenschap is nog een gedeeld goed waar men collectief naar streeft, het is een gemeenschap ‘held together by sympathetic feeling and a coincidence of interest.’Ga naar voetnoot22. Het is een samenleving waarin het individu een duidelijk beeld heeft van zijn eigen levensdoel en belangen en waar het belang van het individu samenvalt met dat van de andere leden van de gemeenschap en dus van de gemeenschap als geheel; een samenleving met instituties waarin het individu zichzelf herkent en thuisvoelt. De enige manier waarop dit bereikt kan worden is door het liberaal individualisme op te geven. Het is echter juist omdat dit individualisme in de moderne westerse samenlevingen is geïnstitutionaliseerd ‘that modern politics cannot hope to achie- | |
[pagina 218]
| |
ve moral consensus.’Ga naar voetnoot23. Omdat een consensus op beperkter schaal nog wel mogelijk is, is wat ons nu te doen staat ‘the construction of local forms of community within which civility and the intellectual and moral life can be sustained through the new dark ages which are already upon us.’Ga naar voetnoot24. Opdat wij niet vergeten dat het collectieve leven mogelijk is.
Ondanks de onderlinge verschillen gaan alle hiervoor genoemde auteurs ervan uit dat er vroeger daadwerkelijk een samenleving heeft bestaan waar iedereen was toegewijd aan dezelfde idealen. MacIntyre uitgezonderd maken zij echter allerminst duidelijk hoe dit er uit moet hebben gezien. Vooral Bloom is in dit opzicht erg onduidelijk. Dit komt vooral doordat hij zich op verschillende plaatsen op verschillende manieren uitlaat over wat voor hem de ideale situatie is. Terwijl hij zich er constant over beklaagt dat de Amerikaanse samenleving uiteenvalt door een desinteresse of ongeloof in de eigen culturele traditie, zegt hij het elders te betreuren dat terwijl in de jaren '20 een Italiaans immigrant in de Verenigde Staten een leven leidde dat ‘was by choice and necessity Italian’, zijn zoon zijn vrienden kiest onafhankelijk van hun etnische en culturele achtergrond.Ga naar voetnoot25. Zit de zoon hiermee niet veel meer dan zijn vader in de lijn van wat voor Bloom de Amerikaanse traditie is? Bloom plaatst met deze opmerking niet alleen zijn eigen interpretatie van de Amerikaanse geschiedenis onder druk, maar ook die van Schlesinger. Was het aan het begin van deze eeuw niet ook zo dat immigranten samenklonterden in hun eigen etnische wijken en dat van een melting pot geen sprake was? Zijn immigranten wel ooit allemaal toegewijd geweest aan de ‘Amerikaanse’ waarden? Niet voor niets is de Amerikaanse middenklasse aan het begin van deze eeuw een beschavingsoffensief begonnen om de immigranten zich te laten conformeren aan wat werd gezien als het ware Amerikaanse waarden- en normenpatroon. Voor Schlesinger en Hughes zijn de problemen ergens in de 20e eeuw begonnen. MacIntyre hierentegen suggereert dat de betrokkenheid bij de gemeenschap al veel eerder is ondermijnd, al zegt hij niet precies wanneer. Hij lijkt in ieder geval van mening dat zolang de teleologische visie op ethiek bestond alles in kannen en kruiken was. Communitaristen lijken het er met elkaar over eens te zijn dat in ieder geval tijdens de klassieke periode in Griekenland, de Middeleeuwen en de Amerikaanse koloniale tijd nog sprake was van echte gemeenschapszin. In deze tijd zouden burgers nog deelnemen aan het openbare leven, dezelfde geschiedenis en tradities eren en morele solidariteit kennen; bovendien hadden mensen zich op lokaal niveau sterk bij elkaar betrokken gevoeld, was er op een hoger niveau sprake geweest van een collectief doel en viel het individuele eigenbelang samen met of was ondergeschikt aan het gemeenschappelijk belang.Ga naar voetnoot26. Verschillende historische onderzoeken trekken dit nostalgische beeld echter sterk in twijfel. In zijn studie naar de historiografie over de verschillende periodes trekt Derek Phillips de conclusie dat het beeld dat communitaristen van het verleden schetsen vooral gebaseerd is op de geschriften van de intellectuele elites in de verschillende periodes. De Griekse elite, de kerkvaders en, in de Verenigde Sta- | |
[pagina 219]
| |
ten, de Founding Fathers wekten in hun literaire werken inderdaad de indruk dat er sprake was van een duidelijk, door iedereen onderschreven, gemeenschappelijk doel. Het dagelijkse leven week echter zo sterk af van deze geïdealiseerde werkelijkheid dat van een hechte gemeenschap niet kon worden gesproken. Phillips concludeert dan ook dat communitarian thinkers are simply wrong about people ever having actually been epistemologically locked into experiencing reality in exactly the same way as everyone else in their society. Even when the members of a particular collectivity do have many beliefs in common, not everyone believes equally. And some persons may not believe at all. The same goes for all the other aspects of communal life: values, interests, ideas, understandings, and so on. Many groups within a particular group may share them, but others may not.Ga naar voetnoot27. Wat communitaristen voor het gemene goed aanzien was in werkelijkheid, zo stelt Phillips, veelal het belang en het goed van de elite.Ga naar voetnoot28. Ook is het te betwijfelen of MacIntyres alternatief voor de liberale samenleving in de toekomst soelaas kan bieden. Hoewel hij bang is dat het mogelijk al te laat is om onze cultuur te redden, heeft zijn analyse weinig zin als hij niet verwacht of hoopt dat er iets positiefs uit zijn kritiek voortkomt. De vraag is dan ook in hoeverre zijn ideaal van een gemeenschap waarin het individueel belang ondergeschikt is aan of samenvalt met het universeel geachte collectief belang, in de moderne tijd te verwezenlijken is. Het heeft er veel van weg dat de problemen die hij signaleert zijn remedie onmogelijk maken. Wordt er in de moderne tijd niet in de eerste plaats uitgegaan van het individu en pas daarna van het collectief? Is het in de moderne westerse samenlevingen niet zo dat zij in de eerste plaats worden gezien als bestaande uit individuen, in plaats van dat het individu zijn identiteit ontleent aan het collectief waartoe hij of zij behoort? Sinds de Reformatie is het in het Westen niet langer de gemeenschap die het individu overstijgt, maar staat het individu voorop. Zeker in landen waar het protestantisme (dat de nadruk legt op de individuele relatie met God) zich een dominante positie heeft verworven, ligt de individualistische ethiek sterk in de cultuur ingebed. Het is niet voor niets dat voor MacIntyre de problemen al beginnen in de 17e eeuw, de eeuw waarin in Noord-West Europa zowel de Reformatie zegevierde als de Verlichting begon. Naast de opkomst van het protestantisme is het ook in deze tijd dat filosofen theorieën ontwikkelen waarin traditie als irrelevant wordt beschouwd. Het is de tijd waarin het individu opkomt en traditie (voor MacIntyre een van de factoren die de samenhang binnen een gemeenschap verzekeren) meer en meer zijn greep op het denken lijkt te verliezen. Schlesinger en Hughes menen echter dat het probleem van de moderne samenleving niet inherent is aan de liberale en individualistische politieke principes, maar juist ligt in de kritiek die er naar hun mening is op deze principes. Men zou niet langer toegewijd zijn aan de westerse cultuur die toch de grondslag vormt van de liberale democratie. Dit lijkt mij echter sterk overdreven. De situatie | |
[pagina 220]
| |
waar zo veel kritiek op bestaat is niet veroorzaakt doordat de westerse liberale traditie wordt verworpen, maar is hier in zekere zin een logisch gevolg van. Minderheidsgroepen keren zich niet tegen de grondbeginselen van de liberale samenleving, maar tegen een bepaalde invulling die hieraan is gegeven door de blanke middenklasse die het publieke leven in het Westen lang heeft gedomineerd. Verreweg de meeste van deze groepen zullen de democratie en de liberale principes die er aan ten grondslag liggen onderschrijven. Hun roep om het recht op een eigen identiteit komt deels zelfs voort uit deze waarden. Dat er tegenwoordig veelal van wordt uitgegaan dat over bepaalde zaken geen overeenstemming te bereiken is en dat ook de westerse, liberale cultuur in een bepaalde context is opgekomen, wil nog niet zeggen dat er grote twijfel bestaat over de rechtvaardigheid van het pluralistische principe. Dat moderne debatten niet altijd eindigen in overeenstemming hoeft op zichzelf niet zorgelijk te zijn. Zolang verschillende partijen niet naar de wapens grijpen om hun conflicten te beslechten, wordt er nog gesproken; en zolang er nog wordt gesproken is er nog sprake van een gedeelde achtergrond. Het is te betwijfelen of het allemaal wel zo zorgelijk is als de hier besproken denkers ons willen doen geloven. Zo is het zeer de vraag of het uitgangspunt waarmee MacIntyre zijn werk legitimeert, juist is. Zoals gezegd begint hij zijn boek After Virtue met de constatering dat moreel spreken vandaag de dag vooral gericht is op het verwoorden van meningsverschillen. Hij verbaast zich erover dat er tegenwoordig meer gesproken wordt over zaken waarover wij het met elkaar oneens zijn dan over de zaken die wij met elkaar delen. Verschillende critici van de communitaristen hebben zich er echter over verbaasd dat MacIntyre anders verwacht. Is het niet verdacht, zo verklaart een aantal, dat het benadrukken van nationale eenheid en morele eensgezindheid ogenschijnlijk onlosmakelijk is verbonden met oorlog, dat er juist in tijden van externe dreiging een ‘wij-gevoel’ wordt gecreëerd?Ga naar voetnoot29. Is het niet veel zorgwekkender, zo zeggen anderen, als al ons morele spreken gericht zou zijn op het benadrukken van de zaken waarover wij het eens zijn? Zo meent de theoloog Jeffrey Stout dat het zinloos is enkel te spreken over kwesties waarover toch al overeenstemming bestaat. Hij schrijft: ‘It would be more striking, and perhaps even disturbing, if [...] moral language came to be used in public settings largely for the ceremonial expression of widespread moral agreement.’Ga naar voetnoot30. Dit zou de normatieve consensus namelijk wel heel erg eng maken, wat gemakkelijk tot een intolerante houding jegens het afwijkende kan leiden. Stout erkent dat er geen consensus bestaat over de aard of het doel van het mens-zijn, hij weigert echter te aanvaarden dat dit betekent dat het openbare leven tot morele chaos is verworden. Hij is van mening dat de morele diversiteit in de moderne westerse democratieën minder groot is dan veelal wordt gesuggereerd; er zijn immers nog genoeg zaken waar iedereen het over eens is (hij noemt hier als voorbeeld dat het erg moeilijk zal zijn iemand te vinden die verdedigt dat het enkel voor het plezier martelen van mensen moreel gerechtvaardigd is). Hij erkent dat er geen overeenstemming meer bestaat over de menselijke telos, maar trekt hieruit niet de conclusie dat er helemaal geen | |
[pagina 221]
| |
morele consensus ten grondslag ligt aan de huidige samenleving: What made the creation of liberal institutions necessary, in large part, was the manifest failure of religious groups of various sorts to establish rational agreement on their competing detailed visions of the good. It was partly because people recognized putting an end to religious warfare and intolerance as morally good - as rationally preferable to continued attempts at imposing a more nearly complete vision of the good by force - that liberal institutions have been able to get a foothold here and there around the globe.Ga naar voetnoot31. De consensus die de basis vormt van de liberale democratie is het principe dat een ieder voor zich moet kunnen bepalen wat het goede leven is. De nadruk die communitaristen en andere critici van de contemporaine cultuur leggen op het belang van een gedeeld waarden- en normenpatroon, maakt dat consensus bij hen vaak niet meer is dan een eufemisme voor conformisme. Dat is nu precies wat tegenwoordig op morele gronden wordt verworpen en de reden dat liberale instituties moraliteit zoveel mogelijk een keuze van het individu laten. We hoeven maar naar het voormalige Joegoslavië, Libanon, Algerije of Noord-Ierland te kijken om te zien wat er kan gebeuren als een bepaalde groep een consensus wil afdwingen. De kritiek op de moderne cultuur lijkt eerder voort te komen uit onvrede met de moderne maatschappelijke consensus dan uit de daadwerkelijke afwezigheid van een dergelijke consensus. Wil dit dan zeggen dat de kritiek op de moderne liberale consensus op alle gronden moet worden verworpen? Zo sterk zou ik het nu ook weer niet willen stellen. De onlangs overleden Lasch was van mening dat ‘social solidarity does not rest on shared values or ideological consensus, let alone on an identity of interests; it rests on public conversation.’Ga naar voetnoot32. Dit uitgangspunt brengt met zich mee dat er gewaakt dient te worden over de kwaliteit van het publieke discours. Zolang verschillende groepen nog met elkaar de discussie aangaan en elkanders ideeën serieus nemen is er niets aan de hand. Als echter alle ideeën op voorhand worden verworpen als een uiting van een materieel belang of persoonlijke voorkeur en wij het zinloos achten de discussie met elkaar aan te gaan, ontstaat er een probleem. Vooral in een democratie, waar de vrije circulatie van ideeën en het sociale debat een noodzaak is, is een dergelijke cynische houding gevaarlijk. Democratie bestaat bij de gratie dat ideeën serieus worden genomen. Hoewel hier een zekere vorm van cynisme nodig is als een kritische houding jegens alles wat als vanzelfsprekend wordt aangenomen of wordt gezegd, is het gevaar van een te ver doorgevoerd cynisme dat geen enkel idee nog serieus wordt genomen waarmee iedere vorm van kritiek overbodig en zinloos wordt.Ga naar voetnoot33. Critici hebben gelijk als zij er op wijzen dat het publieke debat in de Verenigde Staten vaak een weinig samenhangende indruk maakt. Kwesties als abortus, sociale voorzieningen en positieve discriminatie schijnen vaak onoplosbaar en de in deze debatten naar voren gebrachte argumenten lijken geworteld in verschillende, onverzoenbare uitgangspunten. Hoewel deze debatten vaak | |
[pagina 222]
| |
erg emotioneel zijn, blijven zij over het algemeen polemisch. Er is nog steeds geen burgeroorlog uitgebroken, wat wel aangeeft dat de tegenstellingen niet zo diepgaand zijn als door pessimistische cultuurcritici wordt aangenomen. Nog steeds proberen de verschillende groepen in de Amerikaanse samenleving elkaar van hun gelijk te overtuigen. Pas als woorden zwijgen is van een discours - en dus van gedeelde uitgangspunten - geen sprake meer. Amerika is geen tweede Babylon. Toch lijken historisme en subjectivisme tegenwoordig gemeengoed te zijn geworden. Slechts weinig mensen in het Westen zullen nog volhouden dat hun visie op het goede leven de enig mogelijke is (een aantal christen-fundamentalisten daargelaten). Historisme hoeft echter niet vanzelfsprekend tot nihilisme te leiden. Het gaat er niet om dat ideeën metafysisch gerechtvaardigd moeten kunnen worden of dat bepaalde normatieve uitgangspunten door iedereen gedeeld worden, maar dat zij in de context waarin wij leven plausibel kunnen worden gemaakt. Dit wil niet zeggen dat verwacht moet worden dat er uiteindelijk morele overeenstemming bereikt zal of kan worden. Wij weten immers dat normen en waarden naar tijd en plaats verschillen. Wij weten hierdoor ook dat (een aantal van) de door ons gehuldigde waarden mogelijk niet waar zijn, al weten wij niet welke dat zijn. Voorwaarde voor een gezond maatschappelijk discours is dat wij hetgeen wij zelf geloven, waar achten en dat wij onze ideeën in stand weten te houden tegen de argumenten die er tegenin worden gebracht.Ga naar voetnoot34. Pas als wij de tegenargumenten niet meer begrijpen - als deze uit een radicaal andere epistemologie afkomstig zijn - is er een probleem. Hoewel bezorgdheid over het maatschappelijk discours gerechtvaardigd is, drijven de hiervoor genoemde critici hun kritiek zover door dat er weinig constructiefs van valt te verwachten. Schlesinger, Hughes en Bloom wekken de illusie dat het Amerikaanse maatschappelijke debat wordt gedomineerd door actiegroepen en links-liberale academici die iedere held uit de Amerikaanse geschiedenis afschilderen als racistisch en seksistisch. Natuurlijk is het zorgelijk als Jefferson zonder verder naar zijn ideeën te kijken als niet meer dan een racist wordt beschouwd en de hele westerse intellectuele geschiedenis als repressief wordt afgedaan. Ik denk echter dat Schlesinger, Hughes en Bloom weinig mensen kunnen vinden die een dergelijk blindelings verwerpen van alles wat buiten de eigen cultuur valt verdedigen. Bovendien gaan zij voorbij aan de invloedrijke groep christen-fundamentalisten en andere conservatieven die in de jaren '80 een heel ander beeld van de Verenigde Staten schetsten. Een grotere tekortkoming van de boeken van Schlesinger en Hughes is echter dat zij geen historische beschouwing geven van de samenleving die zij zo bekritiseren. Hierdoor zouden zij mogelijk meer oog krijgen voor de overeenkomsten en continuïteit die er bestaat tussen het verleden dat zij als uitgangspunt nemen en het heden dat zij verwerpen. Zij komen niet veel verder dan op te merken dat het ooit beter is geweest en dat het ergens na de jaren '60 fout is gegaan. Waar Schlesinger en Hughes maar weinig aandacht besteden aan de historische wortels van de crisis die zij constateren, zoeken | |
[pagina 223]
| |
Bloom en MacIntyre deze wel heel erg diep. Dit maakt hun kritiek zo omvangrijk dat het de hele moderne tijd opslokt. Zij delen met postmoderne denkers een weerzin tegen de Verlichtingstraditie die een objectieve basis voor kennis en moraliteit trachtte te vinden. Terwijl postmodernisten zeggen dat we er maar mee moeten leren leven dat deze basis nooit gevonden kan worden, zijn Bloom en MacIntyre van mening dat een samenleving nu eenmaal niet kan zonder een samenbindend idee of ideaal. Nu het postmoderne relativisme in antropologische zin zou hebben gezegevierd, wordt geen enkele moraliteit nog als waar erkend waarmee de basis van een gezonde gemeenschap is verdwenen. Hun uitgangspunt dat de Verlichting een intellectueel project was dat wel moest falen en hierdoor heeft geleid tot de fragmentatie van de huidige samenlevingen, dwingt hen echter terug te grijpen naar een tijd die zo ver terug ligt dat zij voor het heden geen oplossingen biedt. Bovendien verliezen alle hier behandelde cultuurpessimisten een belangrijk punt uit het oog, namelijk dat er nog wel degelijk een morele consensus ten grondslag ligt aan de moderne westerse democratieën. Niettemin getuigt hun werk ervan dat er binnen de Amerikaanse samenleving grote onvrede heerst over het functioneren van de democratie en maatschappij. In dit opzicht snijden zij dan ook een belangrijk punt aan, namelijk dat in een democratie van het grootste belang is dat ideeën serieus worden genomen. Hoewel zij de problemen die zij constateren sterk overdrijven, maakt, naast de eruditie van de schrijvers, de aandacht voor de kwaliteit van het maatschappelijk discours (een van de belangrijkste functies van cultuurkritiek in een democratie) de hier besproken kritiek de moeite van het lezen waard. Bas Geerling heeft Amerikanistiek gestudeerd aan de Universiteit van Utrecht. |
|