dringen daar over het algemeen pas langzaam door.
In het tweede gedeelte van het boek staan de hoofdstukken over zwarte kritiek, semiotiek en psychoanalyse. Deze volgorde werkt goed. Normaal gesproken worden de algemene, theoretisch-methodische hoofdstukken in het eerste gedeelte geplaatst en bevat het tweede gedeelte van een boek de ‘toepassing’ van de theorie. Door deze volgorde om te draaien wordt de theorie minder autoritair en is de relevantie van bepaalde theoretische reflecties meteen duidelijk.
Ook in het tweede gedeelte wordt de structuur gelijkheid/verschil/deconstructie gehandhaafd, maar het werkt hier minder goed dan in het eerste gedeelte. Om de bundel verder eenheid te geven wordt in elk hoofdstuk aandacht besteed aan het boek of de film The color purple. Dit had niet gehoeven; het boek kent al eenheid genoeg.
De keuze om semiotiek en psychoanalyse aparte aandacht te geven is logisch omdat deze in de meeste disciplines een grote rol spelen. Ook het hoofdstuk over zwarte kritiek is gerechtvaardigd. (‘Zwart’ verwijst hier niet naar een huidskleur, maar naar een etnische positie.) De discussie over ras is internationaal gezien hoogst actueel en een groot gedeelte van de meest interessante cultuurkritiek van dit moment komt uit de hoek van postkoloniale critici.
Wat mij betreft was er ook een hoofdstuk over mannelijkheid in het tweede gedeelte van het boek opgenomen. Feministisch onderzoek naar mannelijkheid wordt in Nederland nauwelijks gedaan, maar in het buitenland is het sterk in opkomst. Recentelijk publiceerden twee van de meest gevierde feministische theoretica's, Silverman en Modleski, beiden een boek over mannen en mannelijkheid (respectievelijk Male subjectivity at the margins en Feminism without women).
Wat feministische cultuurkritiek op kan leveren is te zien in de bundel Een beeld van een vrouw. In dit boek staan artikelen van uiteenlopende aard over de representatie van het vrouwelijke in cultuuruitingen in onze postmoderne samenleving. In de bundel komen de voordelen van de interdisciplinariteit van vrouwenstudies goed naar voren. In de bundel worden cultuuruitingen besproken waar normaal gesproken niet zoveel academische aandacht voor is: de videoclip, reclame, dagboeken, journalistiek. Deze genres worden door traditionele cultuurwetenschappers niet zo interessant gevonden omdat het niet als Kunst wordt beschouwd en er volgens hun opinie geen geïntendeerde, diepere ideeën in zitten die de cultuurwetenschapper er ‘uit’ kan halen. Vanuit het perspectief van vrouwenstudies zijn deze genres wel interessant.
De aanrader uit deze bundel is, wat mij betreft, het artikel ‘Carousel der seksen’ van Anneke Smelik. Dit artikel is gebaseerd op de bekende lezing over gender-benders die Smelik samen met Braidotti gaf. De gender-benders zijn popsterren als Madonna, Annie Lennox, Grace Jones, Boy George en David Bowie, die in hun uiterlijke presentatie lijken op de andere sekse.
De gender-benders presenteren genderidentiteit als een constructie; als een masker dat in principe iedereen op kan doen. In haar artikel onderzoekt Smelik de potentieel subversieve werking van gender-bending in een aantal videoclips van Madonna en andere vrouwelijk popsterren. Vervolgens vraagt ze zich af wat voor verschillen er bestaan tussen deze vrouwelijke gender-benders en mannelijke gender-benders als Prince.
Zowel Een beeld van een vrouw als Vrouwenstudies in de cultuurwetenschappen heb ik geboeid gelezen. Ik denk dat deze boeken voor iedere cultuurwetenschapper van belang zijn, ook voor degenen die zich niet rechtstreeks met vrouwenstudies bezighouden.
Yasco Horsman