moest hem bij de geschiedenislessen het zwijgen worden opgelegd, opdat de andere klasgenootjes ook een keer antwoord konden geven. Elk schooljaar bleek Huizinga de beste te zijn en de redevoeringen die hij hield wanneer hij weer een prijs voor intelligentie in ontvangst nam, werden in het Latijn of Grieks gehouden. Van enige losbandigheid buiten de schooltijd was ook al geen sprake. Bij feestjes thuis gedroeg hij zich voorbeeldig: ‘Over de wijze waarop Johan zich ook daarbij gehouden had, waren de ouders bijzonder voldaan.’
De ‘biografie’ is grotendeels chronologisch opgebouwd, maar gelukkig wordt de chronologie niet al te strak vastgehouden. Van der Lem besteedt ook veel aandacht aan verschillende briefwisselingen, geeft een kort beeld van de werken van Huizinga en de reacties op deze werken. Behalve aandacht voor afzonderlijke werken, is er ruimte voor verschillende thematische uitweidingen. Deze structuur komt zowel de leesbaarheid als het informatiegehalte ten goede. Daaraan dragen ook de opgenomen teksten uit het Huizinga-archief bij, die niet in het Verzameld werk te vinden zijn. Veel ruimte is er voor foto's, die een mooi beeld geven van de tijd en het elitaire milieu waarin Huizinga leefde. De foto waarop Huizinga met zijn verloofde Mary Vincentia Schorer in een onschuldig grasland vertoeft, is een prachtig staaltje van braafheid.
Verrassend zijn de in deze ‘biografie’ opgenomen tekeningen van de hand van Huizinga. Tijdens zijn studententijd bestond de ontgroening voor het corps voor Huizinga uit niet meer dan wat sneltekeningen maken. Enerzijds is dit irritant: Huizinga, altijd het beste jongetje van de klas, deed nooit aan sport, hield zijn redevoeringen op de middelbare school in het Latijn en Grieks; hem hadden ze misschien best wat harder kunnen aanpakken. Anderzijds, wanneer je ziet hoe knap en vaak ook grappig de tekeningen zijn, is er begrip op te brengen voor de keuze van de ontgroeners.
Naast de archiefteksten (waaronder bijvoorbeeld collegedictaten), de foto's en de tekeningen, zijn ook vele versjes opgenomen: over de verhuizing, sinterklaas, voor het slapengaan et cetera. Dat is een wat minder gelukkige keuze: een of twee van die versjes geven een aardig beeld van een onbekende kant van Huizinga, maar voor de grote hoeveelheid die in deze ‘biografie’ is opgenomen zijn geen goede redenen te bedenken. Volledigheid kan het doel niet geweest zijn, want dat is, getuige de bescheiden titel, niet de pretentie. Van der Lem noemt zijn werk geen biografie, al voldoet het werk grotendeels aan de criteria die daar in het algemeen voor gelden.
In hoeverre er aandacht besteed moet worden aan ‘irrelevante zaken’, is een probleem waarop elke biograaf stuit. Behalve de vele versjes zijn er ook ellenlange beschrijvingen over het uiterlijk van Huizinga waarvan het nut betwijfeld kan worden: ‘Hij had bruine ogen en donkerblonde haren. Zijn fris ogend gezicht deed hem jonger lijken dan hij was, en zijn hospita in Leipzig had zijn blozende rode wangen geroemd’ waarna de baard, snor en het afscheren van deze haaroverschotten behandeld worden. Ook het paragraafje ‘Vrije tijd’ geeft niet veel boeiends: ‘'s Avonds las Huizinga, thuisgekomen van een “omgewandeld grachtje”, voor het naar bed gaan nog altijd een sprookje van Andersen, al dronk hij er nu een flesje bier bij.’ Zulk soort zinnen passen eerder in een kinderboekje over Beertje Bombazijn: ‘'s Zaterdags een stukje worst, met een biertje voor de dorst’, maar niet in een ‘biografie’ over Huizinga. Dit soort beschrijvingen wekken bij mij de indruk dat Van der Lem soms te weinig afstand van zijn held houdt.
Johan Huizinga was de zoon van een voormalig doopsgezinde vader. Op eigen verzoek ontving hij in maart 1891 de doop. Die keuze is bepalend geweest voor zijn werk. Niet zozeer omdat Huizinga geschiedbeschrijving van uit een doopsgezinde invalshoek zou uitoefenen, maar wel omdat een op het geloof gebaseerde ethiek zijn houding jegens de kunst bepaalde. Zo wees hij Multatuli af omdat deze niet ethisch zou zijn, en later werden ook de Tachtigers en J.K. Huysmans om die reden veroordeeld. Ook zijn redactiewerk voor De gids werd beïnvloed door zijn ethische inslag. Dit resulteerde onder andere tot het afwijzen van gedichten van Marsman.
Vaak is gewezen op de invloed die Huysmans met Là-bas gehad zou hebben op Herfsttij der middeleeuwen en In de schaduwen van morgen. Anton van der Lem ontkent dat er sprake is van directe invloed. De decadent Huysmans geeft ‘gloedvolle’ beschrijvingen zonder daaruit enige ethische of morele consequenties te trekken. Hoewel er mis-