Vooys. Jaargang 12
(1993-1994)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 142]
| |
Bergson, Reve en het komische
| |
[pagina 143]
| |
het geval is, dan gebeurt dat omdat dit domein aan de menselijke leefwereld refereert. Ten tweede lijkt het plausibel de lach (als reactie op de komische situatie) als een voor-rationeel fenomeen te bezien. Er wordt spontaan, als vanzelf gelachen en níet om de reden of om de rechtvaardiging die men daar vervolgens voor geeft. Men lacht kortom niet omdàt een koning als gorilla voorgesteld wordt, dat is enkel de rationele verwoording van een spontaan en primair gegeven.Ga naar eind5 Ten derde geven talrijke denkers aan dat het komische een belangrijk, zo niet onmisbare dimensie van de menselijke existentie vertegenwoordigt. Ten vierde zijn vele theoretici ervan overtuigd dat het komische op ambiguïteit berust. Ik noemde al Freuds visie op de relatie tussen afreageren en verdringen, de door Bergson geponeerde tweeslachtige verhouding tussen flexibi- liteit en starheid en Jeansons idee van de machtsstrijd. Anderen wijzen op de gedachte van de onverwachte wending in de sequentie van een komische vertelling. Jean-Paul (1763-1825) meende al dat het komische het onzinnige schijnbaar consistent poogt te maken. Om Bergsons theorie van het komische exacter te kunnen situeren is het zinvol een schema uit te werken, waarmee de verschillende factoren rond het komische nader beschreven kunnen worden. Grofweg kan men in de meeste modellen met betrekking tot dit onderwerp vier constante factoren aanwijzen, namelijk de persoon die het komische al dan niet actief bewerkstelligt, de waarnemer van het komische, de situatie en ten slotte (eventueel) de taal van de komische vertelling. In een ‘live’-situatie kan er sprake zijn van een slachtoffer, bijvoorbeeld de man die over een schil uitglijdt; een passief personage dus. Bij teksten of vertellingen daarentegen is het de auteur die met voorbedachte rade het komische altijd actief bewerkstelligt. De waarnemer van de komische situatie is meestal passief als hij zo'n voorval in de realiteit meemaakt. Met betrekking tot teksten neemt hij (dat wil zeggen de lezer) echter een oplettender houding aan. Bij de situatie kunnen we denken aan de plaats, tijd, omstandigheden en de sfeer van het lachwekkende voorval. Zo'n situatie kan zich direct aan ons voordoen of ze kan bemiddeld worden gegeven (via taal, geluid, beelden) en daarmee naar een al dan niet reële situatie verwijzen. Kenmerkend voor het komische, zoals in taal vervat, is de afstand tussen situatie en lezer/luisteraar. Het lachwekkende is indirect weergegeven, waardoor opzet, verfijning en dergelijke een grotere rol kunnen gaan spelen; het manipuleren van de lezer/hoorder is hier van belang. Terwijl in reële situaties de principes van het komische zonder toeschouwer kunnen optreden, is het vertellen van een mop zonder hoorder of het schrijven van een komische tekst die voor geen enkele lezer bestemd is nogal ongerijmd. Freud heeft zijn model over het komische grotendeels op de lacher geconcentreerd, de observator van het komische dus. Jeanson legt het accent meer op de situatie. Auteurs als Suls en Nash hebben vooral de relatie tussen taal en het komische uitgewerkt.Ga naar eind6 Henri Bergson centreert zijn theorie over het komische rond de persoon die concreet de lachlust oproept, in levenden lijve of zoals door een verteller beschreven. De verdienste van deze Franse wijsgeer ligt mijns inziens met name in het gegeven dat hij de relatie tussen de motoriek van het gedrag en het komische tamelijk treffend heeft beschreven. Daarnaast heeft hij interessante zaken aangeroerd over de komedie. Bergsons theorie van het komische is geïsoleerd van zijn filosofische uitgangspunten moeilijk te begrijpen. Zijn belangrijkste stelling luidt dat de gehele werkelijkheid doortrokken is van een positief, dynamisch en scheppend beginsel: het élan vital. Het betreft hier een onomkeerbare en grillige beweging, een stroom die zich een weg door de menselijke en materiële werkelijkheid heenbaant. Elk element uit de realiteit geeft deze bezielende kracht door aan andere elementen. Het menselijke domein dat met deze kracht in contact staat noemt Bergson het moi profond. Om sociale redenen dient deze stroom echter ook ingedamd te worden en deze tendens koppelt Bergson aan het moi social. De mens maakt dus altijd deel uit van een ambigue situatie, dat wil zeggen: hij staat tussen een grillige dynamiek en de noodzaak tot ordening daarvan. De keus van Bergsons terminologie verraadt al enigszins zijn onuitgesproken ethiek, namelijk dat de mens zich van het élan vital vervreemd heeft door een gedrag van over-aanpassing. Het leven vraagt om souplesse, zo betoogt de Franse filosoof, maar wat we vaker zien is raideur, stijfheid ten opzichte van de dynamiek van het bestaan. Concreet: de man die over een bananeschil uitglijdt ontvouwt een motorisch gedrag van stramheid tegenover een spontane dynamiek. Een ander voorbeeld: de man die op het ijs belandt en zwembewegingen begint te maken. Onze lach is volgens Bergson de lichamelijke pendant bij het hierboven beschreven inzicht en dient er toe om het slachtoffer voor zijn mechanische gedrag af te straffen. Elke lach, zo betoogt Bergson, is dan ook - al is het | |
[pagina 144]
| |
impliciet - een groepslach en heeft dus een sociale functie. De fundamentele ambiguïteit met betrekking tot de relatie raideur-souplesse treedt niet alleen in natuurlijke, maar ook in culturele situaties op, zij het dat hier de tweeslachtigheid aangedikt of verfijnd kan worden. De belangrijkste trefwoorden in dit verband zijn gelijkenis, herhaling, imitatie, inversie en reductie. Met name in het circus en in de komedie kunnen we deze fenomenen herkennen. Strikte gelijkenis is een zeer onnatuurlijk verschijnsel en zodra het zich voordoet kan er van een komische situatie sprake zijn. Men kan hier denken aan het duo Jansen & Janssen uit de avonturen van Kuifje. In kluchten zien we iets soortgelijks, bijvoorbeeld de tweeling die door identieke gedragingen verwarring zaait. De herhaling is frequenter uitgewerkt en manifesteert zich op zeer verschillende niveaus. Men denke aan karakters uit komedies die telkens bepaalde uitspraken of bewegingen herhalen en daardoor een zekere raideur vertonen. Imitatie kunnen we bijvoorbeeld vaststellen bij de clown die zichzelf als een bal gedraagt en al rollend de indruk wekt dat hij door determinerende wetten wordt bepaald. Inversie is een zeer onnatuurlijke gang van zaken, die haaks op de grillige voortgang van het élan vital staat. Bergson noemt hier het voorbeeld van de bedrogen bedrieger, een geliefd thema in de komedie. Heel letterlijk is de inversie zichtbaar in de teruggedraaide film. In beide gevallen gaat het om een onnatuurlijke verloop. De reductie is duidelijk herkenbaar in de karikatuur. De tekenaar geeft ons de indruk dat de geportretteerde geheel door één opvallend aspect van zijn gezicht bepaald wordt, een gedachte die lijnrecht tegenover de dynamiek van het menselijke gelaat staat. In de komedie zien we een vorm van reductie bij personages die zich te gefixeerd met één karaktertrek (gierigheid bijvoorbeeld) of met hun beroep identificeren. Een voorbeeld van het laatstgenoemde fenomeen is de kastelein die ook thuis de drankjes die hij voor zijn vrouw inschenkt, wenst af te rekenen. Ten slotte kunnen we ook denken aan een rechtlijnige logica, waaruit elke zin voor souplesse verdwenen is. Reves ‘Eendje Kwak Kookt Zijn Eigen Potje’ is een in taal beschreven komische situatie; men mag dus een zekere verfijning verwachten. Daarnaast is het vrij zeker dat de lezer door de verteller gemanipuleerd zal worden. Op stilistisch niveau wordt Bergsons model vorm gegeven in het hardnekkig vasthouden aan één stijlregister, namelijk de kinder- en sprookjestaal. De ambiguïteit van dit gegeven schuilt natuurlijk in het feit dat Reves verhaal aan een volwassen lezer gepresenteerd wordt. Daarnaast zien we herhaling opduiken in de vorm van clichés (‘Goede raad was duur’, ‘dat het een aard had’) en tautologische beschrijvingen (‘een grote drol van stront’). Op inhoudelijk niveau springt de inversie in het oog. Kwak als hoofdpersonage heeft niets gemeen met de goedaardige figuur die we uit sprookjes kennen of met de alom bekende Donald Duck, laat staan met de natuurlijke eend. Zo wordt er een verloop van verwachtingen doorbroken. Kwak heeft zich bovendien op één uitzonderlijke handeling vastgelegd: troep maken. Hij wordt daarbij door een drijfveer beheerst die aan het neurotische grenst. We kunnen hier beslist van een op herhaling gefixeerd gedrag spreken. De beschrijving van Eendje Kwak geeft dus een personage te zien dat tot één karaktertrek is gereduceerd: hij is vies en is vastbesloten smerig te blijven. Het fenomeen inversie krijgt ook gestalte als we zien hoe de brave medemens in Reves verhaal bedrogen wordt na zijn goedbedoelde hulp. De duidelijkste relatie tussen Bergsons filosofie van het komische en Reves verhaal manifesteert zich rond | |
[pagina 145]
| |
de Reviaanse omzetting van Bergsons creatieve en onzichtbare élan vital naar een stroom uitwerpselen. Deze bruine beek gaat ongeremd, onomkeerbaar en in een overslaande beweging haar gang. Ook het bedreigende aspect van deze grillige stroom voor de burgerlijke conventies is in Reves tekst behouden gebleven: men is bang voor het proces dat Kwak op gang heeft gebracht. De lezer die op de hoogte is van Bergsons gedachten over het élan vital zal dit beeld wellicht al komisch vinden. Hoewel deze ongerijmde visualisering van het élan vital uiteraard niet strookt met de wijsgerige theorieën van deze Franse denker, blijft zijn model van het komische op Reves sprookje toepasbaar. De gemechaniseerde, op reinheid gefixeerde mens wordt immers afgestraft.Ga naar eind7 Het slot van ‘Eendje Kwak’ geeft zelfs - zij het weer in geheel Reviaanse bewoordingen - een zeer Bergsoniaanse gedachte weer: de eenwording van het moi profond met de bruisende stroom. Want dat de door Bergson geprezen harmonie en rust bereikt worden, blijkt uit het slot van de tekst: Kwak ‘viel al spoedig tevreden in slaap’. Hans van Stralen is toegevoegd docent aan de vakgroep Algemene Literatuurwetenschap van de Universiteit van Utrecht. Volgend jaar hoopt hij zijn tienjarig Todo-schap te vieren. |
|