Vooys. Jaargang 12
(1993-1994)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermdEen nieuwe reis van BrandaanDe reis van Sint Brandaan: Een reisverhaal uit de twaalfde eeuw. Vert. door Willem Wilmink, ingel. door W.P. Gerritsen. Met een uitgave van de Middelnederlandse tekst naar het Comburgse handschrift door een werkgroep van Utrechtse neerlandici o.l.v. W.P. Gerritsen en Soetje Oppenhuis de Jong (eindred.). Prometheus/Bert Bakker Amsterdam 1993. Reisverhalen zijn in de mode, maar zeker geen moderne uitvinding. De avonturen van reizigers die de wereldzeeën bevoeren, prikkelen de nieuwsgierigheid van lezers of toehoorders al sinds mensenheugenis. De lezer ziet door de ogen van de schrijver of verteller de wereld aan zich voorbijgaan. Daarbij wordt een groot beroep gedaan op zijn voorstellingsvermogen en (goed-)gelovigheid. Zo vergaat het ook Brandaan. Deze Ierse abt leest in een boek over de wonderen van Gods schepping. Op een gegeven moment wordt deze informatie hem te machtig en slaat het ongeloof toe. Hij gooit het boek waarin deze ‘onzin’ staat opgetekend in het vuur en begaat zo een groot vergrijp in een tijd dat elk boek een uniek, waardevol exemplaar en een onbetwistbare autoriteit is. Om zijn twee fouten - het twijfelen aan Gods almacht en het vernietigen van het boek - te herstellen, krijgt Brandaan van een engel Gods de opdracht zelf de wonderen van de wereld te bekijken en te boekstaven. De reis van Sint Brandaan en zijn metgezellen, 80 monniken, begint. Gedurende de 9(!) jaar die de reis in beslag neemt, kruisen vele opmerkelijke gebeurtenissen en mensen Brandaans pad. Hij ontmoet zondaars die eeuwig branden in de hel, monsters, een reuzenhoofd en een soort kwaadaardige zeemeermin. Hij bezoekt een eiland dat een vis blijkt te zijn, het voorportaal van de hel èn, ook op een eiland, het aards paradijs. En zo gaat het door tot het boek vol is. De wereldreiziger Brandaan reist in feite in dezelfde werkelijkheid als de onze; niet in de middeleeuwse, geografische realiteit, maar in de tijdloze wonderbaarlijkheid van Gods schepping, waar iedereen elkaar verstaat en waar iedereen de christelijke God kent. Brandaan ondervindt op zijn reis dat de schepping, hoe ongelooflijk ook, wel degelijk geloofwaardig is. Hij komt tot inzicht. Brandaans reis heeft niet alleen in de tijd van herkomst tot de verbeelding gesproken. Het door hem bezochte paradijselijk eiland bijvoorbeeld leek zo aanlokkelijk dat er nog eeuwen naar gezocht is. Op veel wereldkaarten stond, in navolging van de tekening in de kathedraal van Hereford (ca. 1275), een ‘insula sancti Brandani’. Naarmate de wereld verder ‘ontdekt’ werd, werd het eiland verder opgeschoven in het nog onbekende gebied. Uiteindelijk heeft men de zoektocht pas in de 18e eeuw opgegeven. Voor Nederlanders is het nog leuk om te weten dat Brandaans naam in ons land onder meer voortleeft in de naam van de vuurtoren op Terschelling; de Brandaris. Dat heeft Brandaan trouwens niet alleen te danken aan zijn functie als schutspatroon van de zeevaarders; dankzij zijn naam werd hij ook geassocieerd met vuur en licht. In Brugge bijvoorbeeld was hij tot schutspatroon gekozen door het kaarsenmakersgilde. De Middelnederlandse versie van het verhaal van de spraakmakende reis blijkt nog populair te zijn in de 20e eeuw. Het bijzondere aan het verhaal is dat het niet alleen uitnodigde tot het maken van tekstedities, maar ook tot het vertalen in modern | |
[pagina 121]
| |
Nederlands. Naast de alom bekende editie van Maartje Draak en Bertus AafJes uit 1949 (reprint in 1978) is er nu een nieuwe editie op de markt. Deze editie is het resultaat van een bijzondere samenwerking tussen de dichter Willem Wilmink en de wetenschapper W.P. Gerritsen. Wilmink vroeg Gerritsen om assistentie bij het maken van een inhoudelijk correcte vertaling, waarop Gerritsen een werkgroepje samenstelde, dat Wilminks eerste versie van commentaar voorzag. Met behulp van dat commentaar paste Wilmink zijn tekst aan. De werkgroep besloot na verloop van tijd ook het middeleeuwse handschrift te editeren. De samenwerking met Wilmink, die ondanks opmerkingen van de werkgroep als ‘De vertaling van deze regel klinkt verouderd’ en ‘Deze zin vinden we wat truttig klinken’Ga naar eind1. blijkbaar in alle harmonie verliep, heeft geresulteerd in een mooie, overzichtelijke uitgave. Een die op het eerste gezicht niet opmerkelijk verschilt van de uitgave van Draak. Net als bij Draak staan de Middelnederlandse tekst en de vertaling - of, zoals Aafjes zegt, herdichting - naast elkaar afgedrukt. Klein verschil is dat in de editie Draak de woordverklaringen in een alfabetische lijst los meegeleverd werden, terwijl ze in de editie Gerritsen naast de betreffende passages staan, wat de hanteerbaarheid van het boek zeker ten goede komt. Verder is er een wereld van verschil. Aafjes vertaalde het door Maartje Draak uit twee overleveringen samengestelde Brandaanverhaal. Wilmink koos voor één versie, namelijk de volgens zijn zeggen ‘wat branieachtige’ Comburgse. Wilmink gaat uit van het aantal heffingen per regel, in plaats van Aafjes' aantal lettergrepen. Dat wil zeggen dat elke regel bestaat uit drie of vier beklemtoonde en een variabel aantal onbeklemtoon de lettergrepen. Dit heeft tot gevolg dat Wilminks verzen, net als die van de brontekst overigens, ritmisch gelezen kunnen worden. Ze vragen er als het ware om om hardop (voor-)gelezen te worden. Aafjes hanteerde het systeem dat bijvoorbeeld ook door Martinus Nijhoff in Awater gebruikt was, namelijk dat van een vast aantal lettergrepen per regel. Dit systeem noodzaakte hem er vaak toe de tekst een beetje aan te lengen. Wilmink is dus zowel qua inhoud als qua vorm veel dichter bij de (een) brontekst gebleven. Mede door de nauwe samenwerking met Gerritsens werkgroep vormen brontekst en vertaling een hecht geheel. Des te opmerkelijker is het dat de tekst toch zo ‘typisch Wilmink’ is. Wilminks doelgroep (voor al zijn werk) bestaat kort gezegd uit iedereen die Nederlands leest; jong en oud, dom en slim, leek en wetenschapper. En inderdaad is er in De reis van Sint Brandaan voor iedereen wel wat te vinden; Wilmink merkt heel terecht op dat het een spannend en ook een heel geestig boek is. Zelfs voor sceptische 20e-eeuwers met hun door de eeuwen heen vergaarde kennis en begrip van de werkelijkheid blijft er nog genoeg wonderlijks over in de wereld. Hoewel nu veel van de door Brandaan gesignaleerde wonderen op simpele wijze verklaard kunnen worden, zijn de wonderen de wereld nog niet uit voor de hedendaagse lezer. Hij zal zich goed kunnen vinden in de opvliegende, twijfelende en (dus?) zo menselijke Brandaan. Het is Wilminks verdienste dat hij er (weer) een grappig en uitermate vlot leesbaar boek van heeft gemaakt. Maar toch ... ik betrapte mezelf er tijdens het lezen op, dat ik stiekem verlangde naar het ‘mooie’ van Aafjes herdichting. Eigenlijk moet je gewoon allebei de edities lezen!
Martine de Bruin |
|