zoek stelt, een individu als De Vooys er de ‘oorzaak’ van is dat bepaalde werken op de achtergrond zijn geschoven. Ik geloof evenmin dat er sprake is van een willekeurige selectie. Een werk ‘verdwijnt’ niet zomaar: het voldoet niet langer aan de eisen die aan literatuur worden gesteld, het is buiten de eigen tijd niet langer interessant of het draagt nauwelijks iets bij tot het begrip van ontwikkeling van literatuur en literaire normen.
Als doel op zich twijfel ik sterk aan de waarde van Bels getrouwe weergave van wat in het Nederlands fin de siècle door vooraanstaande literaire critici werd gelezen, hoe die teksten er globaal uitzagen en hoe ze werden beoordeeld. Hiermee zij beslist niet gezegd dat ik een dergelijk onderzoek op voorhand als volkomen nutteloos van de hand doe. Dat geldt ook voor deze studie. Ze kan neerlandici uitstekend als naslagwerk dienen. Maar ze pretendeert meer te zijn. Bel wil met haar inventarisatie iets doen. En dat zou theoretisch heel wat kunnen opleveren.
Naar aanleiding van haar receptie-onderzoek lijkt het Jacqueline Bel mogelijk een heel nieuwe literatuurgeschiedenis op te stellen die meer recht doet aan de complexiteit van de literaire situatie van het fin de siècle dan tot dusverre het geval is geweest. In het laatste deel van haar studie doet ze daartoe een poging waarmee ze niet veel meer pretendeert dan een opzet te geven die nadere uitwerking behoeft. Wat ik me alleen afvraag is òf ze inderdaad de complexiteit van de periode recht doet. In haar voorstel komen vooral méér werken aan de orde dan totnogtoe gebruikelijk was. Niet alleen gaat dat mijns inziens ten koste van de overzichtelijkheid, ook het inzicht is bij haar presentatie van zaken niet erg gebaat. Met haar tevoren gepresenteerd opsommend verslag van wat critici onder de aandacht van de contemporaine lezer brachten, doet Bel betrekkelijk weinig; ze interpreteert en abstraheert nauwelijks. De vraag welke algemene literaire normen te destilleren zijn uit de waardeoordelen van de besproken critici wordt bijvoorbeeld sterk onderbelicht. In principe kan receptieonderzoek een uitstekende basis zijn voor de reconstructie van het literaire normenstelsel in een gegeven periode. In Bels voorstel worden normen, verhoudingen en hiërarchieën opgeofferd aan opsomming en een tamelijk onbewerkte feitenbrij. Zo stelt ze een literaire top-tien op aan de hand van cijfermateriaal: hoeveel besprekingen een werk in de wacht sleepte is bepalend voor zijn notering. Ik denk dat Bel op die manier diverse complicerende factoren te zeer over het hoofd ziet om met een genuanceerd beeld te komen: als een werk discussie losmaakte over een actuele toestand en daarom zeer in de belangstelling stond, wil dat nog niet zeggen dat men geweldig onder de indruk was van het literaire gehalte ervan. Anderzijds kon een ‘belangrijk’ boek, baanbrekend, invloedrijk, choquerend, qua kritische belangstelling het onderspit delven.
De critici hadden in vele gevallen minder dan nu zin in opschudding over een werk dat taboedoorbrekend was of in stilistisch opzicht alle tradities en regels aan z'n laars lapte. Bovendien is het feit dat de ene criticus meer gewicht in de literaire schaal legde dan de andere in Bels verslag voor zover ik kan zien niet verdisconteerd.
Bel houdt staande dat haar receptie-onderzoek het mogelijk maakt iets te weten te komen over de eind 19e-eeuwse literaire normen. Mogelijkheden zijn er ongetwijfeld, maar Bel benut ze te weinig. Volgens mij levert ze niet meer dan een inzicht in de concrete literaire voorkeuren van een bepaalde periode. Ze schetst een beeld van de eind 19e-eeuwse smaak op boekengebied. Het feit dat de onderzoekster ervoor heeft gekozen de reacties op elk boek weer te geven naar het jaar van uitkomen van dat boek maakt het nauwgezet volgen van de ontwikkeling van die smaak bovendien principieel onmogelijk; op die manier volgt ze immers meer de gang van de produktie dan die van de receptie. Deze opzet alleen al ondergraaft Bels pretenties.
Als belangwekkende uitkomst van haar onderzoek poneert Bel onder meer dat nu nog bekende schrijvers en werken een eeuw geleden op een heel andere manier werden gelezen dan nu. Omdat de context uit het oog is verloren zouden er waardevolle interpretatiemogelijkheden, ‘concretisaties’ verloren zijn gegaan. Deze uitkomst is echter zonder meer te relativeren. Wat vooral blijkt is dat boeken om andere redenen werden gelezen, meer dan op een andere manier. Het verschil is een verschil in accent. Men lette in sommige gevallen bijvoorbeeld meer op een modieuze inhoud, waar nu het pleit beslecht wordt door een bijzondere stijl. Zo kon het gebeuren dat de aandacht voor Couperus' oeuvre door de tijd heen is gewijzigd: tegenwoor-