Vooys. Jaargang 12
(1993-1994)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
Het botsen van droom en werkelijkheid
| |
Het romantisch-rationalismeZoals gezegd heeft Debrot deze omstreden term gelanceerd in zijn artikel ‘Tegenstellingen’, maar ook zijn mederedacteuren Hoornik en Dubois putten zich uit in pogingen dit begrip te definiëren. Als de artikelen van deze drie naast elkaar gelegd worden, lijkt er een enigszins coherent beeld te ontstaan, waaruit de volgende omschrijving gedestilleerd zou kunnen worden: Criterium is voor de oprichters een logisch gevolg van de omstandigheden. De hele literatuur deint op tegenstellingen, de ene keer schommelt de rationalistische kant naar boven, de andere keer de romantische. Dat is niet meer dan een kwestie van de geschiedenisboekjes nakijken. Criterium nu ziet de tegenstelling tussen het ‘rationalistische’ Forum en de verbeelding en het hyperindividualisme die gestalte krijgen in onder andere De Vrije Bladen. Criterium kiest niet voor een van beide, maar voor allebei. Het romantisch-rationalisme is een term die dit zou moeten verwoorden. Noch het kale rationalisme, noch de gezwollen uitingen van verheven zielservaring mogen de strijd winnen. Tot zover klinkt dat heel modern. Criterium hoedt zich voor verstarring door niet te kiezen voor een van de polen der eeuwige strijd in de literatuur, maar door ze te integreren. Hoe precies, is de redacteuren ook nog niet duidelijk. Maar hoe modern is dit idee eigenlijk? Is het een geniale zet van Criterium, een ingeving die menig literator al eerder zou moeten hebben gehad, of wordt hier een idee uitgesproken dat al langer in de lucht hing? Het laatste, lijkt mij. Vooraanstaande heren als Du Perron, Ter Braak, Vestdijk en Marsman volgden geboeid de gangen van de nieuwe generatie in hun kronieken of beschouwingen. Niet allen gaan zij expliciet in op Criterium zelf, maar de dichters die erin publiceren worden regelmatig besproken. | |
[pagina 108]
| |
Zij zijn zeer gecharmeerd van het ‘synthese-idee’ van Criterium; ze blijken er net zulke gedachten op na te houden. | |
Hoop na ForumNiet alleen de jonge dichters zochten rond 1940 naar een onderling verband, ook de buitenwereld wachtte ongeduldig structuur af. Du Perron, voorvechter van een nieuwe poëzie en oprichter van het controversiële tijdschrift Forum, is bij het verschijnen van Criterium veertig jaar. Het schrijven van poëzie laat hij aan anderen over, hij heeft zich intussen toegelegd op het schrijven van kritieken over poëzie. Sinds Du Perron en zijn generatiegenoten er poëtisch zo langzamerhand het zwijgen toe doen, blijft het echter akelig stil. En Du Perron maakt zich ernstige zorgen. Een nieuwe, jonge generatie is namelijk eenvoudig noodzakelijk voor het voortbestaan der literatuur. In een gezamenlijke weeklacht over de stilte, of misschien wel de afwezigheid van een nieuwe generatie, ‘redde Slauerhoff zich eruit door te verklaren dat hij toch niets meer zou lezen van wat na onszelf uitkwam: “Met ons moet de poëzie nu maar ophouden” Typische vlucht uit vrees voor teleurstelling; ook hij, daar ben ik zeker van, wenste een bewonderenswaardige gestalte achter zich te zien oprijzen.’Ga naar eind1 Maar gelukkig is er hoop; in februari 1939 kan Du Perron een kroniek aan het nieuwe tijdschrift Werk wijden. De jonge helden van de poëzie, Van der Steen, Van Oosten, Van Hattum, gaan samen op met veelbelovende nieuwkomers, Den Brabander, Hoornik, en Mok. Du Perron haalt opgelucht adem: ‘er is een nederlandse schrijvende jeugd, er zijn godlof andere jongeren dan die van bijna veertig’. Du Perron is zeer te spreken over Werk; het heeft de potentie een waardig orgaan van de nieuwe generatie te worden. Het gebrek aan stellingname en samenbindend element dat Werk lijkt te kenmerken vindt hij eerder een pre dan een manco, uit het eerste nummer spreekt zelfs ‘genoeg saamhorigheid om een behoorlijk samenspel te waarborgen’. Er is hoop dat Forum niet zal eindigen in een groot zwart gat, de Nederlandse poëzie leeft nog. Dit enthousiasme begint in januari 1940 echter al te tanen. Reden is het verschijnen van de bundel In Aanbouw. Letterkundig Werk Van Jongeren. De toon van deze bundel valt niet in goede aarde: ‘De poëzie is bijna zonder uitzondering mysterie-vol. Of ze nu aards of hemels gericht is, modern is ze gebleven in zover, dat de directe eenvoudige belijdenis ten enenmale uit den boze schijnt. Men serreert, fantaseert, corseert, compliceert.’ Het voorspelde samenspel van ‘de jongeren’ biedt niet wat Du Perron er van gehoopt had: ‘Het collectief karakter van deze generatie - als men van één generatie spreken kan bij soms meer dan tien jaar verschil leeftijd - is duistere dichterlijkheid.’Ga naar eind2 In mei 1940 wijdt Du Perron een van zijn kronieken aan Criterium.Ga naar eind3 Werk, het tijdschrift der ‘echte jongeren’, is ter ziele en dat is niet voor niets. Werk had namelijk geen programma, gaf geen richting aan de nieuwe generatie, het was meer een bloemlezing. Het tijdschrift getuigde niet van saamhorigheid. Criterium is er nu om dit verzuim goed te maken. Du Perron heeft goede hoop dat dit zal lukken, vooral na lezing van de verklaring van Debrot, die zegt wèl te streven naar een verband. Maar twijfels heeft Du Perron ook: ten aanzien van de redactie. Het enige wat Debrot, Hoornik en Hoekstra bindt, is namelijk het feit dat ze echte jongeren zijn. En dat was precies het manco van Werk: een gebrek aan echte binding. Van deze drie is Hoornik de ‘coming man’. Het openingsstuk van Criterium bevestigt alleen maar zijn twijfels over de vermeende samenhang van de redactie, het is slechts ondertekend door Debrot, ‘zodat Hoekstra en Hoornik nog met tegengestelde meningen uit de hoek kunnen komen’. Voor wat betreft de inhoud van het stuk ‘Tegenstellingen’ bestaat er echter geen enkele twijfel voor Du Perron: Criterium is de erkenning van de activiteit van Forum, met de toevoeging dat dit nieuwe tijdschrift zijn voorganger verbeteren wil. Debrot stelt in zijn stuk expliciet dat Forum een volkomen gerechtvaardigde ‘aanval’ op De Vrije Bladen is geweest, zij het een iets te ver doorgeslagen reactie, iets wat Criterium goed wil maken.
Forum was begin jaren '30 een noodzakelijke reactie. Maar Du Perron geeft ruiterlijk toe dat dergelijke - agressieve - reacties vaak overdrijvingen en fouten met zich meebrengen. Ook Forum is hier niet aan ontkomen. Het tijdschrift blonk niet uit in tact en voorzichtigheid. Maar: ‘De mededichters van Hoornik, en hijzelf, wensen weer verheven poezie te schrijven, als reactie tegen de onverhevenheid van Forum; en dat hoe kennelijk zij zelf ook door de z.g. Forum-poëzie werden en blijven aangetast. [...] De resultaten van Forum zijn zeker voor verbetering vatbaar; want in vele gevallen verving, in de z.g. Forum-poëzie vooral, een goedkoop cynisme ongetwijfeld een soms heel wat genietbaarder verhevenheid.’Ga naar eind4 | |
[pagina 109]
| |
Du Perron is zeer tevreden. Expliciet wordt door een jonge generatie verklaard dat ze zullen voortborduren op zijn eigen ‘gedachtengoed’, en de punten die ze willen verbeteren zijn volgens Du Perron ook nog eens voor verbetering vatbaar. Het is helemaal geen slecht idee van Hoornik weer terug te willen keren naar het ‘célestische’. Natuurlijk moet juist Du Perron zich voor dergelijke uitspraken verantwoorden: ‘Ik voel mij op het ogenblik al bijna een verraaier omdat ik, kampioen voor de aardse poëzie in Forum, deze typische Forum poëzie (amsterdams of niet) nu zo lelijk afval. Maar eerlijk duurt het langst, en de bekoring van deze poëzie hééft het langst geduurd, voor mij althans, die slechts rapporteren kan hoe ik de dingen proef ...’Ga naar eind5 | |
Nog meer instemmingVoor Du Perron mag nog gelden dat hij zich zeer gestreeld voelt dat er een heus tijdschrift zijn eigen ideeën wil uitwerken. Een zekere mate van zelfgenoegzaamheid kan hem wat dit betreft niet ontzegd worden. Maar daarnaast is bijvoorbeeld ook Vestdijk zeer te spreken over het principe van het romantisch-rationalisme. Het principe, want Vestdijk gaat in het werk van jonge dichters op zoek naar de dualiteit tussen het rationalisme en het lyrische in hun verzen, een zoektocht die zich niet per se op Criterium richt. Over het algemeen is hij zeer tevreden over de jonge dichters. Hij signaleert in de moderne poëzie een protesthouding van de jonge dichters tegen het rationalistische, tegen de nuchterheid maar dat is vooralsnog alleen maar vruchtbaar.Ga naar eind6 Hij is van mening dat de verschillende, elkaar opvolgende opvattingen over poëzie niet meer zijn dan het natuurlijk verloop der tijd. In verband met het onderscheid tussen de zogenaamde traditionalisten en vernieuwers - de protestanten - binnen de poëzie, schrijft hij: ‘In de praktijk immers heeft men steeds te doen met overgangsgevallen, omdat er nu eenmaal geen poëzie denkbaar is, die haar ontstaan niet aan beide factoren tezamen dankt: traditie zowel als vernieuwing, in steeds wisselende verhouding.’ Ook Vestdijk beziet met grote instemming het idee van het samengaan van twee extremen. Uit deze reacties blijkt dat er grote instemming bestond met de ideeën die Criterium formuleerde. Dat niet alle auteurs hun bevindingen te boek stelden als directe reactie op Criterium, moge gelden als bewijs voor het feit dat de overtuiging van het nut van ‘iets als het romantisch-rationalisme’ niet volkomen nieuw en onverwacht was. Waarom kan het dan toch zo zijn dat Criterium niet de verwachte lof oogst? Waarom heeft het blad zich geen prominente plaats weten te verwerven in de literatuurgeschiedenis? Het formuleert een beginsel dat door de kritiek ontvangen wordt als overeenkomstig hun eigen opvattingen en als zeer vruchtbaar voor de nieuwe poëzie. Je zou zeggen dat Criterium een inslaand succes zou moeten worden. Het tegendeel is het geval. Steeds vaker wordt Criterium verweten dat de programmatische geschriften meer beloven dan ze waarmaken, het blad schreeuwt haar doelstellingen van de daken, maar die worden geen van alle verwezenlijkt door de dichters die erin publiceren. Waar komt deze grote discrepantie nu vandaan? Voor een antwoord op deze vraag ga ik voorbij aan de inhoudelijke kwaliteiten van het blad, maar richt ik me op een ander probleem. Daartoe roep ik mijn tweede vraag weer in herinnering, hoe komt het dat de term romantisch-rationalisme voor zulke uiteenlopende interpretaties heeft gezorgd? Voor het antwoord op die vraag moeten wij ons wenden tot Ed. Hoornik, een van de redacteuren van Criterium. | |
De dichter met de GreshoffkantHoornik is vanaf 1929, het jaar waarin hij een aanstelling kreeg bij het katholieke dagblad De Tijd, actief betrokken in de literaire wereld van Amsterdam. Naast zijn passie voor literatuur staat hij op tegen sociale ongerechtigheden. Voor de krantverslaat hij nieuws over de stakende textielarbeiders, de vechtpartijen tussen de revolutionair-socialistische actiegroepen en de politie voor de stempellokalen, de crisis en de armoede. De woelige tijd van de crisis en het opkomend fascisme; het liet Hoornik niet onberoerd. Hoornik getuigt van een voortdurende en niet aflatende betrokkenheid. Hij is lid van actiecomités, schrijft met vrienden pamfletten, houdt geldinzamelingacties, organiseert lezingen en schrijft gedichten, dit alles om iedereen op de hoogte te brengen en te doordringen van de werkelijkheid. Poëzie wordt aangewend als strijdmiddel. Hoornik ziet geen andere weg dan ook zijn literaire kwaliteiten aan te wenden om er een doel mee te dienen. En het is voor hem zonneklaar dat elke auteur zich voor de keuze ‘engageren of niet’ gesteld ziet: ‘Dostojevski heeft het probleem samengevat in de vraag: moet de wereld vergaan of zal ik mijn thee drinken? Anders gezegd: moet ik als schrijver mijn ogen sluiten voor de afgrijselijke | |
[pagina 110]
| |
werkelijkheid om mij heen en leven in de wereld van zijn verbeelding, of moet ik mijn talent gebruiken om te ageren tegen toestanden, die ik mensonterend vind? Iedere schrijver zal dat conflict op zijn eigen manier moeten oplossen; het is een snort van oorlog in jezelf.’Ga naar eind7
Bijna de hele geschiedenis van de jaren '30 is terug te vinden in de gedichten van Hoornik. De grote werkloosheid bijvoorbeeld in de gedichten ‘Werkloos’ en ‘Steuntrekkers’, de angst voor de naderende oorlog in ‘Dichterlijke diagnose’, de textielarbeiders in ‘Stem uit Twente’, de opkomst van het fascisme in ‘Nieuwe Tien Geboden’, de arrestatie van Marinus van der Lubbe in ‘De Terechtstelling’ enzovoort. Deze gedichten blinken niet uit als poëtische hoogstandjes, maar kenmerken zich door een enorme betrokkenheid. De strijd die Hoornik met zichzelf moet voeren is bij voorbaat al beslist, hij kan niet anders dan de sociale dichter zijn, de betrokken, geëngageerde poët. Het zijn de feiten die het thema vormen, en niets dan de feiten. De dichter Hoornik heeft echter meer pretenties, want hij beseft heel goed dat ‘journalistieke poëzie’ uiteindelijk onder zal doen voor meer ‘verheven’ poëzie. Maar in deze tijd, waarin hij nog vast gelooft mensen wakker te kunnen schudden gaat het esthetische verloren in de harde aantijgingen tegen het heden. Hoornik ontwikkelt zijn betrokkenheid, niet zijn puur lyrische talenten. De laatste laat hij slechts in dienst staan van het eerste. Later verzucht hij: Wel geloof ik, dat de sociaae functie van de poëzie taalvernieuwend is. En dat is dus het misverstand van de Criterium-generatie. [...] Maar je moet niet vergeten, dat wij jong waren in een tijd van oorlogsdreiging, krisis en werkloosheid. We leefden in een totaal onrechtvaardige, door klassentegenstellingen en kolonialisme verscheurde maatschappij, en wilden daar iets aan doen. Ik vind het achteraf een vergissing, niet dat wij ons tegen wantoestanden verzetten, maar dat wij daarvoor ook de poëzie gebruikten. Zo'n vergissing kan echter soms bittere noodzaak zijn; denk maar aan de verzetspoëzie in de oorlogsjaren.Ga naar eind8 ‘Hoornik was een dichter met een Greshoffkant, de neiging zich als tijdschriftredacteur, organisator en journalist met de literatuur in te laten ten koste van zijn eigen creatieve verrichtingen,’ aldus W. Kuiper.Ga naar eind9 | |
Hoornik en CriteriumHoorniks betrokkenheid beperkt zich echter niet tot de inhoud van zijn eigen gedichten. In zijn hoedanigheid als redacteur van Criterium en ook daarna! verkondigt hij zijn ‘principe van onontkoombare werkelijkheid’ in artikelen als ‘Forum voorbij’ (1939), ‘Criterium voorbij’ (1958), of de ‘Inleiding’ die hij schreef voor de bundel Twee lentes; de beste gedichten uit Werk 1939 en Criterium 1940. In deze geschriften blijkt het ‘romantisch-rationalisme’ zich uitstekend te lenen om er een hoogstpersoonlijke wending aan te geven. In ‘Forum voorbij’ stelt Hoornik bijvoorbeeld dat de huidige situatie, die van reële oorlogsdreiging, de wankele positie van het geloof in het hogere, de in hoog tempo veranderende wereld, ‘de mechanische verschrikkingen’, debet zijn aan het feit dat de ‘jongeren’ niet meer dromen over een ‘Arcadië’. De situatie laat het ze eenvoudig niet meer toe. Dit is geen tijd om eens bij elkaar te gaan zitten en met volle overgave te dromen en een nieuwe richting in te slaan. De poëzie zal het moeten doen met de kale werkelijkheid, een alternatief is er niet te bieden. ‘De aarde nu was woest en ledig en duisternis was de afgrond - zo zou het wereldbeeld kunnen worden geschetst van mijn generatie, die tussen twee oorlogen in de litteratuur aan het woord kwam [...],’ schrijft hij. En, in Twee Lentes: ‘Deze werkelijkheidszin was niet enkel ontstaan tengevolge van Greshoff's en Du Perron's invloed, maar veel meer, doordat de druk van den tijd geen sprong, noch in het duister, noch in het licht gedoogde. De energieën balden zich samen voor een oorlog, die totalitair zou zijn, en de angst daarvoor werd onze inspiratrice. We konden niet anders dichten dan we leefden.’ Vergelijkt men deze stukken met bijvoorbeeld ‘Tegenstellingen’ van Debrot of ‘De fictie van het dogma’ van Dubois, dan blijkt dat de drie Criterium-redacteuren het begrip romantisch-rationalisme heel anders definieerden. Bij Debrot en Dubois gaat het binnen het romantisch-rationalisme om een literair conflict, bij Hoornik gaat het al snel voornamelijk om een sociaal conflict. Stukken van Hoorniks hand, die handelen over de spanning tussen enerzijds ‘rationalisme’ en anderzijds ‘romantiek’, gaan over de spanning tussen de onontkoombare werkelijkheid en de al dan niet wenselijke vlucht daaruit. Zo wordt het ‘rationalistische’ de crisis, de dreiging van het fascisme, de onzekerheid, de werkloosheid, wat draaglijk ge- | |
[pagina 111]
| |
maakt moet worden door een mogelijk ontsnapping uit al die ellende. Debrot neemt het woord engagement echter niet in de mond, de tegenstel- lingen die hij signaleert zijn louter literair van aard. Daarvoor zoekt hij ook een literair compromis: het romantisch-rationalisme. ‘Of wij zullen slagen is de vraag. Zelfs is het de vraag of het gewenscht is, dat wij slagen. Dit is inderdaad alleen gewenscht als wij onze taak niet opvatten als een zuiver bijeenvoegen van twee geheel uiteenlopende tendenties, maar vooral het oog gericht houden op de stimulans, die uitgaat van twee elkaar weerstreven de krachten.’Ga naar eind10 Over conflicten wordt dus wel gesproken, maar niet over conflicten die veroorzaakt worden door het opkomend fascisme, de crisis en wat voor ellende dan ook. Debrot of Dubois nemen nimmer woorden als ‘onvermijdelijke realiteit’ en ‘onmogelijke vlucht’ in de mond. ‘Het betreft hier de verhouding tusschen aesthetiek en persoonlijkheid.’ Toch is het voornamelijk Hoorniks persoonlijke invulling van het romantisch-rationalisme geweest die het best is blijven hangen, en waar Criterium-gedichten ook op beoordeeld worden. En wel zo, dat bijvoorbeeld Anbeek de conclusie trekt: er bestaat eenvoudig geen Criterium-poëzie. Hoornik is de leidende figuur van Criterium geweest. Niet alleen in de jaren dat het blad bestond, maar zeker ook daarna heeft hij zijn stem luid en duidelijk laten horen. Hij trad naar voren als ‘de leider van de nieuwe generatie’, en heeft in die hoedanigheid niet zelden uitspraken gedaan die meer berusten op zijn eigen wens dan op de werkelijkheid. Zo schrijft Greshoff in 1939: ‘Alleen moet men bij de navolgende aanhaling rekening houden met het feit, dat Hoornik hier in het meervoud spreekt om zich een leidersallure te geven. Hij staat, en dat is voor hem maar gelukkig ook, vrijwel alleen: dichters moeten alleen staan; alle goede dichters hebben altijd alleen gestaan.’Ga naar eind11 Eveneens in 1939 schrijft Anton van Duinkerken in De Gids. ‘Eduard Hoornik sprak wel vooral voor zichzelf, toen hij in deze woorden uit zijn toespraak over Jan Greshoff als dichter en moralist de ontwikkelin zijner leeftijdgenoten zocht te schilderen, [...].’Ga naar eind12 | |
Aan de haal met Criterium?Hoornik zag het tot zijn taak door middel van - onder andere - tijdschriften mensen op de hoogte te houden van niet alleen de literaire, maar zeker ook de politieke en maatschappelijke situatie in Nederland en in de wereld. Ook in zijn poëzie werd hij meer gedreven door ‘het lot der mensheid’ dan door verbeeldingskracht, wat altijd een van de zwakke kanten van zijn poëzie is gebleven. Later heeft hij zich ook herhaaldelijk van die poëzie gedistantieerd - altijd met de opmerking dat het toentertijd een noodzakelijk kwaad was - en haar afgedaan als ‘journalistiek op rijm’. Een tijdschrift was, als het puur aan Hoornik had gelegen, een instrument, of liever een wapen om mensen tot bewustwording te brengen. Naar mijn mening is het romantisch-rationalisme vooral ná Criterium een eigen leven gaan leiden. Dat was mogelijk omdat Hoornik een dominante tijdschriftenleider was en bleef, en hij na de oorlog een soort personificatie van Criterium werd. In talloze interviews en in eigen kritisch proza heeft hij telkens weer de nadruk gelegd op zíjn invulling van het romantisch-rationalisme. Zelf zocht Hoornik echter niet zozeer naar een synthese, het samengaan van aards en hemels, maar was hij meer uit op poëzie met een duidelijke en eenduidige boodschap. Criterium formuleerde de juiste ideeën op het juiste moment. De oorlog maakte echter een eind aan de opbouw van een nieuwe generatie. Na de oorlog heeft vooral Hoornik zijn stem laten horen, zodat de verzoenende ideeën van generatie- en redactiegenoten ondergesneeuwd dreigen te raken. |
|