Dahag, lieve vrienden!
‘Giphart’
Honewel het jaar nog niet voorbij is (we schrijven half november '93, om even aan te geven hoeveel tijd er zit tussen het bij elkaar ouwecourtisanen van dit stukje en het verschijnen van Vooys) ben ik toch al dagen in een soort kerststemming waarin ik heel contemplatief mijn leven en de afgelopen maanden aan het overdenken ben. Dit komt omdat ik mijzelf weer gestort heb op het schrijven van Echt Werk. Een paar weken geleden herlas ik de herdruk van mijn roman Giph en de tweede herdruk (de derde druk dus) van mijn debuut Ik ook van jou. Ik was verrukt. Jeumig! Wat een goede boeken! Vooral Giph vond ik zo grappig, zo veelzeggend, zo uitmuntend dat ik er toch een beetje treurig van werd. Zou ik dit niveau ooit nog kunnen halen, vroeg ik mij in bange ontreddering af, omdat ik nu alweer enkele maanden bezig ben met de voorbereidingen van mijn roman Hart, en ik bij voorbaat al moe word van alle reacties die ik nu weer zal krijgen (schrijf ik namelijk een zelfde boek als de voorgaande standaardwerken, dan zullen hele hordes criticasters roepen dat ik nu maar eens een ander geluid uit mijn schrijforgeltje moet laten horen, en schrijf ik een totaal ander boek, dan zullen mijn huidige Beschermheren en Verdedigers hevig teleurgesteld zijn).
Eigenlijk heb ik op het droevige bij elkaar leuteren van dit soort mij geen enkele genoegdoening verschaffende columnstukjes en journalistieke non-artikelen na geen ene reet uitgevoerd. Om net te doen of ik dit zelf gewild heb, roep ik overal om het hardst dat ik van dit jaar een ‘leesjaar’ heb gemaakt en dat ik ‘even de druk van de ketel heb gehaald’. Pure fictie. Ik ben gewoon een luie lamzak, net als in de tijd dat ik nog studeerde (schrijf dáár dan een roman over, zeikerd).
Het enige dat mij dit jaar plezier heeft verschaft was het maken van Kwadraats Groot Literair Lees Kijk Knutsel en Doe Vakantieboek (samen met Eric de Koning en Bert & Wouter Natter). Dat wil ik nog wel even gezegd hebben: waarom is dat boek niet in Vooys besproken, waarom is dat boek - op een paar lullige stukjes in de Volkskrant en Vrij Nederland na - nergens besproken? (Dit laatste is overigens niet waar, Hans Warren heeft het besproken in de Provinciale Zeeuwse Courant en hij vond het fantastisch.)
Maar goed, voor de rest was dit jaar een kleine kut met grote peren. Een vriend van mij roept al maanden dat ik een schriftje moet bijhouden over mijn moedeloosmakende belevenissen in het land. De onderkant van de roem moet dat boekje volgens hem gaan heten, en ik zou er allerhande fascinerende ontmoetingen met lezers, interviewers, fotografen, boekhandelaars, afgunstige mislukte schrijfhobbyisten, collega's, festivalorganisatoren en recensenten in moeten beschrijven. Steeds neem ik me voor het advies van mijn vriend op te volgen, maar almaar komt het er niet van. Terwijl ik toch zo veel ontspannends heb meegemaakt, het afgelopen jaar, godverredomme.
Zo moest ik laatst bij de Amsterdamse studentenvereniging Het Westersch Literarisch Gezelschap Unica voorlezen en jömig, zo fel als het daar aan toeging, kom daar tegenwoordig maar eens om in Utrecht! Het publiek bestond uit een stuk of dertig allemaal bebrilde en bekrulde literaire genieën-in-spe, waarvan de helft vóór en de andere helft tegen mij was. Nu heb ik er nooit om gevraagd dat mensen voor of tegen mij zijn, maar dat deerde hen niet; de stellingen werden betrokken en de gevechten konden beginnen. En wat vroeger, jáááááren geleden (het zal in 1987 geweest zijn) (op feesten van de STAV) (die toen nog gehouden werden in wat nu Fellini is) (die óók al dood is) wel eens gebeurde, geschiedde opnieuw: hier waren jongens en meisjes nog behept met Het Ware Vuur, hier moest nog bijna lijfelijk gevochten worden om literatuuropvattingen, hier werden Eeuwige Vriendschappen opgezegd of afgesloten vanwege meningen over boeken, hier vonden mensen nog dat literatuur een goede aanleiding was om elkaar te vermoorden of pijn te doen (deze laatste stijlfiguur, ‘te vermoorden of pijn te doen’, noemen we nu een proteron husteron, maar dat viel jullie natuurlijk al op).
Tussen die Amsterdamse geniaaltjes zat ik er maar een beetje zwijgend bij. Ik luisterde naar hun felle debatten, ik glimlachte onzichtbaar om hun