recensies
Herkenbare wijsgerigheid
Michel de Montaigne, Essays, een proeve van zeven. Vertaald door Hans van Pinxteren. Atheneum - Polak en Van Gennep. 1993, f 29,90
Michel de Montaigne (1553-1592) schreef tussen 1570 en 1592 drie boeken met essays, handelend over uiteenlopende onderwerpen. Als voorproef van zijn integrale vertaling van De Montaignes Essays bracht Hans van Pinxteren zeven essays bijeen uit alle drie de boeken. De keuze voor deze essays werd bepaald door Van Pinxterens overweging een beeld te geven van de diversiteit van het werk van De Montaigne.
Michel de Montaigne was geen literator, geen filosoof en geen wetenschapper. Hij was het allemaal een klein beetje. Hij was vooral een Fransman die zichzelf en de wereld om zich heen beschouwde en bevroeg. Zijn denken, zijn gedachten, bevindingen en opvattingen stelde hij te boek. Hij zou een zoekende wijsgeer genoemd kunnen worden.
De Montaigne hanteert persoonlijke ervaringen en gemoedstoestanden die ieder mens kent als onderwerpen voor zijn essays. Zo zijn daar: ‘Over de droefheid’, ‘Over de ijdelheid’ of ‘Over de wisselvalligheid van onze daden’. Daarbij neemt De Montaigne heel duidelijk zichzelf en zijn leven als uitgangspunt en toetssteen. In het ‘Aan de lezer’, dat de Essays inleidt, maakt De Montaigne dit expliciet: ‘[...] want ik portretteer mijzelf. Hier zullen zowel mijn gebreken als mijn natuurlijke gedaante onverbloemd worden weergegeven, voor zover het fatsoen mij dit toestaat. Als ik onder een van die volken had geleefd waarvan het heet dat zij nog de gelukzalige vrijheid van de oorspronkelijke natuurwetten genieten, weet dat ik mij volgaarne spiernaakt had laten zien, ten voeten uit. Dus, lezer, ik vorm zelf de stof van mijnboek; het is onjuist uw tijd te verdoen met een zo frivool en ijdel onderwerp. Vaarwel dus.’ Alvorens de essays nader te beschouwen geef ik eerst een schets van De Montaigne als mens, van zijn leven en tijd. Nu leven we in een tijd die gekenmerkt wordt door talloze grotere en kleinere conflicten tussen bevolkingsgroepen. Deze ruzies spelen zich zowel in onze directe omgeving als in andere werelddelen af. Doordat wij ons bewust zijn van die oorlogen, dient zich vaak de vraag naar stellingname voor of tegen een van de strijdende partijen aan. Ondanks de informatiestroom die diverse feiten en aspecten van het conflict openbaart, kan men slechts gissen naar ‘Wat nu eigenlijk waar is, en wat goed is’. Toch kiest men vaak voor een van de partijen. Michel De Montaigne leefde in eenzelfde conflictueuze periode. Ook hem werd gevraagd stelling te nemen, maar hij kon dat niet. Daar was hij de mens niet naar. Hij wist eenvoudigweg niet wat waar en goed was.
In 1570 stapte de rechtsgeleerde Michel De Montaigne uit het parlement van Bordeaux om zich toe te leggen op de studie van de klassieken. Op dat moment stonden de radicale hervormers, de Hugenoten en de ultra-katholieken onder aanvoering van koning Karel IX, elkaar naar het leven. In de Bartholomeusnacht van 1572 werden, met stilzwijgende goedkeuring van het hof, in Parijs 2000 en in heel Frankrijk 20.000 Hugenoten vermoord. Ondanks pressie van de Hugenoten, die op dat moment in het district van De Montaigne de toon aangaven, koos de katholieke De Montaigne geen partij. Hij laveerde gedurende de Dertigjarige Oorlog tussen de twee partijen door. Hij had zijn handen vol aan het beschouwen en wegen van de situatie en van de hem omringende werkelijkheid.
Bij het lezen van zijn essays ontstaat soms een ervaring die De Montaignes haast postmodern te noemen scepsis laat zien ten aanzien van de waarneming van de werkelijkheid. Een aardig voorbeeld van De Montaignes ‘waarnemingsscepsis’ is te lezen in zijn essay ‘Over de kunst van het discussiëren’. Hier maakt hij zich kwaad om ‘de ezelachtige uitlatingen, de halsstarrige uitvluchten, en de bekrompen zelfverdediging’ van zijn ondergeschikten. Hij windt zich ordinair op over de door hem waargenomen uitingen. Maar direct daarna vraagt hij zich af: ‘Maar als ik de dingen nu eens anders zie dan ze zijn? Dat is toch mogelijk?’
Om zijn bevindingen te rangschikken en om meer grip te krijgen op zijn denken begon De Montaigne te schrijven. Dit zou hij blijven doen tot aan zijn dood in 1592. Hoewel hij zijn eigen gedachten en gevoelens als uitgangspunt voor zijn schrijven nam, is het echter beslist niet zo dat hij met zijn essays een soort dagboek met voorvallen en zieleroerselen heeft geschreven. Het is aan de andere kant ook niet zo dat De Montaigne een nieuwe slui-