Vooys. Jaargang 12
(1993-1994)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |
Postmoderne Bildung voor een gecreoliseerde globale cultuur
| |
[pagina 28]
| |
de (smaak)voorkeuren telkens weer worden aangeleerd (en dus de moeite waard gevonden worden om te worden aangeleerd).
En juist op dit punt heerst tegenwoordig grote onzekerheid. Met het postmodernisme hebben zich een onbeperkt pluralisme en een verlammend relativisme over de cultuur verspreid. Pluralisme en relativisme zijn keerzijden van dezelfde medaille. Waarden worden meer en meer als contingent en willekeurig ervaren.Ga naar voetnoot4 De rechtlijnigheid waarmee onze voorouders hoge en lage, waardevolle en waardeloze cultuuruitingen vermochten te onderscheiden, is verloren gegaan. Het milde paternalisme waarmee vroeger de initiatie in de cultuur gepaard ging, is in een kwaad daglicht komen te staan.Ga naar voetnoot5 Waarom zouden de verschijnselen uit de zogenaamde popular culture geen aanspraak maken op onze serieuze en liefdevolle aandacht? En waarom dan ook niet de cultuuruitingen van vrouwen, homo's, zwarten, hindoestaanse immigranten, en een ieder ander die zich achtergesteld voelt en zichzelf in de huidige canon van de ‘hoge cultuur’ niet in voldoende mate terugvindt? Viktor IV, ‘Everything’
Net in een tijd dat de ene bezuinigingsoperatie na de andere de letterenfaculteiten treft, en alle krachten gemobiliseerd zouden moeten worden om een volledige uitholling te voorkomen, is de rechtvaardiging van de letterenstudie problematischer dan ooit. Wat is welbeschouwd eigenlijk de primaire taak van de letterenfaculteit? Is die het genereren van wetenschappelijke kennis met de ambitie causale, kwantitatieve verbanden op het terrein van de cultuur bloot te leggen? Of eerder cultuuroverdracht, met haar affirmatieve en kritische aandacht voor de kwalitatieve (waardevolle) aspecten van cultuuruitingen? De praktijk van alledag geeft weing aanknopingspunten voor een antwoord op deze fundamentele vragen. De letterenstudie biedt de aanblik van een onoverzichtelijk conglomeraat van vakgebieden en studierichtingen, meer het toevallige dan het geplande resultaat van een lang proces van aanslibbing en verbrokkeling. Een sturend idee of doelstelling valt er in deze vrolijke anarchie moeilijk te ontdekken, en lijkt er ook niet aan opgelegd te kunnen worden. Toch zitten we - als we de tweedeling die Fokkema en Ibsch maken niet louter als een theoretische denkexercitie wensen te beschouwen - met een levensgroot dilemma opgescheept. Op de oude pseudo-wetenschappelijke voet kunnen we niet doorgaan. Er moeten dus keuzen gemaakt worden en accenten gelegd. Moeten we nu maar harde, kwantitatieve wetenschap gaan bedrijven en alles op alles zetten om het enigszins dubieuze verleden van de letterenstudie snel achter ons te laten? Welbeschouwd ligt het binnen het instituut van de universiteit voor de hand dit te doen. Maar zou het dan eigenlijk niet een stuk consequenter zijn de letteren op te heffen en aansluiting te zoeken bij de sociale wetenschappen (vakgroep ‘Studie van de culturele gebruiken van de elite’)?Ga naar voetnoot6 Dat de meesten van ons dat een weinig aantrekkelijk vooruitzicht vinden, verraadt dat we misschien toch niet wetenschappelijk tot de laatste snik wensen te zijn. Kiezen we echter de andere optie, en vinden we dat het literatuurwetenschappelijk onderzoek weliswaar belangrijk is, maar in dienst staat van een optimalere uitvoering van de culturele taak van de letterenstu- | |
[pagina 29]
| |
die, dan laden we de onaangename verplichting op ons duidelijk te formuleren hoe die culturele opdracht ingevuld moet worden. Menigeen zal daaraan liever zijn vingers niet branden. De postmoderne tijd lijkt bepaald niet het meest geschikte klimaat om te speculeren over een hooggestemd streven van de letterenstudies. Toch zal naar het zich laat aanzien de druk om juist de culturele doelstellingen van de letterenstudie te expliciteren en te rechtvaardigen toenemen, al was het maar vanwege de reële problemen rond cultuur en identiteit die in onze cultureel pluralistische samenleving te verwachten zijn. | |
De humaniora in de vuurlinieDe ontwikkelingen in de Verenigde Staten wijzen in ieder geval in die richting. Voor ons zijn de Verenigde Staten een leerzame proeftuin voor de multi-culturele samenleving. De discussie over zin en inhoud van de humaniora wordt er in volle hevigheid gevoerd.Ga naar voetnoot7 Allerlei minderheidsgroeperingen met een etnische, religieuze of politieke achtergrond, eisen binnen de Faculty of Liberal Arts hun culturele rechten op. De literaire canon is een van de geliefde doelwitten waar ze hun aanvallen op richten. Die zou partijdig zijn, en slechts de culturele waarden van een kleine dominante minderheidsgroepering verspreiden en bekrachtigen. De kritikasters van de canon - canon-busters noemt Gorak ze - beschouwen de mentale effecten van de canon zoals die onderwezen wordt als verstarrend, onderdrukkend en vervormendGa naar voetnoot8: For the ‘canon-busters’ the canon - always resolutely singular - functions as a cultural equivalent of the International Monetary Fund, bestowing its privilege and accumulated capital only on works that accept its parochial, but inordinately overfunded prejudices as carrying the force of universal law.Ga naar voetnoot9 De gevestigde en eerbiedwaardige (wo)men of letters zien met lede ogen aan dat allerlei belangengroeperingen hun prachtige culturele tuin hebben uitgekozen om ordinaire politieke geschillen uit te vechten. De National Association of Scholars zag zich dermate in het nauw gebracht dat zij zich genoodzaakt voelde in een grote advertentie met de kop ‘Is the Curriculum Biased?’ (The New York Times of Books 1 maart 1990) publiekelijk de beschuldiging van de hand te wijzen dat het bestaande onderwijsaanbod aan de Amerikaanse universiteiten eurocentrisch, patriachaal, seksistisch, etnocentrisch en racistisch zou zijn. ‘The banner of “cultural diversity”,’ zo waarschuwde deze geleerde vereniging, ‘is apparently being raised by some whose paramount interests actually lies in attacking the West and its institutions.’ De Westerse cultuur wankelt. Allen Bloom was enige jaren daarvoor al tot die conclusie gekomen. In het volumineuze The Closing of the American Mind (1987) ontvouwde hij een Spengleriaans doemscenario. Als de Amerikaanse studerende jeugd niet snel terugkeert van haar relativistische dwaalwegen, en de Klassieke Canon weer serieus als leidraad voor het leven neemt, dan is de Amerikaanse liberale cultuur ten dode opgeschreven. Bloom kruidde zijn betoog met een flinke dosis onver- | |
[pagina 30]
| |
huld patriottisme. Hij suggereert dat de Duitsers, lang voor Hitler, in alle stilte al een ander (en veel gevaarlijker) front hebben geopend. Hun geheime wapen: het relativisme. Zo lang de Amerikanen er niet in slagen zich van deze relativistische smetten vrij te maken, zal de liberale democratie serieus gevaar lopen, aldus Bloom.
Maar je kunt wel pleiten, smeken, inspelen op de paranoïa van het publiek of desnoods gewoon met de vuist op tafel slaan: als er niemand wil luisteren, schiet je er weinig mee op. Sommigen hebben besloten de toestand onder ogen te zien. Iemand als Gerald Graff erkent dat de culturele verscheidenheid een onontkoombaar gegeven is van de hedendaagse academische situatie. Dat vereist een nieuw soort benadering.Ga naar voetnoot10 Het zoeken is naar een manier om met de grote diversiteit aan culturele oriëntaties binnen de humaniora om te gaan. Ze zijn moeilijk tot een gemeenschappelijke kern te herleiden. De felle discussies rond de kwestie van de cultural literacy heeft dat wel duidelijk gemaakt.Ga naar voetnoot11 Aan de andere kant is het ook weinig aantrekkelijk de uiteenlopende culturele waarden en benaderingen maar naast elkaar te laten voortbestaan, alsof er geen wrijvingen zouden zijn. Dat zou tot een onverschillig soort relativisme leiden waar niemand mee gebaat is. Als er geen eenstemmigheid is, dan moeten de conflicten ook niet worden verzwegen, maar juist aan het licht gebracht en in alle openheid bediscussieerd worden. Graff maakt het conflict tot het kernstuk van de Bildung die de hedendaagse letterenstudent zich zou moeten verwerven: A really clear vision would see, when what educated persons should know is deeply disputed, the dispute itself becomes part of what educated persons should know.Ga naar voetnoot12 Niet iedereen is het daar mee eens. Volgens neo-conservatieve commentatoren is de democratie in reëel gevaar als de burgers niet meer beschikken over een gedeelde ‘cultural literacy’. Maar, brengt Graff daar tegen in: We need to distinguish between a shared body of national beliefs, which democracies can do nicely without, and a common national debate about our many differences, which we now need more than ever.Ga naar voetnoot13 Nu lijken deze overwegingen aangaande de publieke zaak ons wel erg ver te verwijderen van de dagelijkse praktijk van de letterenstudie. Die ziet er over het algemeen heel wat prozaïscher uit. Toch is de letterenstudie veel nauwer met centrale ideologische preoccupaties van de samenleving verbonden dan we ons over het algemeen bewust (wensen te) zijn. De studie van de nationale taal- en letterkundes is onverbrekelijk verbonden aan het politieke project van nationale staatsvorming. De vakken Nederlandse taal- en letterkunde en geschiedenis, die in de loop van de 19e eeuw aan de universiteit zijn ingevoerd, hebben veel bijgedragen aan ons nationale identiteitsbesef.Ga naar voetnoot14 De keuze voor de studie Nederlands is nog altijd een daad met cultuur-politieke implicaties: het draagt bij aan de continuering van de Nederlandse cultuur.Ga naar voetnoot15 Dat er aan de | |
[pagina 31]
| |
Nederlandse universiteit daarnaast nog Frans, Duits, Engels en nog een handjevol andere talen gestudeerd kunnen worden, versterkt het algemene denkbeeld dat nationale staten dankzij hun geheel eigen cultuur bestaansrecht hebben. | |
Bouwstenen voor een nieuw beschavingsideaalTot op de dag van vandaag is de letterenstudie grotendeels langs deze 19e-eeuwse national(istisch)e lijnen gecompartimentaliseerd. De vertrouwde (maar in wezen met veel inspanning geconstrueerde) nationale culturen zijn echter in een ingrijpend transformatieproces betrokken geraakt. Ze lijken steeds meer in een onoverzichtelijk en verwarrend creoliseringsproces meegezogen te worden. Het is een proces op alomvattende mondiale schaal, maar tegelijk met allerlei merkwaardige locale varianten. Ook onze eigen, eens zo homogene Nederlandse samenleving wordt in hoog tempo multi-cultureel.Ga naar voetnoot16 Er komen steeds meer Nederlanders die een gemengde culturele achtergrond hebben: half gesocialiseerd in de Nederlandse cultuur, half in een andere. Als de letterenstudie niet tot een curieus fossiel uit een voorbije periode wil worden, dan zal men zich bij de inrichting van de studie van deze culturele metamorfose rekenschap moeten geven. Tenminste, als men vindt dat er voor de letterenfaculteit nog altijd een culturele taak binnen de samenleving is weggelegd. Nu zijn er volop getuigenissen waaruit blijkt dat die culturele taak onverminderd van belang gevonden wordt.Ga naar voetnoot17 Jaap Goedegebuure onderstreept in zijn brochure Afscheid van het lezen? dat de humaniora een cruciale rol spelen bij ‘het instandhouden van een raamwerk waarbinnen kunst en cultuur kunnen ontstaan en worden verstaan’.Ga naar voetnoot18 Verwaarlozen we dit dan rest ons ‘niet eens chaos en anarchie [...] alleen maar geestelijke kaalslag, culturele erosie, een samenleving die op den duur desolater wordt dan de onherbergzame woestijn’. Met al zijn apocalyptische eloquentie blijft Goedegebuure er wel heel vaag over hoe die verheven culturele taak nu, op dit moment, gestalte moet krijgen. Iets concreter was de historicus E.H. Kossmann in een rede ter gelegenheid van de opening van het nieuwe gebouw van de Faculteit der Letteren van de Universiteit van Amsterdam in 1984.Ga naar voetnoot19 Bij die gelegenheid hekelde hij de neiging van -wetenschappers om steeds maar naar de -wetenschappen te lonken. Van wetenschappelijke vooruitgang, in strikte zin, is in de humaniora toch maar in heel weinig gevallen sprake. De taak van de letterenfaculteit is volgens hem primair didactisch: het formuleren van een beschavingsideaal. Hij haast zich er aan toe te voegen dat het 19e-eeuwse Bildungsideaal ons daarbij niet meer als voorbeeld kan dienen. Het spreekt vanzelf dat een beschavingsideaal van nu geen homogeen, dwingend en voorgeschreven patroon van ethische en esthetische normen en van gefixeerde eruditie kan zijn. Het zal eerder de vorm aannemen van een inventaris van mogelijke ethische en esthetische normen, van mogelijke en in de geschiedenis van de mensheid eens gerealiseerde culturele doeleinden. [...] Dat is geen luxe, geen zorgeloze en vrijblijvende vulling van de tijd die rest als het ernstige werk in de technologie en het bestuur is gedaan; dit is een dwingende sociale noodzaak. | |
[pagina 32]
| |
Met wat Kossmann ‘inventarisatie van mogelijkheden’ noemt (die hij beschouwt als de bouwstenen voor een nieuw, democratisch beschavingsideaal) beginnen zich de contouren af te tekenen van wat onder een postmoderne, hedendaagse Bildung verstaan zou kunnen worden. | |
Postmoderne BildungCultuur is meer dan een versiering voor het leven. Het is geen kledingstuk dat naar believen voor een ander ingewisseld kan worden. Mensen identificeren zich met culturele waarden, culturele waarden geven richting en zin aan het leven. Cultuur is ook een niet te onderschatten maatschappelijke machtsfactor (denk aan de nationale cultuur of de naar de emancipatie strevende subculturen).Ga naar voetnoot20 Respect voor de culturele verscheidenheid en een zekere distantie ten aanzien van de eigen, altijd toevallige waarden, is natuurlijk waardevol. Het is te verkiezen boven het krampachtig zoeken naar een onvindbare essentiële eigenheid.Ga naar voetnoot21 Wel moet er voor gewaakt worden dat een neiging tot relativering niet leidt tot een alomvattende tolerantie ten aanzien van alle mogelijke levensstijlen en smaakvoorkeuren. Daarmee zou een esthetische en uiteindelijk ook ethische onverschilligheid in de hand worden gewerkt. Bij een totale Gleichschaltung van alle waarden verliest cultuur haar functie van oriënterend medium. Een letterenstudie die (om fossilisering te ontgaan) dit nihilistische uitgangspunt tot het hare zou maken, zou haar eigen bestaansgrond ondergraven. Met een onvoorwaardelijke affirmatie van het relativisme alleen komen we er in een pluralistische samenleving niet. Elke redelijke basis voor oordelen en het uiten van kritiek zou ontbreken. Universele tolerantie leidt tot een weinig aanlokkelijke patstelling binnen een pluralistische cultuur. Bij serieuze cultuurgeschillen (zoals die zich voordoen in de zaak Rushdie) kan dan slechts machteloos worden toegekeken.Ga naar voetnoot22 Procee oppert een mogelijkheid om deze patstelling van het relativisme te doorbreken. Volgens hem moet er in een pluralistische samenleving niet alleen verscheidenheid worden getolereerd, maar moet tegelijkertijd de interactie tussen de verschillende culturele sferen worden gestimuleerd.Ga naar voetnoot23 Als vanzelfsprekende gemeenschappelijkheden ontbreken, wat in een werkelijk pluralistische samenleving altijd het geval kan zijn, dan bestaat de uitdaging er uit manieren te ontwikkelen om met verschillen om te gaan.Ga naar voetnoot24 Juist voor het aanleren en cultiveren van zo'n habitus lijkt de letterenstudie een uitstekend raamwerk te leveren. De vaardigheid zich in verschillende culturele werelden in te leven, en de ideeën en waarden ervan met elkaar te vergelijken en tegen elkaar af te wegen, is precies wat de cultuuroverdrachtcomponent van de letterenstudie behelst. Literatuur- en kunstgeschiedenis kunnen het inlevingsvermogen ontwikkelen dat hiervoor vereist is. Anders dan met wetenschappelijke resultaten worden oude kunstvoorwerpen door nieuwe niet overbodig gemaakt. ‘Die Kunst ist diachron schon ein Medium der Pluralität,’ stelt Wolfgang Welsch vast. Op grond daarvan geeft hij voor onze tijd aan het esthetische denken de voorkeur boven het begripsmatige denken.Ga naar voetnoot25 Het esthetische den- | |
[pagina 33]
| |
ken is niet reductionistisch, het heeft ‘natuurlijke’ affiniteit met het verscheidene, het unieke en onverenigbare. De intensieve omgang met kunst wordt door Welsch van belang geacht omdat daarmee de competentie aangeleerd wordt die nodig is voor het leven in postmoderne omstandigheden met haar uiteenlopende Wirklichkeitskonstellationen. Voor de invloedrijke 19e-eeuwse Bildungs-apologeet Matthew Arnold waren kunst en literatuur een ‘criticism of life’: ze vormden een appel om, tegen het filistijnendom van de moderne samenleving in, te streven naar perfectionering.Ga naar voetnoot26 En ook voor Huizinga betekende cultuur nog altijd het streven naar een hoger, trancendentaal ideaal.Ga naar voetnoot27 Binnen de gedachtengang van Welsch wordt die transendentale (verticale) gerichtheid van de cultuur helemaal losgelaten. Cultuur opereert transversaal, in het horizontale vlak. Op die manier draagt culturele scholing bij tot een democratisch klimaat waarin een pluralistische samenleving kan gedijen. Postmoderne Bildung, die gevoeligheid voor het verschillende en unieke ontwikkelt (zonder in de valkuil van het essentialisme te vallen), zal er hopelijk toe bijdragen dat er alerter gereageerd wordt zodra iets particuliers (en alles is particulier, locaal en contingent) zich breed maakt als het geheel. De letterenfaculteit zou de plaats kunnen worden waar de diverse culturele stemmen niet alleen wetenschappelijk bestudeerd kunnen worden,Ga naar voetnoot28 maar waar ze ook volop gehoord kunnen worden en met elkaar in een intensief gesprek verwikkeld raken. |
|