Het Europese perspectief
Rob Kroes, De leegte van Amerika: Een massacultuur in de wereld. Prometheus, f 29,90
Wanneer er over de ‘invloed van Amerika’ wordt geschreven, is de toon meestal negatief. ‘Amerika’ wordt bij voorkeur gelijk gesteld aan oppervlakkigheid, massaliteit en politiek conservatisme. ‘Amerika’ is een land met een cultureel minderwaardigheidscomplex en met enige meewarigheid lacht Europa om het vergeefse streven dat blijkt uit namen als New England; New Berlin; Verona, Wisconsin; Athens, Georgia en Paris, Texas. Hendrik Marsman merkte al in de jaren '30 begrijpend op dat alle belangrijke Amerikaanse schrijvers anti-Amerikaans zijn.
De titel van Rob Kroes' studie over Een massacultuur in de wereld speelt daar handig op in. Naar aanleiding van de titel kan de bevooroordeelde lezer het stereotype onmiddellijk zelf verder invullen. Maar De leegte van Amerika dient veel letterlijker gelezen te worden: Amerika als tabula rasa.
De nieuwe bewoners van de nieuwe wereld begonnen met het rigoreus uitwissen van de sporen van voorgangers en konden, geheel blanco, opnieuw beginnen. Amerikaanse cultuur bestaat uit het langzaam invullen van een leegte, met elementen ontleend aan zeer diverse culturen, gebaseerd op de zeer diverse achtergronden van de immigranten. Amerika wist tradities uit: religieuze, culturele en ook sociale tradities. Rangen en standen bestaan niet meer, alle verschillen worden verzoend in de ‘melting pot’-cultuur, die idealiter plaats biedt aan iedereen. Het woord ‘leegte’ krijgt een positieve lading en de lezer wordt geconfronteerd met de eigen vooroordelen: waarom zou een boek met de titel De leegte van Amerika; een massacultuur in de wereld negatief getoonzet zijn?
Helaas is de titel zo ongeveer de enige vondst. Zo weet de auteur bijvoorbeeld niet los te komen van het Europese perspectief, om zo op enigerlei wijze een vernieuwde visie op Amerika te geven. Aan de pijnlijk slechte stijl wil ik niet te veel aandacht besteden, maar toch wel enige: het boek is geschreven in een storend joviale ‘wij’-vorm, en er wordt geciteerd met een nonchalante maar mislukte vlotheid: ‘Baudrillard zegt het wat sjieker’; ‘Reyner Banham heeft ooit een aardig stuk geschreven’; ‘De Tocqueville zou het antwoord wel weten’; ‘Een bekend voorbeeld uit de jaren twintig is het boek van Adolf (toen kon die naam nog) Halfeld’ enzovoort.
Kroes poogt met zijn studie de leemte op te vullen die er is in een eerlijke berichtgeving over Amerikaanse cultuur en haar invloed. De opzet is pretentieus genoeg: Kroes begint met Plato's beeld van ‘het westen als wil en voorstelling’ en manoeuvreert via Dante naar Columbus. Maar de alomvattende opzet blijkt niet te handhaven.
Het boek concentreert zich op politiek, film, reclame, muziek, media. Er wordt veel aandacht besteed aan fotografie als een typisch Amerikaanse kunstvorm (maar waarom interesseert Kroes zich aan het slot van dat hoofdstuk dan toch weer voor de vraag of de fotografie ‘in Europese zin, highbrow-kunst is of niet’?) en er zijn hoofdstukken over politieke retorica en over de invloed van de media in de verslaggeving over de Vietnam-oorlog.
Maar zoals al uit Kroes' vraag over fotografie blijkt, komt hij niet los van het Europese perspectief. Europa blijft, voor alles, de maatstaf. Wanneer Menno ter Braaks essay ‘Waarom ik “Amerika” afwijs’ behandeld wordt, gebeurt dat op een vergoelijkende toon: ‘[Ter Braak] wil ieder die zijn speciale sensitiviteit en intellectuele onthechtheid deelt, erkennen als Europeaan, “ook al woont hij in Main