Vooys. Jaargang 11
(1993)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 209]
| |
De intermediaal kunstenaar K. Schippers
| |
MultimedialiteitWanneer een kunstenaar opereert binnen meer dan één medium, ongeacht het feit of er verbanden aan te wijzen zijn tussen de gebruikte media, is er volgens ons sprake van multimedialiteit. Om een indruk te geven van het werk van K. Schippers binnen verschillende disciplines belichten wij een aantal aspecten hiervan. Het proza van Schippers beslaat twee categorieën: een zuiver literaire en een meer beschouwende. Voor de overzichtelijkheid worden deze benamingen even aangehouden, maar het onderscheid is in werkelijkheid minder striktGa naar voetnoot1..
Schippers' beschouwend proza bestaat onder andere uit De berg en de steenfabriek, Museo sentimental en Eb. Deze boeken bevatten korte essays over zeer uiteenlopende onderwerpen. Schippers beschrijft hierin eigen observaties met betrekking tot kunst (schilderijen, literatuur, beeldende kunst) of aspecten en gebeurtenissen uit de realiteit die hem zijn opgevallen. Hij schrijft in De berg en de steenfabriek bijvoorbeeld over een winkel in holle, multifunctionele wandelstokken, die als compacte draagtas voor de meest bizarre dingen kunnen fungeren. In Museo sentimental beschrijft hij onder andere een etalage waarin een fles staat die gevuld is met kurken, een fles dus die gevuld is met datgene wat normaliter dient om de fles af te sluiten. De bundel Eb bevat essays over het werk van schilders als Tanguy, | |
[pagina 210]
| |
Balthus en Canaletto, evenals het verhaal van de blinde John Hull, die zou willen dat het in zijn kamer gaat regenen zodat hij zich aan de hand van een geluidsafdruk een beeld zou kunnen vormen van het interieur. De onderwerpen van de beschouwingen lopen dus sterk uiteen; toch zijn er een aantal overeenkomsten in de manier waarop zij beschreven worden. Bij de beschrijvingen is niet geprobeerd om een bepaalde mate van objectiviteit te suggereren; het zijn duidelijk zeer persoonlijke observaties van dingen die Schippers zijn opgevallen en die hem bevreemden. De beschouwingen komen mede hierdoor erg literair over; er zijn veel elementen van Schippers' literaire proza (en poëzie) in terug te vinden.
De poëzie van K. Schippers kan worden verdeeld in twee groepen: een ‘beschrijvende’ en een ‘bewijzende’ groep. De ‘beschrijvende’ gedichten gaan over de werkelijkheid; het gedicht wordt gebruikt als medium om ‘de werkelijkheid volgens Schippers’ te beschrijven. Een voorbeeld hiervan is het gedicht ‘De ontdekking’:
Als je goed
om je heen kijkt
zie je dat alles
gekleurd is
(in deze versie afkomstig uit Een vis zwemt uit zijn taalgebied). Het object is hier de omgeving; het subject is een willekeurige kijker (de lezer) die dient te ontdekken dat zijn omgeving gekleurd is. In deze gedichten fungeert de taal als raam of filter op de werkelijkheid. Vaak nemen deze gedichten de vorm aan van iets dat de lezer zou kunnen uitvoeren: een plan, idee of gebruiksaanwijzing, zoals ‘Een doos op tafel’ (uit Verplaatste tafels):
Een doos op tafel zetten.
Uit dezelfde hoek vier foto's maken:
doos die 7 minuten op tafel staat
doos die 12 minuten op tafel staat
doos die 17 minuten op tafel staat
doos die 20 minuten op tafel staat
Deze uitvoering kan ook een overweging inhouden van een door Schippers geschetste observatie, zoals in ‘Frederiksplein, 's middags’ (uit Verplaatste tafels):
Kun je bij 15 graden boven nul
en als het 29 dagen
niet heeft gevroren
toch over dooi
spreken?
De ‘bewijzende’ gedichten hebben zichzelf als onderwerp, waardoor onderwerp en medium tot één geheel versmelten. Deze ge- | |
[pagina 211]
| |
dichten zijn het bewijs van zichzelf; ze beschrijven geen werkelijkheid, maar zijn een werkelijkheid in zichzelf. Een goed voorbeeld hiervan is het gedicht ‘Het voor- en na-effect bij de ontdekking van tussen bekende interpunctie niet aanwezige tekst’ (uit Sonatines door het open raam): (je ziet iets niet)
( )
(je zag iets niet)
Soms staan deze gedichten niet op zichzelf, maar dienen ze in de context van andere gedichten en/of teksten gelezen te worden. Het gedicht ‘Zonder titel 1’ bijvoorbeeld:
Parijs
(geschreven in Stornoway op het eiland Lewis,
een van de Outer Hebrides)
Achterin de bundel waarin dit gedicht verscheen (Sonatines door het open raam) staat een aantekening die vermeldt dat de eerste versie van dit gedicht verloren is gegaan in Londen, waarna een nieuwe versie is geschreven in Amsterdam en overgetypt in Bergen aan Zee. De aantekening besluit met de opmerking dat de lezer voor zichzelf kan nagaan in welke plaats(en) hij het gedicht leest. Op de twee pagina's na het gedicht volgen dan ‘Zonder titel 2’ en ‘Zonder titel 3’, waarin iets soortgelijks gebeurt met respectievelijk een datum en de opmerking ‘ik zit op een stoel’ (beide compleet met aantekeningen achterin). Op deze manier bouwt Schippers een uiterst complex netwerk van koppelingen en terugkoppelingen. Uiteindelijk kan de lezer zich afvragen wat van deze informatie wáár is, en in hoeverre dat relevant is. Soms probeert Schippers een synthese tussen deze twee verschillende uitgangspunten te bereiken. Hij probeert tot gedichten te komen die tegelijkertijd de werkelijkheid laten zien én over zichzelf gaan. Dit effect bereikt hij bijvoorbeeld door het gebruik van foto's in zijn poëzie, zoals ‘Introspectie’ (uit Een vis zwemt uit zijn taalgebied). (Zie de afbeeldingen hiernaast). Door het toepassen van deze ongebruikelijke methode weet Schippers het verschil tussen referentialiteit en zelfreflectie te overbruggen. Enveloppe
Enveloppe waarin foto enveloppe Schippers heeft zich op twee manieren bezig gehouden met beeldende kunst. Enerzijds op een ‘passieve’ manier door erover te schrijven; anderzijds actief door het organiseren van tentoonstellingen. Hij heeft in NRC Handelsblad geschreven als medewerker beeldende kunst; hij is redacteur geweest van het mededelingenblad van het Centraal Museum Utrecht en zijn beschouwend werk gaat voor een groot deel over beeldende kunst. Daarnaast was hij organisator van de Wereldtentoonstelling, de Algemene tentoonstelling en de tentoonstelling Lijnen. In 1964 werd in de ‘Moderne Boekhandel Bas’ in Amsterdam de wereld tentoongesteld door K. Schippers en Philip Mechanicus. Bij deze gelegen- | |
[pagina 212]
| |
heid werd gestreefd naar het teweegbrengen van een bewustwording van alle triviale gebeurtenissen die overal tegelijkertijd plaatsvinden door een selectie aan gewone beelden uit de wereld samen te brengen in één ruimte. De tentoonstelling werd ingeleid door Jan Hanlo. De Algemene tentoonstelling werd in 1965 in Enkhuizen georganiseerd. Hier waren schilderijen, tekeningen, objecten en teksten te zien. Lijnen (1966) was een tentoonstelling waarbij gestreefd werd naar een minimum aan persoonlijkheid en een maximum aan gelijkvormigheid. K. Schippers had een aantal kunstenaars gevraagd om langs een liniaal met hetzelfde type potlood dezelfde lijn te trekken. De resultaten hiervan werden tentoongesteld, waarbij een ‘radioversie’ van ‘De schoenen van de dirigent’ van Bernlef te horen was en tevens een verfilming van Schippers' gedicht ‘De autobezitter’ door Bob Langestraat te zien was. Deze tentoonstelling was erop gericht vragen op te roepen over de originaliteit en de uniciteit van kunstwerken. | |
FilmsIn samenwerking met de filmer Kees Hin heeft Schippers een aantal films gemaakt. Een deel hiervan bestaat uit ‘kunstfilms’ die onder andere in het NOS-programma Beeldspraak zijn uitgezonden; een ander deel bestaat uit ‘opdrachtfilms’, die onder andere gemaakt werden voor het Nederlandse Rode Kruis, de provincie Zeeland, de Nederlandse Aardolie Maatschappij. Schippers zelf heeft enige tijd geleden in een interview met Ischa Meijer voor de VPRO-radio (naar aanleiding van een nieuwe film: Het schaduwrijk) de ontwikkeling in zijn films omschreven als een glijdende schaal, beginnend bij documentaire en langzaam overlopend in volkomen fictionele films. De films worden gekenmerkt door een zeer ontraditionele aanpak, waarbij er op aangestuurd wordt de toeschouwer te activeren. Een hoge mate van inspanning is vereist om de films te kunnen begrijpen. Hieronder volgt een aantal voorbeelden. Het vieze hondje (The Mutt) is een film naar een verhaal van Jan Hanlo. Het verhaal is niet verfilmd; het uitgetypte draaiboek wordt zin voor zin door de camera vanuit een vast standpunt gevolgd. Compleet met vermelding van camerabewegingen, muziek en tekst verschijnen de opnames niet in beelden, maar in letters. In De gevoelige plaat wordt een portrettengalerij gevormd van portretten uit het atelier van de fotograaf J. Merkelbach en zijn dochter. Via een rekenkundige ordening worden zo'n 1200 foto's getoond, die elk een paar seconden in beeld blijven. Er ontstaat een zwijgende film van ruim een uur die ondanks (of dankzij) de afwezigheid van commentaar, kleur en muziek een heel dramatisch effect heeft en de toeschouwer constant boeit. De enkele jaren uitgestelde dood van Jacques Rigaut is een surrealistische film, waarin teksten van de dadaïst Rigaut worden voorgelezen en op een losstaande, bijna onsamenhangende wijze verfilmd. De Nieuwe Gemeenschap en het ideaal is een documentaire over het roomskatholieke tijdschrift De Nieuwe Gemeenschap dat in 1934 | |
[pagina 213]
| |
werd opgericht uit onvrede met het tijdschrift De Gemeenschap en dat zich al snel ontwikkelde in de richting van het anti-semitisme en fascisme. Schippers confronteert als interviewer de oud-medewerkers en sympathisanten van het tijdschrift veertig jaar later met dit deel van hun verleden. Het wordt aan de kijker overgelaten om conclusies te trekken uit de zeer uiteenlopende reacties van deze mensen.
Ook op het gebied van muziek en ballet heeft Schippers zich gemanifesteerd. In 1969 nam de VPRO een lange compositie voor piano van hem op: Gebroken wit. Het stuk is niet meer te beluisteren, omdat het in de jaren zeventig gewist is. Door een kleur te koppelen aan een muziekstuk is er sprake van synesthesie. Eind jaren '80 schreef Schippers enkele teksten bij choreografieën. K. Schippers
| |
IntermedialiteitOnder intermedialiteit verstaan wij de verstrengeling van verschillende media binnen een oeuvre of een kunstwerk, waarbij elk gebruikt medium bijdraagt aan de totstandkoming van de betekenis van het geheel. Hiervan is een groot aantal voorbeelden aan te wijzen in het werk van Schippers.
Schippers' literaire proza is veelal (taal-)filosofisch van aard. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de roman Bewijsmateriaal. In deze roman verwerkt Schippers (overigens ook zijn eigen) poëzie. De uitspraak ‘als je goed om je heen kijkt, zie je dat alles gekleurd is’ wordt hier aangehaald. In Een avond in Amsterdam wordt een verhaal dat door middel van interviewtechnieken gemaakt is als een roman gepresenteerd. Het beschouwend proza van Schippers heeft, zoals hierboven al is aangegeven, een literair karakter; zijn observaties van de werkelijkheid en de kunst werkt hij uit aan de hand van dezelfde ideeën die de basis vormen van zijn literaire werk.
In de poëzie van K. Schippers zijn verschillende intermediale kenmerken waar te nemen: ten eerste het gebruik van foto's, illustraties en (beeld)symbolen in gedichten. Dat we in deze gevallen nog kunnen spreken van poëzie (en niet van beeldende kunst) heeft te maken met het feit dat deze beeldende middelen in de eerste plaats op semantisch niveau geïnterpreteerd moeten worden. De | |
[pagina 214]
| |
visuele techniek speelt een ondergeschikte rol. Anders gezegd: het gaat om wat er op de foto's staat, en (bijna) niet om hoe ze er uit zien. In een ander geval gebruikt Schippers presentatiemethoden die gebruikelijk zijn in de beeldende kunst. In de bundel Verplaatste tafels staan bij ieder gedicht de gebruikte materialen vermeld, zoals bij schilderijen en plastische kunst gebruikelijk is (bijvoorbeeld ‘potlood op muziekpapier’ en ‘karton en hout’). Veel van Schippers' gedichten zijn op te vatten als ‘voorstellen’ voor beeldende kunstwerken, zoals ‘Onopvallende reductie’(uit Verplaatste tafels):
Een vlak of in ieder geval iets
reduceren tot de suggestie van dat vlak.
Maar het toch intact laten,
niet beschadigen.
Bij de tentoonstellingen die Schippers heeft georganiseerd is er ook sprake van intermedialiteit. Hoewel er beeldende kunst tentoongesteld werd, zou je toch ook kunnen spreken van literaire evenementen. Dit werd allereerst veroorzaakt door het (triviale) feit dat de meeste medewerkers en mede-organisatoren schrijvers waren. Jan Hanlo benadrukte in zijn opening van de Wereldtentoonstelling de literaire inhoud van het getoonde; hij omschreef deze als ‘het absurde van het niet-absurde’. Op de Algemene Tentoonstelling werd werk tentoongesteld van medewerkers van Barbarber. Bij Lijnen werd naast werk van beeldend kunstenaars de verfilming van Schippers' gedicht ‘De autobezitter’ vertoond. Deze tentoonstelling vertoont in het achterliggende concept en de uitwerking daarvan overigens een sterke gelijkenis met de conceptuele poëzie van Schippers.
Het medium film heeft in zichzelf al een intermediaal karakter. Er wordt immers gebruik gemaakt van beeld, tekst en geluid. De intermedialiteit in de films van Schippers en Hin heeft naast deze basis nog een ander karakter. Schippers en Hin hebben een aantal documentaires gemaakt in opdracht van verschillende instanties. Een voorbeeld hiervan is Onderaards, gemaakt in opdracht van de Nederlandse Aardolie Maatschappij. Het commentaar bij deze film is van een hoog literair gehalte. Een zin als ‘Vanuit hun werkkamers plaatsen zij de boortorens als schaakstukken op het land... Voortdurend bereiden zij nieuwe zetten voor.’ zou in een roman of gedicht niet misstaan. Het vieze hondje (The Mutt) is een literaire film in de meest extreme vorm. Zoals hierboven al is besproken, is deze film - letterlijk - een letterlijke verfilming van een verhaal van Jan Hanlo. In de film De enkele jaren uitgestelde dood van Jacques Rigaut worden aantekeningen van Rigaut sec als tekst gebruikt. Bovendien blijkt uit de films dat deze teksten het belangrijkste uitgangspunt zijn geweest bij het scenario. Dit heeft geleid tot een zeer poëtisch resultaat. | |
[pagina 215]
| |
Uit al deze voorbeelden blijkt dat K. Schippers een intermediaal kunstenaar is. Hij hanteert niet voor ieder medium dat hij exploreert een aparte, op het medium toegesneden stijl, maar een stijl die het gekozen medium overstijgt. Het is Schippers' manier van kijken die zijn werk, of het nu literatuur, film, beeldende kunst of muziek betreft, herkenbaar maakt. In een film als De gevoelige plaat bijvoorbeeld vinden we dezelfde werkelijkheidsperceptie als in de stelling ‘als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is’. Door de foto's uit het Merkelbach-archief op de gekozen manier (objectief, in een rustig tempo) te laten zien, wordt de kijker in een situatie gebracht waarin hij de werkelijkheid achter de foto's als vanzelf gaat ervaren; hij gaat als het ware zien dat de (zwart-wit) foto's ‘gekleurd’ zijn. In Het vieze hondje zien we een soortgelijke koppeling met Schippers' poëzie: door het scenario niet te verfilmen maar letterlijk te filmen worden vragen gesteld over wat de werkelijkheid is die een kunstwerk in zich draagt - de gereflecteerde werkelijkheid of de werkelijkheid van het kunstwerk zelf. Ook in veel van zijn poëzie laat Schippers deze twee werkelijkheden samenvallen: beschouw bijvoorbeeld het gedicht als ‘Het voor- en na-effect bij de ontdekking van tussen bekende interpunctie niet aanwezige tekst’. Schippers schetst hier geen voorbeeld van wat hij wil zeggen, hij laat het gedicht zelf het voorbeeld zijn.
Om een duidelijk beeld te krijgen van de stijl die kenmerkend is voor Schippers' werk, is het nodig zijn werk te beschouwen op drie verschillende niveaus. Het eerste niveau betreft Schippers' werkelijkheidsconceptie en denkwijze ten aanzien van de wereld om hem heen. Schippers ageert als het ware tegen de subjectieve werkelijkheid die wij zien. Als wij waarnemen kijken we voor het gemak over een groot aantal dingen heen. Dit heeft een praktische reden: anders zouden we te veel informatie binnenkrijgen om er nog wijs uit te worden. We zijn als het ware geconditioneerd om alleen dat te zien en op te nemen waarvan we denken dat het relevant is. Schippers is echter van mening dat ons op die manier veel interessante dingen ontgaan. Hij streeft daarom naar een ‘democratische zienswijze’, waarin alles even veel aandacht krijgt. Een voorbeeld hiervan is, zoals door Schippers vaak is aangekaart, de ‘lege’ ruimte tussen ons oog en het object dat we zien. We gaan altijd voorbij aan de ruimte die zich tussen ons oog en een object bevindt, terwijl die ruimte toch noodzakelijk is om het object te kunnen waarnemen. De andere twee niveaus zijn gericht op de scheppende aspecten van Schippers' werk. Het eerste hiervan is het conceptueel scheppend niveau, dit is een zeer belangrijk onderdeel in zijn werk. Schippers is een conceptueel kunstenaar, wat inhoudt dat de ideeën die ten grondslag liggen aan een kunstwerk belangrijker zijn dan de materialisering ervan. Schippers geeft zijn ideeën dus niet in de eerste plaats vorm binnen een bepaalde discipline (poëzie, proza, film et cetera), maar als ideeën op zichzelf. Zijn benadering van kunst houdt allereerst ‘het creëren van ideeën’ in. De manier waarop Schippers bijvoorbeeld zijn ‘democratische zienswijze’ vormgeeft, is niet door een totale omkering van de gebruike- | |
[pagina 216]
| |
lijke invalshoek te hanteren, maar veeleer door een kleine verschuiving hiervan te bewerkstelligen. Een voorbeeld is de hierboven al genoemde ruimte tussen oog en voorwerp, tussen subject en object. Omdat hij zijn zienswijze vormgeeft in ideeën die niet aan een beapaald medium gebonden zijn, heeft zijn oeuvre door de verschillende disciplines heen een herkenbare stijl. Een gevolg van deze conceptuele banadering van kunst is dat binnen Schippers' oeuvre verschillende ideeën telkens terugkeren. Het al vaker aangehaalde ‘als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is’ is hier een voorbeeld van. Deze recursiviteit duidt op de verwoording van een basisidee zoals hierboven bij het eerste niveau, de werkelijkheidsconceptie, aan de orde is gekomen. Het laatste niveau betreft de manier waarop een idee wordt uitgewerkt: het mediaal scheppend niveau. Een idee op zichzelf kan niet worden tentoongesteld; er volgt als laatste stap de uiting in een medium. Op dit niveau volgt Schippers steeds dezelfde methode, die hij uitlegt aan de hand van een uitspraak van de bekende intermediaal kunstenaar Man Ray: ‘Ik heb niets meer gedaan dan het simpelste uitdrukkingsmiddel gekozen voor ideeën die in mijn hoofd zaten’. Schippers kiest dus het medium dat het beste past bij het te uiten idee. Vervolgens werkt hij het in dat medium uit op een vrij rechtlijnige manier. Deze uitwerking kan op twee manieren plaatsvinden. De ene keer geeft Schippers aan zijn publiek slechts een idee ter uitvoering (zoals in ‘Een doos op tafel’) of een observatie ter overweging (‘Frederiksplein, 's middags’), de andere keer geeft hij de uitwerking daarvan (bijvoorveeld in ‘Het vooren na-effect bij de ontdekking van tussen bekende interpunctie niet aanwezige tekst’ of bij de Wereldtentoonstelling). In sommige werken probeert Schippers deze twee verschillende manieren van uitwerking te combineren, zoals in ‘Introspectie’.
Het is duidelijk dat Schippers' werk voortvloeit uit een werkelijkheidsconceptie die gebaseerd is op een onbevooroordeelde wijze van observeren. De conceptuele werkwijze die Schippers hierop toepast leidt enerzijds tot de stijlovereenkomsten die zijn werk herkenbaar maken en een hechte eenheid verschaffen. Anderzijds is dit de oorzaak van de door Schippers gehanteerde vormen van multi- en intermedialiteit. Inez Meurs studeert moderne Nederlandse en moderne westerse letterkunde aan de Universiteit Utrecht. |
|