[Nummer 3/4]
Voorwoord
De rol die de journalistieke media binnen verschillende kunstdisciplines speelt, is vooral de laatste jaren steeds groter geworden. Daarnaast is ook het artistieke medium waarvan een kunstdiscipline gebruik maakt minder vanzelfsprekend geworden. Literatuur, film, beeldende kunst en muziek hebben in langere of kortere tradities eigen procédés ontwikkeld. Hoe langer hoe meer lijken de grenzen tussen de gescheiden vormen te vervagen. Kunstenaars maken nu gebruik van elkaars medium: binnen afzonderlijke disciplines worden de territoria van hun specifieke middelen niet meer als strikt afgebakende gebieden beschouwd.
Dit is het uitgangspunt van waaruit de auteurs in dit nummer aan de slag zijn gegaan. Deze verschijnselen zijn vervat in de term intermedialiteit.
In Frans Ruiters bijdrage ‘Between the control-key cracks’ wordt naar aanleiding van M. Perloffs Radical Artifice: Writing poetry in the Age of Media de vraag gesteld hoe de poëzie veranderd is onder de invloed van de aan belang en draagkracht winnende andere media. Welke zijn de consequenties van die veranderingen voor de verhoudingen tussen ‘high’ en ‘low-art’? Ook in het artikel ‘Literatuur is een gemediatiseerd medium’ van Wilbert Smulders staat de gewijzigde positie van het medium literatuur in het tijdperk van televisie, reclame en supermarkten centraal.
Twee artikelen over film en literatuur laten zien dat de auteurs al in de jaren '20 en '30 vraagtekens plaatsten bij de traditionele grenzen van hun medium. In Hans Antens bijdrage ‘Film en Literatuur in het interbellum’ en Thomas Vaessens' ‘De ster van een ongekend medium’ wordt ingegaan op de pogingen tot wisselwerking tussen de technieken en procédés van literatoren en cineasten.
De recente Nederlandse literatuur wordt vanuit het perspectief van de intermedialiteit bezien in stukken over K. Schippers, Armando, Gerrit Komrij, Remco Campert en Willem Jan Otten.
Deze en andere artikelen in dit nummer vormen zo een Plattegrond van de kunst en omstreken.
De redactie