Vooys. Jaargang 11
(1993)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 106]
| |
‘Publiek ik veracht u niet’
| |
[pagina 107]
| |
voorbehoud van de twijfel, de moeite waard is om behouden te blijven en zich verder te ontwikkelen, moet ook waakzaam blijven en bereid zijn tot verdediging. Deze kultuur is onverenigbaar met elke vorm van politieke censuur. De vervolging van pornografie houdt in praktijk nog steeds de morele censuur in, zulk een morele censuur is niets anders dan een restant van de politieke censuur. Wie opkomt voor de vrijheid van drukpers, ook voor het verspreiden van pornografie, dient de verdediging van één der fundamentele menselijke vrijheden.’Ga naar eind3. Dat Reve niet altijd even moraliserend over de seksualiteit is, mag blijken uit de al eerder geciteerde passage, waarin de liefde met God bedreven wordt. Het ging Reve eigenlijk niet alleen om het doorbreken van seksuele taboes, maar vooral om het beschrijven van de liefde. Reve zag in dit laatste een nieuwe taak: door de seksuele revolutie zou niemand meer weten wat liefde was. Reden voor Reve om extra accent te leggen op de liefde in zijn boeken: ‘Een liefdesscène van 46 pagina's achter elkaar, Woelrat, door Gods genade en zijn Moeder, ongeëvenaard in de wereldgeschiedenis van het geschreven en gezongen boek in de letterkunde, goedgekeurd door de schriftelijke inspectie van het onderwijs; met niets, niets, niets dan liefde erin.’Ga naar eind4. Vanaf de jaren '60 gaat Reve zijn schrijverschap thematiseren, hij noemt zichzelf: ‘een slaaf van poëzie en taal’. Deze thematisering heeft meerdere gevolgen. Reve verwerkt commentaar in zijn boeken, om het schrijverschap beter te duiden. In deze jaren wordt hij tevens broodschrijver, hetgeen ook kan, gezien de verkoop van zijn boeken. Hij gaat zich meer tot het publiek zelf richten: ‘Publiek ik veracht U niet. Wel houd ik rekening met de beperktheid van Uw bevattingsvermogen, zodat ik, als ik dat wou, vele malen moeilijker zou kunnen schrijven dan ik al doe.’Ga naar eind5. Niet alleen het publiek wordt belachelijk gemaakt, maar de gehele maatschappij wordt door Reve onder de loep genomen. In de meeste interviews is Reve tegen de opkomst van het communisme en Nieuw Links en voor het kapitalisme, Kerk, staat, orde, gezag en het Vorstenhuis: ‘Niet de bourgeoisie, maar de zogenaamde geschoolde arbeiders zijn de vijanden van vrijheid, beschaving en kunst. Waar het communisme aan de macht komt, gebruikt het dan ook de arbeiders om acties van studenten, intellectuelen, schrijvers en dichters, kortom van allen die het wagen op te komen voor rede, vrijheid en menselijkheid, neer te slaan en te vertrappen.’Ga naar eind6. In dit zelfde interview omschrijft Reve de cultuur als ‘kantinecultuur’, wordt progressief gelijkgesteld aan asociaal en is een revoilutionair een crimineel. Reve, als Volksschrijver, lijkt zich hard te willen maken voor de moraal. De moraal zou verdwenen zijn doordat de maatschappij gebroken en pluralistisch geworden was. De houding buiten de interviews is voornamelijk gericht op het showelement. Reve treedt op in televisieprogramma's: ‘Zo is het toevallig ook nog eens een keer’ en ‘Mies en scène’ en draagt gedichten voor in Carré uit Nader tot U. In Carré waren indertijd 26 dichters in levenden lijve, maar Reve was degene die het meeste indruk maakte. Het NRC-Handelsblad sprak van ‘een spectaculaire, kleine show’. Reve gekleed in een smetteloos wit kostuum droeg zijn gedichten uit Nader tot U voor. Na het voorlezen van elk gedicht liet hij nonchalant de bladen met de tekst ervan vallen. Het gevolg was dat Reve na deze avond drie manuscripten kwijt was, gestolen door een liefhebber. Een huldigingsavond voor Reve, georganiseerd door de VPRO, werd opgesierd met een optreden van de Zangeres Zonder Naam. Reve is in de jaren '60 op een heel andere manier te werk gegaan dan in de jaren daarvoor. Was er in de vroegste werken nog sprake van een ‘hij’, die onsamenhangend nadacht, in de boeken vanaf de jaren '60 gaat Reve over op briefromans. Deze briefromans suggereren een bekentenismethode: het uitkomen voor de homoseksualiteit en het katholieke geloof. In de jaren '70 worden deze briefromans omgezet in fictionele romans, maar er blijft sprake van een ik-persoon. Deze laatst genoemde romans worden dan ook niet voor niets de ‘levensromans’ genoemd. Ook in de gedichten zelf is Reve zeer sterk aanwezig, reclame makend voor zijn eigen boeken of gedichten en zijn naaste collega's afkrakend: | |
[pagina 108]
| |
Koninklijke Goedkeuring:
Ik was bij een Hoog geplaatst Persoon,
Ik trad nader tot Haar Troon,
en zij sprak: het werk van Mullis
is niks als vullis,
het werk van Reve
dat is Leven.
Reve propageert zichzelf niet alleen door collega's te portretteren, maar ook door de lezer op te hoogte te houden van de verkoop en de prijs van zijn boeken. In vele interviews wordt verteld hoe duur de boeken zijn (fl. 5,90 Uitgeverij Van Oorschot). Wanneer Vader R.P. Anastase Prudhomme S.J. zich verzet tegen deze commercialiteit van Reve en hem beschuldigt van ‘inhaligheid, praalzucht, belustheid op reclame en dubbelzinnigheid’ en ook nog een vergelijking ziet tussen Lou de Palingbier en Reve, weet de laatste hier nog een slaatje uit te slaan. Reve reageert op Prudhomme in Hollands Maandblad, door te wijzen op een onnauwkeurigheid van de heer Prudhomme: ‘van mijn jongste boek “Nader tot U” (G.A. van Oorschot, Amsterdam; ing. fl. 5,90, geb. fl. 6,90) zijn tot nu toe niet 20.000, maar 61.000 (een en Zestig Duizend) exemplaren verkocht, terwijl het aantal bestellingen - dat sedert het verschijnen nog nimmer beneden de 125 stuks per dag is geweest - nog steeds eerder toe- dan afneemt.’Ga naar eind7.
Reve heeft in de jaren '60 nogal wat ophef weten te veroorzaken. Dit was onder andere te danken aan de tijd waarin dit alles plaatsvond. Vandaag de dag lijkt het moeilijker om te schokken. In Bezorgde Ouders bijvoorbeeld staat flink wat rascistische en kwetsende taal: ‘Waarom kwam hij niet in aanmerking voor die kleren? Dat was nogal simpel: ten eerste omdat hij katholiek was; ten tweede omdat hij blank was; en ten derde omdat hij absoluut niet suikerziek was, althans voor zoverre hij wist. En wie ze wèl kregen, die kleren? Nu ja noem maar op, vrijwel iedereen die niet katholiek was kon ze krijgen: turkijers, arabers, zwarten, suikerlijders... Ze behoefden maar even aan de deur van de parochie langs te komen of ze kregen meteen een zak vol van die kleren mede, hopla, alsjeblieft, alweer een zak, als ze maar niet katholiek waren... En dat terwijl het samenzweerders waren, allemaal, met bij hen thuis stapels dozen vol met injectiespuiten, om niets vermoedende onschuldige katholieke kinderen die voor Haar beeld [...] heel vroom op hun knietjes lagen, vooral ook jongetjes, om die met die spuiten de eerste verslavende prik te geven. De zwarten en de suikerzieken, jawel, de grote internationale samenzwering, want die suikerzieken konden gemakkelijk aan spuiten komen, zoveel als ze maar wilden, en die waren niet katholiek. [...] Daarom waren [de suikerzieken] de werktuigen van de zwarten, die als een spin op hun jonge, blanke prooi loerden...’Ga naar eind8. Er is geen ophef rond deze passage geweest, terwijl de kranten toch bol staan van opkomend rascisme. De vraag is dan of men tegenwoordig teksten beter in een context van het boek in zijn geheel weten te plaatsen, of dat het vandaag de dag moeilijker is om te schokken. Reve heeft waarschijnlijk dit laatste gedacht en dat is dan ook de reden dat hij zijn schrijverschap steeds meer gaat ironiseren: ‘Neen, het zoude een volstrekt oninteressant boek worden, waarmede hij hoogstens een handvol pervertelingen een plezier deed, maar die lagen voordat hij dat boek had geschreven al half verlamd in bed omdat ze het op eigen initiatief al te vaak met zichzelve deden. [...] “Ik denk dat mij de gave der profetie geschonken is, zonder dat ik het zelf weet,” dacht Treger. “Ik ben een getuige. Ik moet spreken, want ik ben daartoe geroepen.” Misschien moest hij dat boek toch maar gewoon gaan schrijven.’Ga naar eind9. Leon de Winter in smoking ironiseert in wezen ook zijn schrijverschap, althans laten we hopen dat hij z'n eigen commercial niet serieus neemt. Toch komt hij anders over dan Reve wanneer hij in een interview met HP de Tijd zegt: ‘Ik doe in leesplezier, ik ben een producent van lekker leesbare boeken’. |
|