Vooys. Jaargang 11
(1993)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |
‘Niemand getuigt voor de getuige’In 1958 schetste de joodse dichter Paul Celan zijn uitgangssituatie en streven met de woorden: ‘Werkelijkheid is niet, werkelijkheid moet gezocht en gewonnen worden.’ Celan overleefde de nationaal-socialistische genocide en was getuige van de overname door de Sovjet-Unie van zijn in Roemenië gelegen geboortestreek Boekovina. Vanuit zijn toevluchtsoord Parijs constateerde hij dat de Bondsrepubliek meer aan economisch herstel dan aan eerherstel dacht. De dichter reageerde zelf tot zijn vrijwillige dood in 1970 op de ontkenning van de verschrikkingen die in zijn gedichten zijn gedateerd. ‘Niemand / getuigt voor de / getuige’ schrijft hij in zijn vijfde bundel Atemwende (1967), die tachtig gedichten telt. Zoals talloze ontheemde dichters balanceerde Celan regelmatig op de rand van een identiteitscrisis. De ongekende inspanningen die hij zich getroostte om zijn werkelijkheid in taal uit te drukken, maakt hem tot een van de grootste Europese dichters van deze eeuw. | |
‘Geactualiseerde taal’De logenstraffing van Adorno's bewering dat poëzie na Auschwitz voor de Duitstalige poëzie onmogelijk is geworden, is kenmerk van Celans poëzie. Celan herijkte de taal met etymologische middelen. De lezer die stuk loopt op het pantser dat uit taalkritiek en joods lot ontstaan is, wordt op zichzelf teruggeworpen. Alleen belezenheid, nauwkeurigheid en naslagwerken bieden hem hulp. Ieder woord heeft zijn geschiedenis en middels het gedicht zijn toekomst. In Ademkeer, in de vertaling van Ton Naaijkens, komt dit sterk tot uiting. Celan beoogde de taal te actualiseren in zijn poëzie. Met de zin ‘Dichten: dat kan een ademkeer betekenen’ formuleerde Celan in 1960 zijn hoop. Het creatieve proces bestaat immers uit keerpunten die taaluitingen voortbrengen. Tegelijkertijd is de ‘ademkeer’ een signaal voor de eenzame weg die de dichter met een obsessief verlangen naar werkelijkheid moet gaan. | |
Celan in NederlandCelans invloed op de Duitstalige poëzie is groot. Maar ook in anderstalige poëzie, in de Franse en Nederlandse bijvoorbeeld, getuigen dichters van zijn invloed. Celan, die zelf enorm veel dichters vertaalde, is in 19 talen vertaald. Tegen de eeuwwisseling zal Celans poëzie geheel in het Nederlands leesbaar zijn. Dit project, ondersteund door het Paul Celan Genootschap, wordt begeleid door het jaarboek Meridianen. (Zie ook Vooys 3/jrg. 9) Anders dan de bloemlezingen vraagt het verzameld werk van Celan in vertaling de aandacht zoals de originele teksten die opeisen. Diverse Nederlandse studies naar Celans poëzie geven blijk van een grote interesse. Men denke aan: De verbeelding van betekenis van Odile Heynders (1991) en de vertaling van Derrida's uitgebreide leeswijze van Celan, Sjibbolet (1992). Ademkeer is evenals De niemandsroos in zwart linnen gebonden en niet van commentaren voorzien. De vertaling heeft dezelfde paginering als het origineel. Atemwende verscheen echter bij Suhrkamp en niet bij Fischer, zoals in het colofon abusievelijk vermeld staat. (Sprachgitter en Die Niemandsrose verschenen daar wel.) Deze fout vormt met enkele zetfouten het enige dat de mooie bundel ontsiert.Ga naar eind1 Naaijkens' nauwgezetheid in de omgang met de bronnen garandeert niet alleen een degelijke vertaling. De vertaling is poëzie, kan zonder betekenisverschuivingen en zonder het origineel gelezen worden. Uiteraard speelt smaak hierbij een grote rol. In ‘Met aardwaarts gezongen masten’ bijvoorbeeld vertaalt Naaijkens ‘In dieses Holzlied’ met ‘In hun houtlied’ (verwijzend naar ‘de hemelwrakken’) waar ‘dit’ logisch lijkt. Omwille van de duidelijkheid lijkt deze aanpassing niet nodig, temeer omdat ‘dit’ ook op het ontstane gedicht zelf zou kunnen wijzen:
Met aardwaarts gezongen masten
varen de hemelwrakken.
In hun houtlied
bijt jij je vast met je tanden.
Jij bent de liedvaste
wimpel.
Soms lijkt er meer een rol te spelen dan een kwestie van smaak. Met de verbindingstekens ben ik het niet altijd met Naaijkens eens. In ‘Zet over drie’ breekt hij ‘hinunter- / schlürfen’ met ‘op / slurpen’ niet af; in ‘Asseglorie’ staat voor ‘Das [...] Hin- / gewürfelte’ ‘Het [...] neer / gedobbelde’; in ‘Holle levenshoeve’ wordt ‘de waar / gestotterde mond’ door het ontbreken van het afbrekingsstreepje net even minder neologistisch dan het origineel. Een aantal keer gaat de vertaler neologismen van het origineel uit de weg: in ‘Lichtenbergs twaalf’ bijvoorbeeld wordt ‘ein / Planetengruß’ niet ‘een planeetgroet’, maar ‘de / groet van een planeet’ en wordt ‘die Sprachtürme’ niet ‘de taaltorens’ maar ‘de torens van taal’. In het Duits is het aan elkaar koppelen van zelfstandige naamwoorden een geaccepteerd verschijnsel, in het Nederlands niet. | |
[pagina 84]
| |
De vertaler lijkt daar rekening mee te houden, evenals met het ritme. Onmiskenbaar in Ademkeer is Celans behoefte om het gedicht zelf als reflecterend instrument te gebruiken. Zo ook in dit gedicht:
EEN GEDREUN: de
waarheid zelf is
onder de mensen
getreden,
midden in de
opstuivende metaforen.
Zijn ‘waarheid’ brengt Celan in andere gedichten in praktijk: ‘Landschappen met umwezens. / Gesprekken / van rookmond tot rookmond.’ - ‘het klinkerspel tegen de dood / kan beginnen.’ Op 10 februari 1964, zo laat de historischkritische teksteditie zien, schreef Celan bijna in één keer de definitieve versie van ‘Geen zandkunst meer’. De twee laatste strofes verwoorden het ‘klinkerspel’:
Jouw vraag - jouw antwoord.
Jouw gezang, wat weet het?
Diepindesneeuw,
iepindeeuw,
i-i-e.
Ewout van der Knaap |
|