deze auteurs verbindt, is de Amsterdamse universiteit; een nogal algemene binding dus en wellicht een reden waarom een programmatische kunstopvatting achterwege blijft. Het tijdschrift moet de uitlaatklep worden voor de ‘publicistische variant’ van de vakgroep Culturele Studies; waarschijnlijk een welkom luikje, daar publiciteit - in de zuivere betekenis van het woord - onontbeerlijk lijkt voor een dergelijke opleiding.
De bescheidenheid die de doelstelling van het blad typeert, is niet in de vormgeving terug te vinden; het blad ziet er goed verzorgd uit en heeft een spannende lay-out. De trucs die hier en daar met lettertypen worden uitgehaald - de voetnootnummers zijn groter dan de letters van de tekst - bewijzen dat ook een tijdschrift voor literatuur gebaat kan zijn bij een aantrekkelijke vormgeving. Niets lijkt de jonge publicist nog in de weg te staan: zoals vroeger bij papa op schoot de eerste rijlessen werden genomen, kan nu onder de vleugels van vader universiteit gepubliceerd worden.
De diversiteit van de onderwerpen in het eerste nummer is groot: naast beschouwende artikelen over literatuur, film en historiografie is er poëzie en een feuilleton-aflevering. De redactie start met een semi-themanummer: enkele teksten haken in op een thema van de pas gehouden Wetenschapsdag in Amsterdam: ‘De omgekeerde wereld’. De lezer mag zelf ontdekken in welke artikelen dit thema wordt uitgewerkt. Geopend wordt er met een door Tijn Boon afgenomen interview met Professor Dr. Herman Pleij (door zijn optreden voor Teleac sinds enige tijd een televisiepersoonlijkheid). Pleij werkt momenteel aan een boek over het begrip ‘Luilekkerland’, en de betekenis die deze laat-middeleeuwse ‘utopie’ had voor de bevolking. Dat voor de van vrije tijd en luxe verstoken middeleeuwer prenten en teksten over Luilekkerland een ‘omgekeerde wereld’ betekenden, is vanzelfsprekend. Diepgaander echter is de theorie dat dit soort fictionaliteit een directe ideologische aanval betekende op het harde leven op aarde. De kerk zag deze ‘ketterse’ afbeeldingen van Luilekkerland, ‘het duizend-jarig paradijs op aarde’, als een gevaar voor de door haar beheerste orde. Het is deze pragmatische benadering van literatuur die Pleij charmeert, en die hij in dit vraaggesprek als zijn werkwijze aangaande middeleeuwse teksten presenteert.
Een man om met argusogen te volgen is de Engelse auteur Martin Amis. Over zijn geruchtmakende roman Time's arrow schreef Arno Beuken een beschouwing, die op treffende wijze de magnifieke ‘omgekeerde wereld’ van Amis ter sprake brengt. In de roman laat de auteur een kamparts de Holocaust meemaken in ‘tegentijdse’ richting. Dat deze levensloop van graf tot baarmoeder komische effecten teweeg moet brengen, is nu juist het hete hangijzer in de receptie van het werk: is het aanvaardbaar dat het meest beladen onderwerp uit de geschiedenis op een ironische wijze wordt behandeld? Concreter: maakt Amis de Holocaust tot een literair spelletje? De omkering van de tijd brengt in zijn uiterste consequentie met zich mee, dat misdaad weldaad wordt. Een moordenaar lijkt een medicijnman, omdat hij de doden weer tot leven brengt. In zijn artikel probeert Beuken aannemelijk te maken dat Amis de holocaust voor zijn literaire experimenten niet misbruikt, maar dat hij juist in dienst van de geschiedenis schrijft.
Naar mijn mening is het prijsartikel van dit eerste nummer geschreven door Nettie Krull. In haar stuk over de Franse schrijver-filosoof Bernard-Henri Lévy wordt de strijd tussen ‘l'art pour l'art’ en het ‘engagement’, die als een rode draad door de moderne westerse letterkunde loopt, in het werk van deze Franse denker benadrukt. B-H L - onder deze initialen is hij bij zijn landgenoten bekend - geldt als een voortzetter van de Franse intellectuelen-traditie, die in 1897 met Emile Zola startte. Na de dood van Sartre werd het onzeker of deze traditie zou blijven voortbestaan. De in onze postmoderne samenleving nog steeds subversieve Lévy heeft zich in de twee romans die hij schreef, Le diable en été en Les derniers jours de Charles Baudelaire beziggehouden met de tweestrijd van de kunstenaar: toewijding aan de pure kunst of bemoeienis met de maatschappelijke werkelijkheid. Dat Lévy niet uit deze twee denkt te kunnen kiezen, blijkt uit het feit dat hij aan de lijst van mensenrechten zou willen toevoegen dat een mens schizofreen mag zijn. Een interessant artikel over een interessante auteur.
Blijkens de drie hiervoor besproken artikelen, volgt Argus de actuele literatuur op de voet (cultuur blijkt tot nu toe overwegend literatuur te zijn).