Vooys. Jaargang 11
(1993)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermdOme Harry, tante Annie en Jip & JannekeToen enige tijd geleden De ontdekking van de hemel - de zoveelste megaroman van Harry Mulisch - verscheen, bemerkte ik plotseling dat ik dit boek ongezien wilde kopen. Dit was vreemd, omdat ik in het geheel geen fan ben van Mulisch, waarover hieronder meer. Een onbegrijpelijke gretigheid had zich van mij meester gemaakt, alsof ik door subtiele, haast onzichtbare reclametechnieken was gemanipuleerd. Over de roman zelf had ik nog geen letter gelezen, laat staan dat ik er een letter ván had gelezen. Evenmin had ik interviews met de schrijver onder ogen gekregen. Ik wist slechts dat het boek meer dan negenhonderd pagina's telde en zo ongeveer over van alles en nog wat ging. In elk geval over alle thema's die de schrijver in zijn uitgebreide oeuvre ooit heeft behandeld, zodat het boek kon fungeren als een soort ‘draagbare Mulisch’. (Terzijde: ik geloof dat deze uitdrukking oorspronkelijk uit het Engels stamt, bijvoorbeeld the portable Oscar Wilde. De Nederlandse variant, die dus letterlijk uit het Engels vertaald is, kwam ik voor het eerst tegen als titel van een ‘Esquire pocket’: De draagbare Van der Heijden. Hij werd hier overigens oneigenlijk gebruikt, want het ging niet zozeer om een anthologie, als wel | |
[pagina 29]
| |
om een ‘wie is wie’ in De tandeloze tijd. Op een gegeven moment zag ik zelfs een bespreking van De draagbare Spinoza, namelijk in de Trouw van zaterdag 24 oktober 1992; de term begint in de mode te raken.) Alleen al die omvang is toch een afdoende argument tegen een eventuele aanschaf, zou je zeggen. Daarbij komt nog dat het boek uitsluitend in een gebonden editie verkrijgbaar is. Beide factoren drijven de prijs op tot de werkelijk schandalig hoge som van f 75,-! De Bezige Bij durft; het ergste is dat hun gok nog terecht lijkt ook, want velen hebben niet het geduld om op de volkseditie te wachten. Als je het boek nu niet aanschaft, dan hoeft het niet meer, zo schijnt men te redeneren. (Terzijde: daar wilde ik het ook nog eens over hebben: het toenemend aantal dubbeldikke megaromans dat meteen maar in luxe, gebonden editie op de markt wordt geworpen, al dan niet voorzien van leeslint. De herdruk van Bij nader inzien - ingenaaid - kostte in 1985 al f 45,-... In het najaar van 1992 echter presteerde Van Oorschot het om een soort vervolg hierop, De harde kern door Frida - Henriëtte - Vogels, voor f 90,- op de markt te brengen! En dan hebben we het nog slechts over de ingenaaide versie. Wat zit hier toch achter? Speculeert men erop dat de leeshonger van het publiek groot genoeg is om zich dergelijke financiële aderlatingen te laten welgevallen? Of heeft ‘Het Betere Boek’ definitief zijn intrede gedaan als cultureel statussymbool? Van Oorschot c.s. zullen wel weer beweren dat het hier om onbetaalbare monumenten van de vaderlandse letterkunde gaat en inderdaad, onbetaalbaar zijn ze...) En dan nog een boek van Mulisch... Mulisch, van wie ik in 1982 voor het laatst een roman had gekocht. Te weten de eerste druk van de boekenlijstfavoriet aller tijden De aanslag. Er was iets met mijn aankoop - een klein scheurtje of vouwtje; ik was in die dagen een nog grotere zenuwlijder dan tegenwoordig - dat mij een brief deed schrijven aan de uitgever, met het verzoek mij een ongehavend exemplaar toe te zenden. Aldus geschiedde: ik zond het mijne naar De Bezige Bij en ontving per ommegaande een inderdaad smetteloos, vlekkeloos en ook anderszins gaaf boek. Helaaswas het de derde druk, hetgeen mijn aanvankelijke enthousiasme deed omslaan in een dagenlang aanhoudende bedrukte stemming. Of dit nu de reden was dat ik Hoogste tijd, De pupil, De compositie van de wereld en andere meesterwerken van de Nederlandse filosofische wereldliteratuur zonder schuldgevoelens ongekocht en ongelezen liet, weet ik niet precies. Ik vermoed eigenlijk dat het nog het meeste te maken had met mijn beeld van de man in kwestie: een arrogante, zelfingenomen, humorloze, opgeblazen, pijprokende, pretentieuze praatjesmaker, die veel te veel geschreven had en ook nog de tijd vond zich uitgebreid te laten interviewen in de meest uiteenlopende media, waaronder vele die to h wel heel erg fout waren. Dit beeld deelde ik ongetwijfeld met veel anderen, maar ook zij bleken nu ‘om’ te zijn. Ik zag een interview met de gelauwerde literator in het programma van Sonja, dat ik gewoonlijk toch mijd als de pest; op zich al een teken dat er iets vreemds gaande was. Hij bleek darmkanker (bijna had ik ‘dramkanker’ geschreven, volgens Mulisch ongetwijfeld een betekenisvolle typefout, daarom vermeld ik het hier even) te hebben gehad en overwonnen. Maar deze ‘menselijke’ bekentenis, die overigens niet door de auteur zelf maar door Marcel van Dam werd gedaan, was niet eens noodzakelijk om de ommekeer in mijn houding jegens Mulisch te bewerkstelligen. Plotsklaps vond ik hem sympathiek; ik vroeg mij af waarom ik al die jaren niet door zijn zelfverzekerde pose heenhad kunnen zien en raakte er nu zelfs enigszins door vertederd. Hij bekende vrouwen eigenlijk niet te begrijpen en kon alleen ‘kletsen’ met vrienden. Dat soort dingen. Heel menselijk allemaal. En Sonja vond het helemaal niet erg, hetgeen mij enorm van haar meeviel. Dat moet gezegd. Misschien heeft deze haast collec- | |
[pagina 30]
| |
tieve ommezwaai te maken met het feit dat Mulisch de leeftijd heeft bereikt waarop normale stervelingen met pensioen worden gestuurd; het verleent de schrijver iets eerbiedwaardigs en tilt hem uit boven de strijdende partijen. Mulisch is een instituut geworden. Niet onbelangrijk in dit proces was ook het borstbeeld, vervaardigd door Lancelot Samson (een van de hoofdpersonen uit de volgende pil Het universum van Harry Mulisch, die D.V. in 1997 zal verschijnen als de auteur zeventig wordt), dat een plaats heeft gekregen in het letterkundig pantheon in Den Haag. Slot van het, bij nader inzien perfect getimede, drieluik was natuurlijk de verschijning van De ontdekking van de hemel, dat - toeval bestaat niet bij Mulisch - vijfenzestig hoofdstukken telt. Helaas kan ik hierover weinig inhoudelijks mededelen, omdat ik op dit moment nog aan het sparen ben...Ga naar eind* Mulisch heeft bijna een zelfde status bereikt als Annie M.G. Schmidt, die eigenlijk al sinds de jaren zestig onaantastbaar is. Dit komt omdat generaties Nederlanders met haar verhalen en rijmpjes zijn opgegroeid/opgevoed, om niet te zeggen erdoor geïndoctrineerd zijn; ze kunnen op commando nog hele lappen tekst oplepelen. Tevens zijn ze geïnstrueerd om bij de minste of geringste aantasting van haar reputatie er blindelings op los te meppen. Het is ronduit levensgevaarlijk om in hun gezelschap iets negatiefs over tante Annie te melden, al was het maar de onschuldige opmerking dat ze wel eens naar de opticien zou mogen gaan voor een wat meer eigentijds brilmontuur. (Ze zien er normaal en ongevaarlijk uit - ongeveer zoals u en ik - maar zijn onmiddellijk te herkennen aan de merkwaardige flonkering in hun ogen als men het woord ‘fluitketeltje’ in de mond neemt. Opgepast!) Ik ben helaas evenmin geheel aan Annie ontkomen, al sta ik met een mond vol tanden als men van mij citaten verlangt. (Maar ja, ik ben ook hele stukken psalm kwijtgeraakt die ik op de School met den Bijbel voor maandagochtend moest instuderen. Ik hield vooral van canonachtige liederen met veel herhaling erin: ‘Heilig heilig heeeeilig...’ Dit voor de gereformeerden onder de lezers.) Ik werd voorgelezen uit Jip & Janneke, Beertje Pippeloentje en op mijn krap bemeten kinderkamer hingen vrolijke Jip & Jannekegordijnen. (Waar zijn die dingen eigenlijk gebleven? Ze moeten nu een fortuin waard zijn!) Eind jaren zestig volgde ik wekelijks de serie ‘Ja zuster, nee zuster’, over de belevenissen in een ‘rusthuis vol herrie’ en nog niet zo lang geleden moest ik als oppas voorlezen uit Pluk van de Petteflet (ik bood nog aan om voor te dragen uit mijn ter doding van de tijd medegenomen Ogen van tijgers, maar dit werd resoluut afgeslagen). Ik weet dus waarover ik het heb. Het wonderlijke is trouwens, dat zich met betrekking tot Annie M.G. Schmidt een omgekeerde ontwikkeling heeft voorgedaan, althans wat mij persoonlijk betreft. Ik heb niet echt een hekel aan haar, dat niet, maar die onvoorwaardelijke hielenlikkerige houding die interviewers en ander mediagespuis altijd jegens haar persoon aannemen, doet mij af en toe de haren ten berge rijzen (nu begint mijn hoofdhaar wat uit te dunnen, dus dat scheelt). Volstrekt kritiekloos wordt zij benaderd, met als gevolg dat er altijd weer dezelfde prak op tafel komt. Inmiddels heeft Annie haar antwoorden paraat en is er weinig spontaans meer aan. Iemand noemde haar ooit ‘de echte koningin van Nederland’ en daar begint het inderdaad wel op te lijken, met dit verschil dat Annie zich - afgezien van haar bril - natuurlijk een stuk beter kleedt dan Beatrix. Om de laatste restjes respect te behouden voor degene die mij met haar denkbeelden op de weg naar de volwassenheid heeft begeleid, tracht ik haar dus zo weinig mogelijk te zien, wat vooral andersom goed lukt. Jip & Janneke blijven mij dierbaar, dat wel. Ik heb zelfs onlangs nog een heuse Jip & Janneke-verjaardagskalender gekocht, vandaar dat ik nu even geen geld heb voor de ontdekking van de hemel.
Henk Hardeman |
|