De engel alfabet
Amalia van Hedwig Speliers gaat over Amalia: over de geboorte en dood van Amalia (dus over haar leven) en over haar naam. Er zijn veertien strofen, allemaal ongeveer even lang (en even breed) en genummerd. In de laatste strofe sterft Amalia en met het gedicht is het dan ook afgelopen, maar omdat de ondertitel Een levenscyclus luidt en omdat het een beetje een mistig zo niet mystiek gedicht is én omdat het een mooi gedicht is, kunnen we na elke lezing het beste maar weer vooraan beginnen.
In de eerst strofe is er sprake van verliefden die elkaar vinden en in de tweede strofe wordt Amalia al verwekt en meteen ook maar geboren. Maar niet alleen Amalia wordt geboren, er is ook ‘een gebaar dat/ uitgebaard geboorte wordt en/ geboorte van het woord geboorte’. Hier lijkt een soort etymologie van het woord geboorte gegeven te worden. Bovendien ontwikkelt ‘geboorte’ zich een regel later tot ‘geboomte’ waarin een vogel zit te zingen. Met Amalia gaat het precies zo. Weliswaar heeft de tweede strofe het heel biologisch over zaad dat ‘zacht de nachtzij van het lichaam zoekt’, maar in strofe 5 worden de eerste letters (of klanken) gegeven die bijdragen aan het ontstaan van Amalia: de a's. Amalia wordt - om het maar eens ondichterlijk te zeggen - opgebouwd uit twee verschillende soorten grondstoffen of bouwstenen: uit letters (met hun bijbehorende klanken) en uit vlees en bloed. Zij komt pas tot leven, volgens de laatste regel van de vijfde strofe, als haar lichaam en haar naam aanelkaargegroeid zijn.
‘Het marmer in je naam’ uit de eerste regel van de zevende strofe is natuurlijk de letter m. De naam heeft nu iets meer vorm en ook van het lichaam worden de contouren zichtbaarder: het wordt ‘beitelende veredelt’.
Amalia ‘plukt de zachtste letters uit/ ons alfabet’ volgens strofe 8. De a en de m heeft ze inmiddels geplukt en in de volgende strofe komt daar nog de l bij: ‘Op de lei van je lichaam ligt de letter l/ licht als de l uit het licht van lente’. Alleen de i is onvindbaar in dit gedicht, tenzij misschien in het ‘lichtvoetig verplaatsen/ van voeten lichttoevend’.
Amalia wordt opgebouwd uit een aards element (vlees) en een hemels element (naam). De verleiding is natuurlijk groot om voor vlees en naam respectievelijk lichaam en geest (of zelfs ziel) in te vullen, maar misschien is dat wel helemaal niet de bedoeling van Speliers. Met het aardse zijn we nog steeds wel min of meer bekend, maar onze kennis over de hemel is sinds de dertiende eeuw een beetje weggezakt en wordt hier door Speliers weer opgefrist. In de middeleeuwen bestonden er namelijk (naast God) drie soorten wezens: dieren, mensen en engelen. Dieren hadden alleen een lichaam, engelen alleen een ziel, en mensen hadden zowel een lichaam als een ziel.
Twee engelen uit strofe 10 kennen we wel: ‘met engelennamen als gabriël en rafaël’. Maar hier wordt ook nog een derde engel geïntroduceerd: ‘de engel alfabet’. Met z'n drieën álijsten [zij] het meisje Amalia/ in hun milde vlerkgeruis in’. Amalia is daarmee één van hen, althans, in het eerste stadium van haar bestaan. In de elfde strofe ondergaat ze een metamorfose. Ze verandert van een engel in een vrouw ‘met in het midden/ het meisje’.
In de twaalde strofe is Amalia definitief op aarde beland en zo te zien in een landelijk Vlaams landschap. Het ‘lage landschap’ uit de eerste regel begint vlak na de ‘metamorforen’. In ‘metamorforen’ zit natuurlijk de metamorfose van zonet, maar ook de metaforen waar de engel alfabet nu wellicht niet meer bij kan omdat de scène verplaatst is van de hemel naar de aarde.
Daarna is het snel afgelopen met Amalia. Zij verwondt zich aan de tijd en bloedt en sterft in de laatste strofe als een aangeschoten ree.
Amalia gaat behalve over de geboorte van Amalia misschien ook wel over de geboorte van een gedicht. Het gedicht ontstaat uit klanken, dat wil zeggen, uit ‘de zachtste letters uit ons alfabet’ in combinatie met veel beginrijm en binnenrijm. Er zijn verschillende groepjes woorden die op deze manier min of meer op elkaar rijmen en omdat ze rijmen lijken ze uit elkaar te ontstaan. In de vierde strofe komt bij voorbeeld gras voor dat ‘haar beide voetjes groent, zij groeit’ en wat er in de negende strofe ‘uit het werkwoord sneeuwen stort’ vraagt er even later om gesnoeid te worden. Maar niet alleen worden de woorden uit elkaar geboren, ook de beeldspraak van het geboren worden en opgroeien zelf ontstaat uit die rijmgroepjes.
Net zoals de naam Amalia eerst nog in de hemel is, bij de engelen, en naar de aarde komt om één geheel te vormen met het lichaam en zo Amalia te maken is ook het gedicht eerst in de hemel bij de engel alfabet en komt op papier terecht om daar één geheel te vormen met de letters. En Speliers is de engel alfabet.
Désirée van Hattum