De man keek haar verontwaardigd aan. ‘Je denkt toch niet dat ik hem heb opgegeten? O nee, dat hebben we allang achter ons.’
‘Had hij dan een mooie vrouw, of meer te eten dan jij?’ vermoedde de grote moeder.
‘Je begrijpt me niet,’ zuchtte de man, ‘ik heb hem niet uit eigenbelang gedood, maar vanwege mijn idealen.’
‘Wat zijn idealen?’ vroeg de grote moeder verrast. Toen draaide de man zich boos om en rende de ondergaande zon tegemoet.
‘Het heeft geen zin om met jou te praten!’ schreeuwde hij terug, ‘jij bent en blijft een barbaar!’
Ook de vrouw kwam nu niet meer zo vaak.
Soms verscheen ze 's avonds laat of bij het krieken van de dag en hurkte neer aan de voeten van de grote moeder.
Ze zei: ‘Mijn kind heeft een gezwollen buik,’ of ‘Ik heb mijn knie opengehaald,’ en ze zat een beetje te kermen en te mompelen totdat ze in slaap viel.
Ze was altijd jachtig en zeer gehaast, maar als ze een paar uur aan de voeten van de grote moeder had doorgebracht, stond ze uitgerust op en stapte met zachte, krachtige passen de ochtendschemering in.
In zo'n nacht informeerde de grote moeder naar de man.
‘Ach,’ zei de vrouw, ‘die zit met zijn vrienden wijn te drinken en te overleggen of ik wel een ziel heb.’
‘Of je wel een wat hebt?’ vroeg de grote moeder.
‘Of ik wel een ziel heb,’ herhaalde de vrouw. ‘Ik weet niet wat dat is. Hij beweert in elk geval dat hij er een heeft en zich daardoor onderscheidt van alle andere dieren.’
De grote moeder schudde haar hoofd. ‘Zoiets heb ik nog nooit gehoord. Zou je graag een ziel willen hebben?’
‘Ik weet het niet,’ overwoog de vrouw, ‘misschien zou hij mij dan minder vaak slaan, want slaan mag je alleen dieren, zegt hij.’
‘Je moet een beetje geduld hebben,’ vermaande de grote moeder haar, ‘hij is nog zo jong; maar hij geeft je toch sterke kinderen?’
‘Jazeker,’ bevestigde de vrouw tevreden. ‘Maar nu moet ik slapen. Toen ik gisterochtend thuis kwam, was hij zo dronken dat hij zijn kleren en het bed heeft bevuild. Ik hoop dat ze het vanavond eens worden over mijn ziel, ik heb geen zin om elke dag te wassen.’
Ze legde haar wang tegen de knieën van de grote moeder en viel in slaap.
Op een warme zomermorgen werd de grote moeder wakker en zag de man op het gras aan haar voeten staan. Hij boog tot op de grond en de grote moeder moest hard lachen om de vreemde bochten waarin hij zijn armen en benen wrong. ‘Ik ben blij je te zien mijn zoon,’ riep ze vrolijk. ‘Wat heb je me te vertellen?’
‘Ik heb iets ontdekt,’ zei de man met glanzende ogen, ‘iets wat er nog nooit geweest is,’ en toen begon hij voor te dragen.
De grote moeder liet de stortvloed van zijn woorden geduldig over zich heengaan en genoot van zijn welluidende, warme stem. Toen hij was uitgesproken zei ze: ‘Wat was dat?’
‘Een gedicht, grote moeder, een sentimenteel gedicht. Ik heb het voor jou geschreven. Hoe vind je het?’
‘Je hebt het erg mooi gezegd,’ prees de grote moeder en ze streelde zijn wangen, ‘heus erg mooi....’
‘Wat ziet hij er toch schitterend uit,’ dacht ze, ‘en hij is nog zo jong...’
‘Wat is dat, sentimenteel?’ vroeg ze 's avonds aan de vrouw.
‘Dat is iets heel nieuws,’ was het antwoord. ‘Als hij mij tegenwoordig wil omhelzen, legt hij me eerst uit dat hij op het punt staat iets heiligs, geheimzinnigs en unieks te verrichten. Pas als hij dat heeft gezegd stort hij zich net zo op me als hij dat vroeger deed. Overigens noemt hij dat liefde en hij schrijft er veel gedichten over.’
‘Ik vind,’ zei de grote moeder peinzend, ‘dat hij je in plaats van liefde wel eens wat meer te eten zou kunnen geven. Je bent mager geworden.’
De vrouw hoorde het niet meer. Ze was in slaap gevallen en het maanlicht viel op haar haren. Steeds minder vaak kwam ze nu terug en geruchten over een grote moordpartij drongen door tot de grote moeder.
Eindelijk, in een koude nacht, kwam de vrouw weer opdagen. Ze was ontdaan en snikte wanhopig tegen de knieën van de grote moeder. ‘Ik weet niet meer wat ik moet doen,’ zei ze. ‘Nu heeft hij weer iets nieuws bedacht. Hij heeft besloten al zijn broers af te slachten bij wie de grote teen langer is dan de tweede. Die mensen zijn de schuld van alle ellende in de wereld beweert hij.’ De grote moeder schudde ontstemd haar lange