Vooys. Jaargang 9
(1990-1991)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermdMe and the Devil Blues, DAL 394-21937, Mississippi. In Greenwood wordt een dode man gevonden. Hij is jong, zijn leeftijd wordt geschat op 20 jaar. Hij is zwart. De doodsoorzaak is niet duidelijk, het heeft er alle schijn van dat hij vergiftigd is. Veel moeite om dit uit te vinden doet de politie niet. Waarschijnlijk had hij geprobeerd een blanke vrouw te verleiden, en dat moet een jonge zwarte man in Mississippi, 1937, niet doen. Eigen schuld.
(Hij was vergiftigd door een jaloerse vriendin, of door een jaloerse echtgenoot, evengoed mogelijk. Met ‘niemand slaat een fles whiskey uit mijn hand’ ondertekende hij zijn doodvonnis.)
Begin 1938 gaat John Hammond op zoek naar een gitarist waarvan hij een plaatje gehoord had, ‘Terraplane blues’, niets minder dan een hit in het diepste zuiden. Hij moet zoeken naar een stille, verlegen man, met een ongelofelijke slide-techniek. Het verhaal gaat dat hij een pact met de duivel had gesloten om dat te leren. Onzin natuurlijk, maar spelen kon hij, al durft hij zijn publiek nooit aan te kijken; zelfs in de opnamestudio zat hij met zijn rug naar de technici. Hammond is bezig met de organisatie van een groot bluesfestival (Spirituals to swing, in Carnegie Hall); hij is benieuwd naar de wisselwerking: authentieke country-blues tegenover de elektrisch versterkte Chicagoblues van Muddy Waters. John Hammond is een paar weken te laat. Robert Johnson is dood. Vermoord? Verongelukt? Niemand vertelt het hem. Zijn festival gaat door en wordt een succes; maar niemand heeft Robert Johnson elektrisch horen spelen.
Robert Leroy Johnson (1911-1937), geboren in een onaanzienlijk gehucht: Hazlehurst, Mississippi; overleden 16 augustus 1937, in Greenwood, Mississippi. Over zijn levensloop was nauwelijks iets bekend. Alleen dit: op 23, 26 en 27 november 1936 was hij in een tot studio ‘omgebouwde’ hotelkamer in San Antonio, en 19 en 20 juni 1937 was hij in een echte opnamestudio in Dallas. Hij maakte 41 opnamen van 29 liedjes. Voor het belangrijkste deel eigen composities, niet zelden losjes gebaseerd op de voorbeelden van zijn leermeesters: Son House, Willie Brown, Blind Willie Johnson, Lonnie Johnson (geen van beiden familie), Charlie Patton en anderen. Maar men nam geen genoegen met dit schaarse biografische materiaal. In de hoop achter het geheim te komen reisde men af naar het diepe zuiden. Men fotografeerde zanderige wegen, doorgeroeste pick-up trucks, afgebladderde muren, jaren '50 reclameposters, ingezakte veranda's van grote houten huizen. Men sprak met de dorpsbewoners. Aanvankelijk herinnert niemand zich de vreemde, stille jongen die een pact met de duivel zou hebben gesloten. En iedereen kent wel een Johnson die uit het dorp vertrokken is. Maar na verloop van tijd boekt de speurder resultaten. Hij spreekt met anderen dan de platenproducer Don Law, die met zijn hoogst onbetrouwbare geheugen persoonlijk verantwoordelijk is voor de nodige mythevorming. En dan komen de feiten boven water.
(Robert Johnson blijkt slechte ogen gehad te hebben, maar wilde nooit een bril dragen. Hij huwde als achttienjarige met de zestienjarige Virginia Travis, die haar zwangerschap - evenmin als haar kind - overleefde. Twee jaar later trouwde hij opnieuw en, het lijkt nauwelijks te geloven voor een duivelse rambling and womanizing musician, dit was een gelukkig huwelijk. Hun zoon (Robert Lockwood) werd een begaafd sessiegitarist, maar haalde niet het niveau van zijn vader. Het pact met de duivel krijgt vanzelfsprekend geen serieuze aandacht meer.)
Zo schrijft men artikelen en boeken over hemGa naar eind1. - prachtige boeken, daar niet van -, maar ze vertellen het verhaal van de | |
[pagina 103]
| |
speurder, meer dan dat van de gitarist. En nooit het verhaal van de blues. Want het opduiken van de feiten doet aan de mythologisering weinig af. Men is niet tevreden met wat er is: 41 opnamen van 29 liedjes. Er is veel geschreven over het mysterieuze Dertigste Liedje van Robert Johnson waarvan de opname verloren zou zijn gegaan (en er is zelfs een film over gemaakt).Ga naar eind2. Niemand begrijpt dat het boek dat hij over Johnson geschreven heeft, het dertigste liedje had kunnen zijn: als hij het in twaalf maten had kunnen samenvatten. De speurder is al tevreden met zichzelf omdat hij met de Grey-hound-bus naar deze uithoek is gekomen, in plaats van een auto te huren, zoals hij eerst van plan was. Met een Greyhound staat hij zoveel dichter bij Robert Johnson:
You may bury my body down by the highway side
So my old evil spirit can get a Greyhound bus and ride
En daar zit hij, met een notitieboekje op schoot, fototoestel om zijn nek, er niets van te begrijpen. Maar dat kan niemand de speurder kwalijk nemen. Zijn wereld staat te ver af van die van zijn idool. Hij kán alleen over zichzelf vertellen. Hij probeert Johnson bij zijn eigen wereld te betrekken, schrijft een bijna wetenschappelijk verantwoorde biografie, analyseert zijn teksten als poëzie. Hij onderzoekt thematiek, plaatst de ongeletterde zanger literair-historisch in de romantiek. Het is veiliger deze regels als zodanig te lezen, dan na te gaan, laat staan in te voelen, wat Johnson bezielde. Niemand durft te geloven dat de volgende regels werkelijkheid voor hem zijn en dat hij écht niet beter wist dan dat hij door de duivel bezield was. Het biografisch materiaal biedt geen ruimte voor regels als:
Early this morning when you knocked upon my door
I said, ‘Hello Satan, I believe it's time to go.’
Me and the Devil was walking side by side
I'm going to beat my woman until I get satisfied.
Net als de veel andere Johnsonliedjes, is ook dit herhaaldelijk door anderen gezongen. Nauwelijks iemand zingt de afschuwelijke laatste regel verstaanbaar.Ga naar eind3. Wie neemt het ze kwalijk?
1990, Utrecht. Ik luister naar ‘Me and the Devil Blues’. Ik zit in een gemakkelijke stoel op mijn verwarmde kamer te luisteren. Ik besef nadrukkelijk dat ook voor mij Mississippi, 1937, onbereikbaar ver weg is. Ook weet ik dat ik nooit dichterbij zal komen. En dat mijn heimwee misplaatst is. Ik draai ‘Me and the Devil Blues’ opnieuw. En opnieuw.
Bertram Mourits |
|