Vooys. Jaargang 8
(1989-1990)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
Nader tot U
| |
Huize AlgraDe verhuizing baarde destijds veel opzien. Gerard Reve stond juist nogal in de belangstelling, niet alleen door de verschijning van zijn boeken maar ook door zijn medewerking aan het roemruchte televisieprogramma Zo is het toevallig ook nog eens een keer. ‘Jullie hebben me ook wat fraais in de buurt gehaald’, spraken kennissen van Reves latere Friese buren, de inhoud van het programma wellicht indachtig. Het (toen) vijfentwintig inwoners tellende dorpje had zich inderdaad wat fraais in huis gehaald. In ‘het vlek’ zou de auteur zijn bekentenisroman-in-brieven Nader tot U voltooien, een boek dat de Friese dorpsgemeenschap uit het landschap der anonimiteit haalde en op de topografische kaart van de actualiteit plaatste. Nader tot U veroorzaakte een rel. Gerard Reve werd een ‘een blasfemisch, met de godsdienst spelende libertijn’ genoemd. ARP-minister Algra betitelde Reve als ‘een zedenbedervend schrijver, een verwording van de moderne Nederlandse literatuur’. Het boek leidde zelfs tot een rechtszaak, het bekende Ezelproces. Hierbij werd de burgerschrijver ‘smalende godslastering’ ten laste gelegd, een zaak die pas jaren later voor de Hoge Raad in het voordeel van Gerard Reve werd beslecht. Als huldebetoon aan de politicus, die voor een enorme afname van zijn boeken had gezorgd, noemde de auteur zijn Friese stulpje een tijd Huize Algra. | |
Moeilijke periodeOndanks al deze publiciteit en zijn verkoopsucces - de aandacht voor zijn persoon bracht een toename in de verkoop van al zijn werken met zich mee - was de Friese periode allerminst vruchtbaar voor de dichtervorst. Gerard Reve geraakte in een vrij nijpende crisis. Hij werd artistiek impotent door de gedachte, na een aantal zeer succesvolle romans, wederom een bestseller te moeten schrijven. Zijn relatie met Wim van Albada, Tijgetje genaamd in zijn boeken, bereikte een absoluut dieptepunt. Bovenal eiste de voortdurende strijd om de | |
[pagina 45]
| |
De ligging van Greonterp in Friesland. Met dank aan de ANWB, Redactie Cartografie.
erkenning van zijn katholieke geloof zichtbaar veel van de auteur. Al met al maakte Reve in Greonterp een van de moeilijkste periodes uit zijn leven door. Hij begon steeds meer te drinken, hetgeen hem uiteindelijk in een delirante toestand in het ziekenhuis van Assen deed belanden. Een vertrek uit Greonterp zou dan ook niet lang meer op zich laten wachten. ‘Het zal je nu merkwaardig in de oren klinken, dat Henk & ik sterk geporteerd zijn voor de idee, op den duur toch uit Friesland weg te trekken, wegens het geestelijke & materiële isolement, & uit te zien naar een huis in de omgeving van Rhenen, in of bij de bossen.’Ga naar eind1. | |
Het vertrekIn het voorjaar van 1971 vertrok de schrijver uit Greonterp. De werkelijke redenen hiervoor moet men volgens zijn Duitse vertaler Jurgen Hillner elders zoeken. Hillner was een goede bekende van Reve. Hij woonde vlakbij, in het naburige Westhem waar hij na bemiddeling van de burgerschrijver een huisje had gekocht, daar hij in Nederland een pied-a-terre zocht. ‘Zijn vele verhuizingen zijn een uitdrukking van een grote mate van rusteloosheid. Deze rusteloosheid, gejaagdheid, nergens een heimat kunnen vinden, is een van de fundamentele aspecten van zijn persoonlijkheid, wat natuurlijk zijn weerslag vindt in zijn werk. Zijn verhuizing van Amsterdam naar Greonterp is een vlucht geweest. Hierbij zag hij over het hoofd, en dit besef is pas laat gekomen, dat de rusteloosheid niet om hem heen te zoeken is maar iets in hemzelf is. Zolang deze gejaagdheid bestaat, zal hij deze overal mee naartoe nemen.’Ga naar eind2. | |
Greonterp revisited‘Het is niet moeilijk te vinden: je moet rijden: over Sneek richting Bolsward, maar kort (4 km) voor Bolsward gaat er een weg linksaf, met de aanduiding Wolsum, Oudega. Die weg sla je in, | |
[pagina 46]
| |
en rijdt Wolsum, Blauhus, Greonterp. (Een kilometer of 6, 7). [...]. Het ligt aan het kerkhof, midden in het “dorp” (8 huizen)’, omschreef Reve behulpzaam de route naar het dorpje, in 1964Ga naar eind3.. Alle wegen naar Greonterp leiden over Blauwhuis. Even na Wolsum is de slecht onderhouden B-weg, vol bobbels en kuilen, gestremd. Een grote graafmachine blokkeert de route. Een alternatieve, slingerende weg voert me over Folsgare, Oosthem, Abbega en Westhem, stellig langs de mooiste plekjes van Friesland, uiteindelijk naar Blauwhuis, dat ik reeds van verre zie liggen door de toren van de imposante St. Vituskerk (1868). Blauwhuis is voornamelijk bekend geworden door de Blauwhuster-dakkapel, een hoempapa-orkest dat, omwikkeld door de Friese vlag, met haar carnavaleske meedeiners vele groteske Friese sportevenementen opluisterde en daardoor landelijke faam geniet (bij voorbeeld Wereldkampioenschappen Schaatsen in het Thialf-stadion en thuiswedstrijden van VV Heerenveen in het Abe Lenstra-stadion). Vanuit Blauwhuis leidt een doodlopende weg naar ‘het vlek’, een paar boerderijen, een klein aantal huisjes en een klokketoren. De vee-roosters accentueren de landelijke sfeer die de omgeving hier uit haar greppels en voren ademt. | |
Oase in een weidewoestijnHet is iets na twaalven als ik door het weiland richting de Oudegaaster Brekken loop, de schrijver achterna die vaak dit pad volgde. De klok van de kapel heeft juist geluid. Rondom mij een zich werkelijk in alle richtingen uitspreidend stug-groen laken waarin koeien ogenschijnlijk reeds tijden onbeweeglijk staan te staan en een klein riviertje al eeuwen lang een kweekvijver vormt voor pompebleden en eendekroos. In de verte wijzen enkele kerktorentjes en eenzame boerderijen op nog een paar dorpjes. Maar hun aanwezigheid roept geen tekenen van leven op. De stilte valt bedwelmend over me heen. Ik hoor helemaal niets, slechts het geluid van een paar weidevogels en het maaien van een landbouw-machine, mijlen ver weg. Greonterp: een handjevol huizen als een oase in een onmetelijke weidewoestijn. En dat is altijd zo gebleven. Pas nadat ene Gerard Reve de idee kreeg er een huis te kopen werd er een richtingaanduiding naar het dorp aangebracht. | |
Huize Het GrasDe kapel staat op de plaats van een kerk die in 1780 is afgebroken. Eigenlijk is het geen kapel maar een klokketoren. Op het ongebruikte grafveld staat een schaap en huppelt een zwart konijn. Er ligt nog slechts een zerk, van Vader Bootsma. In 1984 is de toren gerestaureerd, waarschijnlijk tot volle tevredenheid van de schrijver die meerdere malen te kennen heeft gegeven beslist op deze plek begraven te willen worden. Ondertussen zal de auteur daarvoor wel een ander kerkhof hebben uitgezocht. Tegenover het ongebruikte kerkhofje vind ik de voormalige woning van de burgerschrijver, een twee eeuwen oud en indertijd voor vijftien mille gerestaureerd pand. Het is makkelijk te herkennen aan de twee voordeuren. Vroeger stond er nog een pomp op de regenput en omzoomden rieten schuttingen de beide voortuintjes. Van dit alles is bar weinig over. Naast de voordeur hangt, als enige indicatie van het verleden, een steen in de muur die zegt: Huize Het Gras. Verder zijn een zandloper, een potje inkt en een daarbij behorende veer afgebeeld. Naast de andere veel grotere deur hangt eveneens een steen met inscriptie: ‘Pati et Contemni’ (= lijden en veracht worden), op de door Reve zelf opgetrokken gevel. Aan het huis ernaast zit nog immer de brievenbus, de bron voor de vele brievenboeken. | |
De Russen tegenhoudenNieuwsgierig tuur ik door de ramen naar binnen: vandaag is er niemand thuis.
Het huis is sober ingericht met veel bric-a-brac. De meubels zijn vrijwel uitsluitend tweedehands. Op de piano staan: een pendule zonder uurwerk, dat vervangen is door een naar buiten leunend, plastic, menselijk skeletje; een vogelkooitje met twee speelgoedbeertjes en een miniatuur kerstboompje van namaakgroen vol glinsterende kitsch.Ga naar eind4. | |
[pagina 47]
| |
Met Gerard Reve zijn de kitscherigheid en de piano verdwenen. De meubels zijn daarentegen nog immer tweedehands en op een groot bed ligt nog steeds een kat, Justine. De rieten omheining en de rozen van toen zijn allang verdwenen. De schutting had de auteur zelf door een hoge door hem zelf gemetselde muur vervangen: ‘om de Russen tegen te houden’, hoor ik later. De rozentuin is vervangen door een grasveld. In de slecht onderhouden tuin liggen tritsen dakpannen en gloren een paar armoedige gladiooltjes. ‘De vorige bewoners hebben de bedstede weggehaald’, zegt de vrouw tegenover me, een huidige bewoonster van de Doarpswei. Ze is schilderes: kennelijk blijft het plaatsje een onweerstaanbare aantrekkingskracht op kunstenaars uitoefenen. ‘Ons huisje lijkt wel op dat van hem, hiernaast. Alleen is dat wat hoger van binnen’. Een koe staart verbaasd door het raam. Een schaap blaat. ‘Ik ben hier gaan wonen om te werken, maar eigenlijk doe ik helemaal niets. Je wordt constant afgeleid. Juist in zo'n overzichtelijke dorpsgemeenschap krijg je oog voor het kleine. Het konijn dat losloopt tussen de huizen, een vogel in je tuin. Je hebt hier werkelijk een schitterend uitzicht. Bij helder weer kun je van hieruit zes dorpjes zien liggen. En de zonsondergangen zijn echt prachtig. Ik denk niet dat ik hier ooit nog weg wil.’ ‘Het is het Koninkrijk Gods, vooral savonds om een uur of negen, met een zachtrode zon dicht boven de horizon, de mensen in hun achtertuin aan de tochtsloot, breiend of de krant lezend.’Ga naar eind5. | |
Literair toerismePlots komt Reves voormalig buurman binnen. Veel zin om allerlei anekdotes uit de tijd van Gerard Reve op te diepen heeft hij niet. Liever vertelt hij over de aanplant van boerenkoolstronken. ‘Dat is allemaal geweest. Bovendien kun je wel bezig blijven. Laatst was hier nog iemand uit Brabant die vroeg of hij iets uit die tijd mocht opschrijven. Nee, zei ik toen. Daarover heb ik nu genoeg gezegd.’ Ik begrijp dat ‘de vlek’ en met name Huize Het Gras een bedevaartsoord is voor idolate Reve-fans. Toen de schrijver er zelf nog woonde, was het al niet anders, een feit waarover de schrijver zich vaak beklaagde. Hoewel het een werkdag is, hebben zich reeds moderne toeristen getoond. Een man was aan de deur, die een ‘ernstig levensprobleem’ wilde bespreken. Verder een blonde jongen met een neger, die wilde dat ik ‘voor een select gezelschap’ een toelichting gaf op mijn werk. Henk heeft beide zaken buiten afgehandeld, en was er na afloop beroerd en opgewonden van. Nu weet hij, wat Tijger en ik sedert 1964 doorstaan hebben.Ga naar eind6.
Na enige aarzeling, en enkele beleefdheidsuitwisselingen in het Fries, komt de oud-buurman alsnog een beetje los. De aardige man wil geen kwaad woord horen over de burgerschrijver, die hij zelf nog onophoudelijk Van het Reve noemt. Ik begrijp dat Gerard en Willem, en later Henk, gemakshalve ‘de jongens’ genoemd, regelmatig bij hem op bezoek kwam. Als ze terug kwamen van een reis stond er dikwijls een kop koffie of een kom soep voor hen klaar. Maar liever wipte Reve zomaar binnen. Ook nodigde de schrijver regelmatig dorpelingen uit om een eindje met hen te gaan rijden. Naar Amsterdam, ‘naar waar zij woonden’. Zelf kon hij toen nog niet rijden. Vlak voor zijn vertrek zou hij niettemin in Friesland nog zijn rijbewijs weten te behalen.
Ik ben geslaagd voor mijn rijbewijs, letterlijk bedoel ik, voor het berijden van een automobiel. Morgenochtend zou het bewijs in de bus moeten vallen, tenzij het aan homosexuelen onthouden wordt?Ga naar eind7. | |
Een gulle geverToen de buurman ziek was, werd hij enige tijd door de auteur verzorgd. ‘Hij had immers in Engeland een tijdje in de verpleging gewerkt. Zo heeft hij me regelmatig geschoren. Omdat hij ieder boek dat hij geschreven had, ongevraagd bij ons door de brievenbus kieperde, las ik toen wel eens een boek van hem. Nou, ik vond er niets aan; ik had het halverwege al uit.’ Ook bij andere mensen ging de auteur op ziekenbezoek, vaak vergezeld van versterkende middelen. ‘Bruiloften daar kwam hij ook. Maar dan met mensen die hij goed kende, dan wist hij dat hij in een vertrouwelijke omgeving was. Hij nam ook altijd wat mee. Hij was beslist een gulle gever.’ Zo gaf hij kinderen paaseieren. Ter gelegenheid van een 25-jarig huwelijksfeest liet | |
[pagina 48]
| |
hij Greonterp, vanuit een door een vriend bestuurde helicopter, waaruit ook een mand met presentjes neerdaalde, bombarderen met een regen van confetti en slingers. Als dankbetuiging kreeg hij daarvoor een slagroomtaart terug. ‘Het was altijd druk bij de jongens. Iedereen kwam op bezoek’, en de oud-buurman lacht, alsof hij een stoet van beelden aan zich voorbij ziet trekken. ‘Van het Reve was echt een aardige vent. Andere dorpelingen dachten daar misschien weer anders over. Maar wij kenden hem als buren natuurlijk veel beter.’ | |
Een onbegrijpelijke notarisIn het dorp waren de opvattingen over Gerard Reve destijds verdeeld, ook volgens Jurgen Hillner. Aan de ene kant waardeerde men de grote, beroemde schrijver, die een status had gelijk die van een geleerde of een notaris; een gewaardeerd persoon. Aan de andere kant bleef hij voor velen een onbegrijpelijke figuur. Zo ging hij om twaalf uur overdag met zijn vrienden met een glas wijn door het dorp. Een ritueel dat niemand heeft begrepen. ‘Of iets anders. Hij heeft altijd gezegd: een nieuw boek, moet ik in een nieuwe kamer schrijven. Het zolderkamertje waarin hij Nader tot U had geschreven had daarmee afgedaan. Er moest een nieuwe kamer komen en daarvoor had hij een varkensstal in gedachten, aan zijn huis. Die heeft hij prachtig vertimmerd met een beeld van Maria op de grond en een grote glazen ruit op de kant waar de openbare weg langs ging, de Dorpsweg. En daar had hij uitgestald een hele poos een doodskist met witte bloemen en kaarsen. Dat zijn dingen geweest die de mensen niet hebben kunnen begrijpen’, aldus Hillner. Reves Greonterpse buurman spreekt de wilde verhalen tegen die over de schrijver de ronde doen. ‘Mijn vrouw heeft al die tijd een dagboek bij gehouden, ieder kopje thee staat daarin. Nee, publiceren daar denken wij helemaal niet aan. Allemaal flauwekul. Tja: en ineens waren ze weg, Willem al eerder, zonder iets te zeggen.’ | |
Op weg naar het eindeDan stapt mijn zegsman op, maar niet zonder met enige trots te zeggen dat Van het Reve een gedicht heeft opgedragen aan zijn vrouw, naar aanleiding van een begrafenis van een familielid. De titel is hij vergeten.Ga naar eind8. Hij moet nog wat schilderen en er komt die middag bezoek. Morgen komt hij wel even naar de boerenkool kijken. En langzaam schoffelt hij het huisje van de kunstenaares uit. Ik blader nog wat door een kalender, opgesierd door enkele aquarellen van de schilderes. Veel winderige vergezichten die het weidse van het omringende landschap oproepen. ‘De afbeeldingen uit deze kalender doen me altijd weer denken aan een vrouw uit Blauwhuis, die ik onlangs naast ons huis tegen haar zoontje hoorde zeggen: Kijk dit is nu het einde van de wereld. Kijk maar: hier houdt de weg op.’ Mijn gastvrouw wijst naar de plek waar ik enige tijd daarvoor heb gelopen. Ik geef haar een hand en loop het pad af, op weg naar het einde. Daar sta ik stil, kijk omhoog naar de blauwe hemel en reciteer:
Ik sta op de rand der wereld
en roep: ‘Waar zijt Gij’.
De echo antwoord: Zijt gij? Gij?
(Gerard Reve, ‘Een zoeker’)
|
|