‘verhalen’ die ze vertellen en de werkelijkheid. Het titel-‘verhaal’ is een essay over Strindberg, maar het is ook een verhaal over de schrijver van het stuk. De lezer volgt hem naar Zweden, alwaar hij in een hutje schrijft aan zijn artikel. Het essay dat in Zweden geschreven wordt gaat echter ook over Jongstra.
Op deze manier lopen er in alle gedeelten van Jongstra's boek verschillende niveau's door elkaar heen. Een ander gedeelte van het boek bestaat uit drie lagen: een essay over een dichter, een verhaal over een liefdesavontuur en informatie over de schrijver van beide stukken. Het is duidelijk niet Jongstra's bedoeling geweest om door middel van dit ‘hoofdstuk’ (’In uw handen beveel ik mij aan’) waarheidsgetrouwe informatie op de lezer over te brengen. In de drie verhaallagen wordt voortdurend naar een andere verhaallaag verwezen, hoewel de lagen niets met elkaar te maken hebben. Ze spelen ieder in een heel andere werkelijkheid. Bovendien is de dichter over wie het gaat gefingeerd.
Toch heeft Jongstra in dit ‘hoofdstuk’ de indruk gewekt dat het om weergave van feiten gaat. Zo voorziet hij de gedeelten over de gefingeerde dichter van voetnoten met (schijnbaar) betrouwbare vermelding van bronnen. Jongstra's boek staat bol van de literatuur. De personages leven van de letteren, ze zwelgen in woorden. Een van de ‘ikken’ zegt ergens: ‘Ik had het gevoel dat ik het midden van mijn levensweg was genaderd, een weg door een landschap van woorden: ik las en schreef de hele dag. Bij de eerste regel van het evangelie van Johannes, “In den beginne was het woord,” was het voor mij niet gebleven; na het woord hield ook alles meteen op. Wat niet was benoemd, niet geschreven, bestond gewoonweg niet: de mens leeft in een verzameling metaforen. Ik kon daarmee vooruit, wist me met een van dag tot dag groeiend gevoel van vertrouwen door het struikgewas van de taal te hakken.’
Eigen teksten en teksten van anderen wisselt Jongstra, net als Ferron, met elkaar af. Zo zijn de eerste woorden van het bovenstaande citaat: ‘Ik had het gevoel dat ik het midden van mijn levensweg was genaderd’, nagenoeg gelijk aan de eerste zin uit Dantes Inferno, en ook nagenoeg gelijk aan het begin van Sylva Sylvarum van Strindberg.
In Wraak! van Niemöller zitten twee broers aan een eenvoudige tafel voor het raam. Buiten regent het. De broers vertellen elkaar verhalen. Dit is alles wat er in de sobere kamer gebeurt. In een aantal verhalen wordt het boek voorgesteld als een lachspiegelhuis. Wie dit lachspiegelhuis binnengaat, raakt verdwaald. ‘Je moet onophoudelijk keuzes maken. Naar links, naar rechts, terug, naar voren. De vervormende spiegels zorgen ervoor dat je telkens een andere richting uit lijkt te gaan dan je werkelijk uitgaat. Je begint aan van alles en nog wat te twijfelen. Zo is het doel van het spel het bereiken van het centrum van het Lachspiegelhuis, maar al spelend begin je eraan te twijfelen of dit centrum wel bestaat’, schrijft Niemöller.
Steeds raken we verdwaald in het labyrint en steeds weer beginnen we opnieuw met onze zoektocht. Dit gebeurt niet alleen in het lachspiegelhuis, het boek, maar ook in de moderne wereld waarin de personages leven. Eén van die personages verwoordt de kwintessens van Wraak! als volgt: ‘Ik denk dat we onszelf voortdurend een beginpunt wensen. Dat we steeds weer opnieuw iets zeggen, of iets doen waarmee we onszelf, en onze omgeving, in het begin van iets plaatsen. Jong, vers, nieuw, krachtig, dat zijn de woorden van onze tijd. We zien onszelf aan het begin van een nieuw tijdperk, zo is het toch?’
De manier waarop Niemöller zijn roman gecomponeerd heeft zorgt ervoor dat de aandacht van de lezer voortdurend op de compositie gericht blijft. De verhalen die worden verteld zijn niets anders dan weinig van elkaar verschillende versies van hetzelfde verhaal. De namen van de personages zijn weliswaar verschillend, maar de gebeurtenissen komen steeds terug. Zelfs als men Wraak! vluchtig doorleest, herkent men in alle verhalen fragmenten, situaties en zinsflarden uit andere verhalen. Niet de verhalen zijn het belangrijkst, maar het vertellen. De personages beginnen steeds opnieuw te vertellen, waarbij ze nogal eens rondlopen in een acht-vorm. Eigenlijk vertellen ze een ‘oneindig’ aantal malen het zelfde verhaal. Steeds wanneer een versie is voltooid ‘leunt’ de verteller ‘tevreden achterover’, of is hij ‘duidelijk opgelucht’. Buiten klettert de regen onverminderd voort.