Vooys. Jaargang 8
(1989-1990)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
Het Alice-in-Wonderland-gevoel
| |
Van sprookje naar werkelijkheid naar waanzin en terugLeonora Carrington (1917) groeide op in een landhuis in Lancashire in Engeland. Haar welgestelde en streng-katholieke ouders doen haar als ze vijftien is op het internaat van het Heilige Graf klooster, wat gevestigd was in een kasteel van Hendrik de Achtste. Ze wordt daar vrij snel afgestuurd wegens ‘verstandelijke tekortkomingen’. Tekenen is haar grote liefde, andere vakken interesseren haar maar met mate. Ook van volgende kloosters en internaten wordt ze afgestuurd, tot haar ouders haar in de kost doen bij Miss Penrose in Florence, waar ze leert schilderen. Een jaar later wordt ze naar een privé-school in Parijs gestuurd om zich voor te bereiden op haar presentatie aan het hof. In 1934 gebeurt dit inderdaad, en twee jaar lang bestaat Leonora's leven uit bals en paardenrennen, tot ze in 1936 wordt toegelaten op de kunstacademie in Londen. Ze bewoont in die tijd een familie-appartement in een luxueus hotel, waar ze in de foyer gesprekken voert over verzonnen symptomen van venerische ziektes. Als ze in 1937 de inmiddels bekende surrealistische kunstenaar Max Ernst ontmoet, verandert haar tot dan toe luxueuze leven. Samen met hem vertrekt ze naar Parijs, waar ze vrij snel wordt opgenomen in de surrealistische groep rond André Breton. Ze stort zich vol hartstocht op de surrealistische groepsspelen en tekent en schildert veel. Haar eerste verhaal La maison de la peur verscheen in 1938 met een inleiding en illustraties van Max Ernst. Uit zijn inleiding: | |
[pagina 37]
| |
Leonora Carrington. Foto: H.L. Mattison.
| |
[pagina 38]
| |
Goede wind, kwade wind, ik stel u voor aan de Gehuwde Vrouw van de Wind. Wie is de gehuwde van de wind? Kan ze wel lezen? Kan ze wel Frans schrijven zonder fouten? Aan welk hout warmt zij zich? Ze warmt zich aan haar heftige leven, aan haar mysterie, aan haar poëzie. Ze heeft niets gelezen, maar alles gedronken. Ze kan niet lezen. En hij zag dat ze stil las, de beesten en de paarden luisterden met bewondering naar haar.
Een jaar daarna verscheen de bundel La dame ovale. Het verhaal ‘La dèbutante’ werd in André Brétons Anthologie de l'humour noir opgenomen en kreeg daardoor internationale bekendheid. Als de oorlog uitbreekt wordt Max Ernst geïnterneerd in een concentratiekamp en blijft Leonora alleen achter in Saint Martin d'Ardèche. Ze raakt in een depressieve crisis en vlucht naar Spanje waar haar ouders haar laten opnemen in een kliniek voor geesteszieken. Na enige tijd weet ze te ontsnappen en vlucht via New York naar Mexico, waar ze de andere uitgeweken surrealisten weer ontmoet. In 1944 publiceert ze En bas, over haar ervaringen in de psychiatrische inrichting. Ze gaat zich steeds meer toeleggen op het schilderen en publiceert, naast enkele toneelstukken, in 1960 nog één roman, The Ear Trumpet. Haar proza was tot voor kort vergeten, maar onder invloed van de belangstelling voor vrouwen binnen het surrealisme en het thema vrouwen en waanzin, is haar werk weer in de belangstelling komen te staan. Thans wordt Leonora Carrington, naast Meret Oppenheim, als de belangrijkste surrealistische kunstenares gezien. | |
Carrington en het surrealismeBinnen het surrealisme spelen vrouwen en het vrouwelijke een belangrijke rolGa naar eind* . De vrouw is het symbool van het sur-reële: zij is de verbintenis tussen de materiële en de spirituele wereld. Zij is de bron van het magische, de tegenhanger van de mannelijke rationaliteit. Via het vrouwelijke, het irreële, is de sur-realité te bereiken. De vrouw wordt dan ook gezien als de muze die de mannelijke creativiteit inspireert. Voor kunstenaressen is dit problematisch; zij zijn hun eigen muze en moeten de inspiratie uit zichzelf halen. Zij gebruiken dan ook het beeld van zichzelf om deze verbintenis tot stand te brengen. Leonora Carrington gebruikt daarnaast vooral dieren en de natuur als inspiratiebron voor haar creativiteit. De hyena (als symbool voor de vruchtbare wereld van de nacht) en het witte paard (de wedergeboorte in het licht van de dag en symbool voor de wereld achter de spiegel) vervangen het mannelijke beeld van de vrouw als intermediair tussen de werkelijkheid en het transcendente. Naast de vrouw als muze speelt ook de vrouw als femme-enfant - een onschuldig en door en door verleidelijk en erotisch wezen - een belangrijke rol binnen het surrealisme. Carrington geeft een andere visie op het beeld van de femme-enfant. Zij stelt dat de vrouw door haar intieme relatie met de kinderlijke werelden van fantasie en magie, in staat is tot creatieve transformaties door de geestelijke in plaats van de erotische kracht. | |
Een waanzinnige werkelijkheidWaanzin als literair thema heeft me altijd gefascineerd: de combinatie literatuur en waanzin zorgt voor verstorende en vernieuwende effecten, zowel in de beschrijving als in het beschrevene. Het is het spel met grenzen, een afkeer van de beperkingen van het bestaan, het op zoek zijn naar wonderen, geheimen en diepere betekenissen. Het is het grensgebied van waan en werkelijkheid, van droom en hallucinatie, van zin en onzin. Zekerheden slaan om in hun tegendeel, en wat uit het oogpunt van logica en fatsoen verzwegen wordt, doet plotseling van zich spreken.
Ook de surrealisten hebben altijd grote belangstelling voor de waanzin gehad. Het spel met de werkelijkheid, het overschrijden van de grenzen van de logica wordt als iets positiefs gezien. Waanzin wordt, net als liefde, poëzie, visioenen en dromen, beschouwd als iets waardoor je een ander bewustzijn bereikt. Carrington ziet dit anders, volgens haar vergeten de surrealisten de pijn en de angst waarmee krankzinnigheid gepaard gaat. Verschillende schrijfsters die zich met waanzin als literair thema hebben beziggehouden, hebben de waanzin ook zelf beleefd (zoals bij voorbeeld Unica Zürn en Anna Kavan). Whitney Chadwick stelt in haar boek Women artists and the surrealist movement dat ‘simulated madness | |
[pagina 39]
| |
[was] a source of man's creativity, real madness a source of woman's.’ Carringtons verhaal over haar periode van gekte, En bas, is dan ook een schrijnend relaas, ontdaan van alle opsmuk en fantasie. De stijl is kort en zakelijk, de vorm gestructureerd als een dagboek. De pijn spreekt uit elk woord en elke zin:
Plotseling stonden José, Santos, Mercedes, Asegurada en Piadosa in de kamer. Ieder van hen pakte een deel van mijn lichaam vast en ik zag het middelpunt van alle ogen op mij gericht met een AFGRIJSELIJKE, AFGRIJSELIJKE blik. De ogen van Don Luis reten mijn hersens uiteen en ik verdween, verdween, verdween in een put... heel diep... De bodem van die put was stilstand, een eeuwig stilstaan op het toppunt van de angst. Maar kunt u ooit begrijpen wat ik bedoel als ik zeg het wezen van het toppunt van angst? Door een vreemde stuiptrekking in mijn vitale centrum schoot ik met duizelingwekkende snelheid weer naar de oppervlakte. Opnieuw zag ik die verschrikkelijke starende blikken en ik schreeuwde: ‘Ik wil niet... ik wil niks met die weerzinwekkende krachten te maken hebben.’ [...] En opnieuw verzonk ik in de eeuwigdurende paniek, alsof mijn smeekbede was verhoord! Hebt u nu een indruk van wat het grand mal-epilepsie is? Want Cardiazol wekt epileptische aanvallen op. Later heb ik gehoord dat deze toestand tien minuten heeft geduurd; stuiptrekkingen schokten door mijn lichaam, ik was hartverscheurend afzichtelijk en trok grimassen die zich door mijn hele lichaam voortzetten. Ik bleef naakt op de grond liggen. Tegen Asegurada riep ik dat ze me citroenen moesten brengen die ik met schil en al opat.
Een verslag dat je alle plezier in het verlangen naar waanzin ontneemt. In Carringtons fictieve verhalen komen de speelse kanten van de waanzin naar voren. Alles is mogelijk, orde en logica ontbreken, de fantasie krijgt vrij spel. Sprekende dieren en vliegende lijken zorgen voor een grote mate van vervreemding. Tenminste, bij de lezer. De menselijke personages lijken zich van niets vreemds bewust, ze vinden alles normaal en leven gewoon door. Ook door de vertelwijze lijkt het alsof er een gewoon, normaal verhaaltje wordt verteld, zoals bij voorbeeld de beginalinea van ‘la maison de la peur’ laat zien:
Op een dag loop ik tegen half één 's middags in een bepaalde buurt rond en kom een paard tegen dat me staande houdt. ‘Kom mee,’ zegt het, ‘juist aan u wil ik iets laten zien.’ Met zijn hoofd wees hij in de richting van een donkere, nauwe straat. ‘Ik heb geen tijd,’ zeg ik, maar loop niettemin achter hem aan.
En zo komt de hoofdpersoon terecht in een zaal met witte paarden, ‘die met hun hoeven stampen alsof ze zich een weg naar het middelpunt van de aarde willen banen.’ Na allerlei wilde avonturen stapt de hoofdpersoon naar buiten en vervolgt haar weg, alsof er niks gebeurd is. Carrington maakt in haar verhalen gebruik van oude Keltische mythen, zoals de Graal-legende, religieuze rituelen en katholieke symboliek. Ook de aarde, als oermoeder, als godin van de vruchtbaarheid is een belangrijke inspiratiebron. Ze verwerkt dit alles in sprookjes die meestal halverwege veranderen in nachtmerries. Lieflijke witte konijnen blijken zich bij voorkeur in leven te houden door het eten van stinkend en rottend vlees. En de gesprekspartner van de in purper en goud geklede jongeling blijkt het Smakelijke Lijk te zijn, die hulp krijgt van het Weldadig Stoffelijk Overschot om de galopperende jonkvrouw te vinden. De ‘gewone’ mensen in de verhalen beschouwen de vreemde wezens als normaal, en kijken nergens van op. En zo voel ik me ook als ik De ovale dame uit heb: al het vreemde komt me normaal voor, ik sta open voor het andere, de realiteit is net zo waanzinnig als de fantasie. Waan en werkelijkheid lopen in elkaar over, een gevoel wat ik als kind had na het lezen van sprookjes. Leonora Carringtons verhalen maken het Alice-in-Wonderland-gevoel weer bereikbaar voor volwassenen. |
|