hangborden. Overal stonden aanwijzingen in cyrillisch schrift, en twee van de lange vleugels bestonden aan een zijde vrijwel geheel uit boekenkasten vol Russische geschriften. Aan de wanden hingen zelfs gedetailleerde stafkaarten van het Russisch grondgebied, en op de tafels lagen onleesbare kranten. Niet dat ik de teksten niet kon lezen; door mijn geobsedeerdheid met codes en geheimschriften wist ik wel waar de letters voor stonden, maar de woorden achter de klanken zeiden me niets. Ik kende, naast njet, alleen pravda, dat waarheid moest betekenen, maar dat woord zag ik nergens.
Toen richtte de majoor het woord tot mij. Dat hij gehoord had dat ik een boekenwurm was. Of ik dan wist dat Nico Scheepmaker hier had gediend. Dat wist ik niet, maar later heb ik het me vaak herinnerd. In dit vreemde gebouw had Scheepmaker dus Russisch geleerd, en ik denk dat hij misschien wel de enige militair geweest is die ooit iets nuttigs met die hem van staatswege opgedrongen kennis heeft gedaan. Eenmaal terug in de burgermaatschappijging hij dissidenten helpen, hij bemoedigde en ondersteunde ze en bracht witte chocola voor ze mee.
Een maal trok ik op mijn nachtelijke omzwervingen door het gebouw een verkeerde deur open, en zag daar in het halfduister mannen rond een tafel zitten met koptelefoons op. Die deden niets anders dan continu Russische radiozenders afluisteren. Zo moet Scheepmaker ook uren gezeten hebben, met fluitende pieptoontjes spokend door zijn hoofd. Dat sombere gebouw, die andere wereld midden in het rumoerige stadscentrum, moet een onuitwisbare indruk op hem gemaakt hebben.
Vanaf dat moment ben ik hem eigenlijk altijd vanuit mijn ooghoeken blijven volgen. Hoewel ik hem niet persoonlijk kende, waren er dingen in zijn karakter die ik zo goed kon begrijpen, omdat ik ze ook, in meerdere of mindere mate, in mij heb. Zijn bezetenheid met Ajax, zijn preoccupatie met taalspelletjes, zijn drang tot televisiekijken, zijn ontembare lust tot het maken van lijstjes. Hij moet kaartenbakken en floppies vol met lijstjes hebben nagelaten. Er kan, naar ik vermoed, een Book of Lists van worden samengesteld.
Verder herinner ik mij dat hij altijd overal opdook. Bij elke literaire gelegenheid van welk allooi dan ook, kon je hem tegenkomen. Zodoende heb ik hem nogal eens gefotografeerd terwijl ik eigenlijk voor iemand anders kwam. Ik denk dat hij alleen aan het aflopen van dat soort gelegenheden een dagtaak had. ‘Nico, wanneer schrijf jij eigenlijk?’ dacht ik wel eens, want ik heb hem nooit ook maar een letter zien opschrijven.
Begin dit jaar miste ik hem voor het eerst op de Nacht van de poëzie. Gewoonlijk zat hij in de zaal en probeerde dan vervolgens via de backstage-ingang zijn collega's te spreken te krijgen, hetgeen eigenlijk altijd met de nodige strubbelingen gepaard ging. ‘Ja, maar ik ben Nico Scheepmaker’ - ‘Ja meneer, dat kan iedereen wel zeggen.’ Maar dit jaar ontbrak hij, in de zaal en in de foyer. Het had een teken moeten zijn.
Hij had van die typische Scheepmaker-trekjes die hem op een bijzondere wijze uniek maakte. Zo placht hij zich vaak aan buitenlanders voor te stellen als ‘Naaiko Shiepmeeker’; omdat hij toch al wist dat zijn naam onherkenbaar verminkt zou worden door een foreign tongue deed hij het maar zelf, dan hield je daar tenminste nog enige controle op.
Tim Krabbé (in NRC handelsblad, 6 april 1990) verheugt zich over het feit dat Scheepmaker gelukkig de afbrokkeling van het communisme nog heeft meegemaakt. Dat wel, maar dat hij de WK-voetbal niet zal meemaken zou hem, als hij het van tevoren geweten had, bijzonder verdriet hebben.
Om negen uur was het bericht op de AVRO-televisie. Het eerder opgenomen programma v/h Van de rug af gezien, dat voor later op de avond stond geprogrammeerd, en waarin hij ook nu weer te zien zou zijn, werd maar niet uitgezonden. Dat dit volstrekt niet in de geest van de overledene was, werd gemakshalve maar even vergeten.
Om elf uur was het bericht op de radio, en om twaalf uur ook. Om een uur was de naam Scheepmaker uit het bulletin verdwenen; vervangen door een mededeling over een dreigende spoor- en zuivelstaking. De actualiteit had hem verdrongen. Alleen het Utrechts Nieuwsblad van de volgende dag