literatuur en zich het liefst ingraven in de loopgraaf van een zo groot mogelijke oplage, daar maakt de dagboekschrijver slechts één exemplaar. Dat van haarzelf. En zo verschijnt in die woedende wereld van drukletters een fragiele wereld in handschrift, geheel individueel en persoonlijk, niet bestemd voor iemand anders.
Het dagboek-schrijven is wel genoemd: ‘The art of self-invention’. Wie een dagboek schrijft vindt zichzelf uit, is de schepper van haar eigen persoon. Want het is natuurlijk niet zo dat het zelf, de ziel en de ervaringen, al bestaan voordat ze worden opgeschreven. Wat aan het schrift voorafgaat is niets, of het is onkenbaar. Het is die ongearticuleerde, verwarde chaos van tijd en gebeurtenissen die het verleden en de vergetelheid in vallen wanneer ze niet ergens vorm krijgen. De persoon begint zichzelf pas te vormen door het schrijven. Het is niet: wie schrijft blijft, maar: wie schrijft die ontstaat. Diegene schept een personage in de roman van haar leven, die maakt het eigen leven tot een lezenswaardig drama. Dat papieren zelf wordt iemand, een persoon om te zijn, iemand om in te geloven. Het papieren zelf dringt zich weer op aan het zelf van vlees en bloed, als voorbeeld. Het dagboek is niet de neerslag van het leven, maar misschien is het wel andersom: het leven wordt geleefd naar het dagboekscript. Dat maakt het dagboek ook een beetje magisch. In de Kalevala, het beroemde Finse epos, wordt beschreven hoe de Finse helden op magische wijze kunnen zingen; zij zingen zich een paard en een wagen. De voorwerpen waarover zij zingen roepen zij daarmee letterlijk op. Het dagboek-schrijven is al even magisch: je schrijft jezelf als het ware weer tevoorschijn.
Er zijn allerlei soorten dagboeken. Sommige mensen houden droomdagboeken bij, anderen werkdagboeken, er zijn dagboeken die alleen ten tijde van crisis worden geschreven, natuurdagboeken, jeugddagboeken, dagboeken rond een ziekte of een therapie. Dagboeken hebben vaak een compenserende functie. Ze zijn selectief. Ik geloof dat je dat makkelijk vergeet wanneer je de dagboeken van beroemde mensen leest - die van Virginia Woolf, Sylvia Plath of Hans Warren bij voorbeeld. Je hebt heel gemakkelijk de illusie dat je een werkelijk en waar beeld krijgt van hoe deze persoon leefde, maar niets lijkt me minder waar. Een dagboek is bedoeld om een bepaald deel van de persoon te herbergen, misschien juist wel het meest verworpen deel. Misschien juist dat deel dat in de buitenwereld niet goed leven kan. Zo hoop ik dat na mijn dood niemand die mij verder nergens van kent in mijn dagboek gaat lezen want ik beschrijf het uitsluitend in tijden van droefenis en moeilijkheden. Eigenlijk ben ik een heel vrolijk en opgewekt persoon, maar als ik mijn eigen dagboek lees, denk ik ook wel eens: wie is die vrouw? Daar kom ik dan uit tevoorschijn als een tobbend iemand die wel ergens leeft, maar waarvan ik niet zou willen beweren dat ik ermee samenval.
Het wezenlijkste is dat een dagboek niet bedoeld is voor publicatie. Daarom zijn dagboeken vaak zo mooi: ze zijn zonder dat keurslijf van de literatuur tot stand gekomen. Ze bevredigen natuurlijk ook ons voyeurisme: het zijn illegale boeken, geheime boeken, verboden boeken. Dagboeken zijn even fascinerend als een fysieke geboorte; we zijn getuige van een innerlijke geboorte, van de schepping van een persoon door zichzelf. De troost die ervan uitgaat voor de lezer is misschien ook wel deze: dat je voorgedaan krijgt hoe je ook zelf het meest verworpen deel zou kunnen adopteren. Hoe je ook jezelf weer bij elkaar zou kunnen rapen en dat niemand je zal uitvinden als je het zelf niet doet.
* Shari Benstock (red.), The Private Self. Theory and Practice of Women's Autobiographical Writings, London (Routledge) 1988. |
Bella Brodzki/Celeste Schenck (red.), Life/lines. |
Theorizing Women's Autobiography, Ithaca/London (Cornell U.P.) 1988. |
Nancy Miller, ‘Women's Autobiography in France’. In: Miller, Subject to Change, 1988. |
Sidonie Smith, A Poetics of Women's Autobiography: Margjnality and the Fictions of Self-representation, Bloomington, Indiana U.P. 1987. |
Carolyn Heilbrun, Writing a Woman's Life. |
Francoise Lionnet, Autobiographical Voices. Race, Gender Self-portraiture. (Cornell U.P.) 1989. |
MAAIKE MEIJER