Spontane opwellingen
Een interview met Hans van Straten
Henk Hardeman
Bloeit de letterkunde in Utrecht, of is de bodem van de Domstad onvruchtbaar als het om de schone letteren gaat? Men zou zeggen het eerste, afgaande op de literaire avonden van de laatste jaren, onder andere georganiseerd door SLAU (Stichting Literaire Activiteiten Utrecht), en bijeenkomsten van het Genootschap Gerrit Achterberg in het Utrechtse Polmanshuis. Maar is dit soort activiteiten wel een goede graadmeter? Op deze avonden wordt van alles gedaan; er wordt voorgelezen uit eigen of andermans werk, wetenschappers verkondigen hun interpretaties van bekende gedichten, musici zetten gedichten op muziek en dragen deze voor. Maar geschreven wordt er niet. En daar gaat het toch om.
Nog niet zolang geleden woonden er echte schrijvers in Utrecht. Marsman studeerde er bij voorbeeld en vestigde zich er later als advocaat op het adres Oudwijkerlaan 4 bis. Achterberg woonde in de Boomstraat nummer 20 bis, waar hij op 15 december 1937 zijn hospita doodschoot. Du Perron woonde in januari 1932 een blauwe maandag op de Frederik Hendrikstraat nummer 83, in afwachting van zijn aanstaande echtscheiding van Simone Sechez.
Veel zullen ze er niet geschreven hebben.
Na de oorlog waren alle schrijvers weg. Foetsjie. ‘Utrecht vraagt zich nog altijd af waarom’, schrijft Hans van Straten in De omgevallen boekenkast. Getuige zijn aantekeningen heeft hij niet veel op met Utrecht: ‘(...) stad waar je geen levende ziel tegenkomt. Wel veel dode’; ‘Utrecht ligt in het centrum van het land. De middelmatigste doorsnee-Nederlander is dan ook de Utrechter’. Toch woont hij er alweer bijna twintig jaar. Wat hij vooral miste waren de bruine kroegen, waar hij, toen hij nog in Amsterdam woonde, zijn collega-journalisten ontmoette. Rond 1970 was er op dat gebied weinig te beleven in Utrecht. ‘Ik heb nog lange tijd gedacht dat ik toch weer terug zou gaan naar Amsterdam’, zegt hij halverwege het gesprek, ‘maar dat is niet langer het geval.’ Op mijn vraag of hij het gemis aan sociale contacten in Utrecht dan heeft opgevangen, verschijnt er een wat treurige blik in zijn ogen. ‘Dat was niet op te vangen’, zegt hij met enige nadruk, ‘je werd volledig op jezelf teruggeworpen.’
Hans van Straten (1923) was als (kunst)redacteur verbonden aan Het Vrije Volk en het Utrechts Nieuwsblad. Daarnaast gaf hij in eigen beheer werk uit; bekend is vooral zijn Sjaalmanpers (samen met Jan Praas) die onder andere een cahier met stukken tegen Multatuli uitgaf: Multatuli onder vuur (1986). Hij verzorgde diverse bloemlezingen en schreef een monografie over H.N. Werkman: De drukker van het paradijs (1963). Ook maakte hij jarenlang notities van literaire anecdoten, aforismen en aanverwante zaken op papiertjes die hij in zijn boeken wegstopte. Op een dag viel een boekenkast om. Dit resulteerde uiteindelijk in de publicatie van zijn notities in een Privé-domein deel: De omgevallen boekenkast (1987). Deze notities worden sinds december 1988 voortgezet in Het oog in 't Zeil. Na lezing van het boek besloot Vooys de auteur eens op te zoeken. Er was weer een boekenkast omgevallen.
Het huis in Utrecht ontdekten Van Straten en zijn vrouw Joke bij toeval. Het staat aan een doodlopende laan met uitzicht op een kerkhof.