leeft; de man wekt haar pas tot leven. Dat meisjes een boeiend meisjesleven hebben is niet aan de orde. Dat het vrouw-worden misschien wel wordt bepaald door andere factoren, zoals levenservaring, geestelijke rijping, menstruatie, een zelfgezochte ontmaagding, wordt hier uitgesloten. Dat meisjes evenzeer jongens ontmaagden als andersom blijft buiten beeld. En dat sommige meisjes in heterotermen liever maagd blijven en niettemin vrouw worden is hier al helemaal achter de horizon verdwenen. Het versje is een product van mannelijk ‘wishful thinking’. De ‘redder’ trekt alles naar zich toe. Door de ontmaagding als geboorte te presenteren grijpt hij zelfs de macht over de reproductie. Hij is man en vrouw tegelijk, want hij neemt de traditioneel vrouwelijke macht door vroedvrouw te spelen. Hij wint de strijd met de monster/moederfiguur, aan wie hij het ongeboren meisje ontrukt. De baring verbeterd: over baarmoedernijd gesproken.
Deze greep naar de macht over de handeling, over het subject van het meisje, over de monster/moeder uit wie het meisje moet worden losgesneden en over de baring zelf gaat met bijzonder veel geweld gepaard. Je zou haast denken dat die redder zich niet zo gemakkelijk voelt, anders zou hij wel wat minder hysterisch te werk gaan. Want ja, hoe lustvol kan dat toch wezen, een penis als ‘dolkmes’ die vooral ‘kloek’ (snel snel) moet ‘snijden’. Ondanks de eenzame bevrediging die deze enge heldendaad schijnt te schenken zou ik als man toch bijzonder weinig behagen scheppen in zo'n ‘kloeke jagerssnede’. Maar goed, de analyse van die afstotende presentatie van (mannelijke) seks als geweld laat ik over aan de mannen onder u.
Kortom: ik kan de humor van dit ‘humoristische’ sonnet niet inzien. Ik kan het niet anders dan weerspannig lezen, in de rol die Judith Fetterley de ‘resisting reader’ noemde.
Maar hoe zit het nu met collega-neerlandicus Robert-Henk Zuidinga? Is Robert-Henk Zuidinga een seksist? Nauwelijks. Ik ken hem nog van een middelbare school waar hij ook leraar was, en daar was hij immer vriendelijk en voorkomend. Hij is een prettig mens. Hij voerde de gastredactie van een themanummer van Bzzletin (166/167, mei/juni 1989) over Renate Dorrestein. Hij schreef zelfs over het werk van Dorrestein en een echte seksist overleeft dat niet. Maar waarom neemt hij dat stuitende versje dan op? Ik zal u zeggen waarom. Robert-Henk Zuidinga ziet het niet. Hij is er de man niet naar om oorspronkelijk nieuw seksisme te produceren, maar hij verzet zich niet tegen het reeds bestaande. Zodoende is met hem aan de hand wat met talloze mensen aan de hand is: ze reproduceren blindelings het reeds circulerende seksistische vertoog. Aangezien dat ons op elke straathoek toegrijnst moet je actief weerstand bieden om die circulatie te stoppen. Dat bracht collega Robert-Henk Zuidinga niet op. Dat heeft hij gemeen met honderden andere neerlandici. En is dat nou zo erg? Ja, dat is erg. O zeker, er ligt een hele excuusfabriek voor u klaar: wat maakt dat nou uit - het is maar een grapje - het is toch een slecht gedicht, misschien wel omdat het seksistisch is - niemand kent die Driek van Wissen toch? - een paar sonnetten op een heel boek, so what? - heb je niks beters te doen?
Pick and choose. Maar de producten van die excuusfabriek spreken mij niet zo aan. Het seksisme blijft circuleren, in die 200 sonnetten en in talloze andere producten van de Nederlandse schrijvers en van de vakgenoten die hen bestuderen. Het herhaalt zich en herhaalt zich, het vestigt zich opnieuw in jonge lezers als de gewoonste zaak van de wereld. Het wordt alleen maar minder wanneer men er zich actief tegen verzet. Dat te bepleiten en praktiseren beschouw ik - onder andere - als mijn werk.
Nee, ik heb niks beters te doen.
MAAIKE MEIJER
* met dank aan de studenten van ‘Opstand der lezeressen’.