Uit de muur
Hij heeft iets aandoenlijks, de oude staats- en partijleider. Enkele weken geleden was hij zwaar ziek; in de boze buitenwereld circuleerden zelfs geruchten dat hij al overleden zou zijn. Maar zijn behandelend artsen uit de arbeiders- en boerenstaat kregen gelijk: de operatie bleek inderdaad geslaagd, want afgelopen zaterdag was hij weer op het televisiejournaal. Hij ontving met groot ceremonieel, waarbij hij niet alleen rechtop stond maar ook een stukje liep, de nieuwe ambassadeurs van Turkije en Zimbabwe. Vooral de vriendschapsband tussen zijn volk en dat van Zimbabwe schijnt van een heel bijzondere diepgang te zijn. Zoals die tussen zijn volk en dat van China, getuige de reportage in datzelfde journaal over de rituele dansen op tekst van Marx en Lenin door een aantal oude westerse en Chinese heren rond een tafel in Peking, waar een aantal maanden geleden de ‘tragische gebeurtenissen’ plaatsvonden die zo geheel terecht de deksel weer op de ‘contra-revolutionaire’ pot hadden gezet.
In zijn eigen land is er gelukkig niets aan de hand, zegt hij. Meer dan ooit moeten de boeren en arbeiders zich gezamenlijk inspannen tegenover de ‘Verleumdung’, de infame belastering, van zijn staat door duistere regeringen die het licht niet gezien hebben, zegt hij. Zijn land stroomt leeg omdat er een internationale mensenhandel bedreven wordt, zegt hij. Vorige week nog keerde een slachtoffer daarvan herum: een jonge arbeider die door een wulpse westerse Mädel een filtersigaret had aangeboden gekregen, vond zichzelf terug in de buurt van Wenen, - zelfs ‘Drogen’ worden door de buitenlandse vijand niet geschuwd teneinde zijn land leeg te halen, zegt hij.
Zijn land stroomt leeg, in mondiaal opzicht wellicht niet quantitatief (men spreekt in die verhoudingen vaak over miljoenen), maar dan toch qualitatief: zijn jongste generatie. Die wil die knikkerbak die daar Trabant heet wel eens omruilen voor een auto die ook ‘auto’ heet, maar daarbij nog eens comfortabel kan rijden. Die wil ook wel eris wat zien op ‘video’.
Hij zegt..., maar het werkt niet meer. Hier vanuit Berlijn zie ik het aan, en ik zeg: het werkt niet meer. Maar hij is zo aandoenlijk: Erich Honnecker, Staats und Partei-chef, de broze man die een politiek systeem vertegenwoordigt dat niet meer kán. Hij ziet er uit als een aardige grootvader, wanneer hij op de eerste mei met zijn strohoedje wuift naar een miljoen op de Marx-Lenin Platz in Berlin-Ost voorbij-marcherende jongeren.
Ik denk, die man... die man was ‘goed’ in de oorlog. In de dertiger jaren was hij al communist, en toen betekende dat nog wel even wat anders, toen was er ook al een Hitier aan de horizon. Hij heeft de gruwel overleefd, hij dook ooit onder in Amsterdam, - ik herinner mij zijn bezoek aan zijn onderduikadres. Hij werd ooit staatshoofd van het deel van Duitsland dat ervoor zou zorgen dat het fascisme nooit zou herleven. Men bouwde zelfs een muur om te voorkomen dat het neo-nazisme in het voorziene arbeidersparadijs zou kunnen infiltreren. Men bouwde een muur rondom een fictie. Ik houd wel van die muur. Het is een tastbaar monument tussen het hier en het daar: tussen de kapitalistische gekte waarin wij leven, en de socialistische dwaasheid waarin zij leven. Het bestaan van de muur toont tenminste dat er een grens is, je weet tenminste waar het ene rijk ophoudt en het andere begint. Maar ik had het niet over die muur, maar over de mensen daarachter die er nu met een grote boog omheen lopen en er dan vaak vanuit westelijke richting weer tegenaan komen kijken. Van hun Trabi hebben ze dan DR gescheurd zodat alleen de D overblijft. Zo denken ze blijkbaar over hun land. De zelfvoldane patsers hier roepen dat het daar allemaal veranderen moet. Ik denk dat ze gelijk hebben; ik gun ze toch eigenlijk niet zo'n groot gelijk. Hoeveel van die volgevreten patjepejers met gouden armbanden waren goed in de oorlog, of zullen het zijn in de volgende?
Alleen de oude broze roerganger zegt dat er niets aan de hand is, dat het allemaal de schuld is van het kapitaal en de propaganda. Het internationale