Vooys. Jaargang 8
(1989-1990)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |||||||||||||||||
Het alledaagseToen Vondel de tragedie Lucifer schreef baseerde hij zich daarmee op een klassiek bijbelverhaal. De opper-engel Lucifer wordt zich, mede door het werk van intriganten, bewust van het voordeel der mensen boven de engelen: zij zijn niet geslachtloos en kunnen dus genieten van de vleselijke liefde. Lucifer en zijn volgelingen komen in opstand tegen God hetgeen hen ‘van des hemels trans, tot in den afgrond’ doet neerstorten. De afdaling naar beneden komt veel voor in de zeventiende-eeuwse literatuur. Vondel mengde aardse en hemelse begrippen om zaken aanschouwelijker te maken.Ga naar eind1. Zo wordt bij voorbeeld Lucifer ‘Stedehouder’ (plaatsvervanger van God) genoemd, en is zijn uiteindelijke tegenstander, de engel Michaël, ‘Veltheer’. Heel andere bedoelingen dan Vondel had Aemout van Overbeke in zijn tafelspel De amoureuse zodiac, waarin hij de klassieke goden tot de aardse geneugten laat vervallen. Het stuk wordt geïntroduceerd door Cupido die de toehoorders duidelijk maakt dat uiteindelijkalles om de liefde draait, óók bij de goden. Zij worden volkomen van hun stuk gebracht zodra de liefde, en al wat daarmee samenhangt - zoals bij voorbeeld het opsmukken - in het spel is: 'k Loof, dat Pallas niet en at,
Soo s'een Kousse-bant vergat.
Venus heeft een flaeuwt' gekregen
Van verstoortheyt; slechts om dat,
Mars haer hadt verkeert gereegenGa naar eind2.
Somma, altoos schort'er wat.Ga naar eind3.
Het omver halen van heilige huisjes, door verheven zaken in triviale termen te beschrijven, was een geliefde bezigheid van deze auteur. Hij reageerde hiermee op het literaire keurslijf van zijn tijd. Hoewel Spiegel en Bredero er weinig waarde aan hechtten, en zelfs pleitten voor afschaffing ervan, was de algemene eis van die tijd dat een auteur die een literair werk van enigerlei waarde wilde schrijven, de latijnse school doorlopen diende te hebben. Na zich verdiept te hebben in wat de klassieken geschreven hadden kon men voorzichtig aan het vertalen slaan. Het doel van een schrijver zou moeten zijn, via de imitatio- en creatioprincipes, uiteindelijk te wedijveren met de klassieke schrijvers. Men moest er overigens maar van uitgaan dat de kans dat deze top bereikt werd uiterst gering was.
Willem Godschalck Focquenbroch liet de Goden ook graag op aarde neerdalen, onder andere door een dronken Jupiter ten tonele te voeren, die ondersteund moet worden, en de godenwereld in rep en roer te brengen door Typhon, de reus met honderd drakenkoppen, te laten verschijnen.
‘Vrouw Venus setten 't op een jancken,/ Of zy pokken had gevreest’ en ‘God Bacchus vloeckte als een duyvel;/ Om dat hem juyst een paer-stoops glas,/ Gevult met zyn beminde suyvel,/ In dit rumoer ontsoopen was.’ De oppergod Jupiter lijkt wel het bangst van allen; Typhon doet hem ‘van anghst [...] piepen, Gelijck een half-verwurght Konijn’Ga naar eind4. | |||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||
Een andere manier om heilige huisjes omver te trappen gebruikt Focquenbroch in ‘Sonnet op een pijp die hij niet aen kon houwen’, waarin een verheven stijlvorm, het sonnet, wordt aangewend om een triviaal onderwerp te beschrijven: een pijp die maar niet wil branden.
Naast deze verzen, waarin verbindingen tussen hemel en aarde, tussen verheven en triviaal - al dan niet serieus bedoeld - worden gelegd, zijn er in de zeventiende en achttiende eeuw ook tal van gedichten te vinden die alléén maar over alledaagse zaken gaan. Een opmerkelijke voorkeur voor gewone onderwerpen, die misschien wel te vergelijken is met de onovertroffen verhalen van Carmiggelt. Omdat de meest gebruikte literatuurvorm in deze periode (de achttiende en, met name, de zeventiende eeuw) het gedicht was, is het niet verwonderlijk dat deze voorkeur zich met name op poëziegebied uitte. Een korte zoektocht naar dergelijke verzen leverde al een aardige oogst op. De literaire waarde is niet altijd om over naar huis te schrijven, maar er zitten hele aardige bij. Hieronder volgt een kleine bloemlezing van titels.
| |||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||
Tot nu toe is er naar dergelijke verzen nauwelijks onderzoek gedaan. De ontwikkelingen in de literatuurwetenschap van de laatste twintig jaar bieden hiervoor wel de ruimte. In de jaren zestig van deze eeuw kwam er in de literatuur-historie een beweging op gang die naar een andere benadering van literatuur streefde dan tot dan toe gebruikelijk was geweest. De receptie-esthetica betekende een forse kritiek op de traditionele literatuurwetenschap. Door het standpunt van de lezer in het onderzoek te betrekken kwamen teksten boven water die voorheen niet tot de literatuur behoorden en werd aangetoond dat de literaire tekst als objectief gegeven niet bestaat. Een meesterwerk in een bepaalde tijd kon vijftig jaar later als keukenmeidenroman worden beschouwd. De verhalen van Jules Verne zijn oorspronkelijk geschreven voor volwassenen maar in onze tijd worden zij uitgegeven als kinderboeken. Door dit nieuwe standpunt, waarbij literatuur gezien wordt als onderdeel van een communicatief stelsel in plaats van een op zichzelf staand geheel, kwam er aandacht voor andere teksten, bij voorbeeld voor die, welke in de tijd waarin zij geschreven waren zeer populair zijn geweest. De ontwikkelingen in de literatuurwetenschap hadden ondermeer tot gevolg dat de literatuur-historie, die tot dan toe een vrij geïsoleerd bestaan leidde, voorzichtig ging samenwerken met andere wetenschapsgebieden, waarvan een aantal nog erg jong was. Ik denk hierbij onder andere aan de sociale,- en mentaliteitsgeschiedenis. De relaties tussen hemelse en aardse zaken, zoals hiervoor beschreven, kunnen hun plaats vinden in dit geschetste kader. Het handelsgedrag in de zeventiende eeuw wordt niet zelden verantwoord door de ogen naar ‘boven op te slaan’. De literatuur die verbindingen legt tussen hemelse en triviale aardse zaken zou een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan dergelijk onderzoek. Er zijn talrijke metaforische lofzangen op steden overgeleverd, waarin mythologische verhalen bepaalde besluiten moeten verantwoorden. De maagd Amsterdam wordt in de echt verbonden met de handelsgod Mercurius, en een stad zal na haar ondergang glorieus uit haar as herrijzen, zoals de mythische vogel Phoenix, omdat zij nu eenmaal voorbestemd is om groot te zijn - en dus mag heersen over anderen.
Ook literatuur die uitsluitend over gewone, alledaagse zaken gaat, en dus dicht bij de lezer in het communicatieve stelsel staat, zou in dit onderzoek betrokken kunnen worden. Hoewel de literaire waarde vaak-maar lang niet altijd - gering is, is er een ander aspect dat de aandacht verdient, namelijk de afspiegeling die dergelijke literatuur kan zijn van een bepaald tijdsbeeld. Hierdoor kan zij inzicht verschaffen in een bepaalde tijd (Waarmee hield men zich bezig?) en in de beweegredenen van mensen om zich op een bepaalde manier te gedragen. Er schuilt één addertje onder het gras. Net als in de schilderkunst onze beroemde stillevens, kunnen ook deze verzen, die ogenschijnlijk het alledaagse tot onderwerp hebben, metaforisch bedoeld zijn. In het vers ‘Aan de mug die zich aan myn kaerslicht brandde terwyle ik een brief schreef’ van Hieroniemus Sweerts blijkt de mug uiteindelijk te staan voor de dichter, die zich keer op keer weer aan Leonora's liefde brandt.
JOLANDA VIS |
|